Antwoorden op kamervragen over burgemeestersbenoemingen
Antwoorden op Kamervragen van het lid Schinkelshoek (CDA) over burgemeestersbenoemingen.
1. Vraag
Hebt u inderdaad het voornemen om u meer invloed toe te eigenen op de benoeming van burgemeesters, zoals u - blijkens verschillende publicaties - na afloop van het wekelijkse kabinetsberaad op vrijdag 20 april 2007 hebt gesuggereerd? Indien dat niet het geval is, wilt u dan uitleggen wat u exact hebt bedoeld? Indien het wel het geval is, zou u er dan nog eens het coalitieakkoord op na willen slaan, met name bladzijde 37?
2. Vraag
Kan de Kamer ervan uitgaan dat de bestaande praktijk rondom burgemeestersbenoemingen – de gemeenteraad doet een bindende voordracht, waarvan slechts om zwaarwichtige redenen wordt afgeweken – gehandhaafd blijft?
1. en 2. Antwoord
De Gemeentewet bepaalt dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de voordracht voor de benoeming van een burgemeester de aanbeveling van de raad volgt tenzij er sprake is van zwaarwegende redenen om dat niet te doen.
Het ligt dan ook niet in mijn bedoeling af te wijken van aanbevelingen.
Met mijn opmerkingen heb ik aandacht gevraagd voor twee bestuurlijke doelstellingen.
Als minister van Binnenlandse en Koninkrijksrelaties ben ik bij uitstek in de positie om de landelijke uitkomst van alle individuele benoemingstrajecten in beeld te brengen. Dat wil ik in de komende jaren expliciet doen, ook in de richting van de Kamer, op het punt van de spreiding over politieke partijen en van het aantal vrouwen in het burgemeestersambt. Daarmee beoog ik iedereen die een rol speelt bij burgemeestersbenoemingen te activeren binnen de mogelijkheden bij te dragen aan een -over enkele jaren gezien- evenwichtige spreiding en aan een groter aantal vrouwen in dit ambt.
Van de commissarissen van de Koningin vraag ik expliciet om hieraan aandacht te besteden bij het opstellen van hun selecties ten behoeve van de vertrouwenscommissies van kandidaten die in beginsel in een bepaalde vacature benoembaar zijn.
Het aantal vrouwelijke burgemeesters ligt op circa 20%. Naar mijn overtuiging is het gewenst en mogelijk dat meer vrouwen als burgemeester gaan functioneren. Ik constateer wel dat het aantal vrouwelijke sollicitanten dan moet toenemen.
Ik bekijk op dit moment welke concrete activiteiten ik kan ontplooien om bij te dragen aan het bereiken van deze doelstellingen. Daarover zal ik met andere betrokkenen zoals de politieke partijen, commissarissen van de Koningin en de beroepsorganisatie van burgemeesters (NGB) overleggen.
3. Vraag
Is wetswijziging noodzakelijk om de afspraak in het coalitieakkoord te formaliseren? Zo ja, wanneer kan de Kamer voorstellen tegemoet zien? Zo neen, hoe denkt u dan die afspraak te verankeren?
3. Antwoord
De essentie van de passage in het Coalitieakkoord is dat het kabinet vasthoudt aan het uitgangspunt dat de aanbeveling van de raad inclusief de volgorde van de aanbevolen kandidaten doorslaggevend is bij de voordracht tot de benoeming van een burgemeester, waarbij de Kroon het recht behoudt om op zwaarwegende gronden hiervan af te wijken. Om dit uitgangspunt in de praktijk te volgen is geen wetswijziging nodig. De wet noemt op dit moment ook al de zwaarwegende gronden als de enige reden om van een aanbeveling af te wijken.