Toespraak van staatssecretaris A. Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het voorjaarscongres van Divosa op 14 juni 2007 in Den Bosch
Dames en heren,
We hebben samen het doel om het aantal huishoudens in de bijstand met 75.000 te verminderen. Van 300.000 naar 225.000 in 2011.Dat is niet makkelijk, maar wel mogelijk. De lat ligt hoog, maar niet té hoog. Ik denk dat we een voorbeeld kunnen nemen aan Sergei Boekba. De Oekraïense atleet is al een tijdje gestopt met topsport, maar is nog altijd in het bezit van het wereldrecord polsstokhoogspringen: 6 meter 14. Dat sprong hij niet in één keer. Nee. Boebka verbeterde zijn wereldrecord stap voor stap. Of beter gezegd: sprong voor sprong. In 1985 was hij de eerste die over de zes meter sprong. Een hoogte die lange tijd als onbereikbaar werd beschouwd. Daarna sprong hij steeds weer een centimeter hoger. Tot hij zijn top in de buitenlucht bereikte met 6 meter 14.Even tussen haakjes. Boebka staat ook bekend als een slímme atleet. Door steeds één centimeter hoger te springen, verbeterde hij steeds weer zijn eigen wereldrecord en verdiende zo ook steeds weer een extra financiële bonus… Maar dat terzijde.Ik denk dat we met de bijstand een voorbeeld aan Sergei Boebka kunnen nemen. Eérst onder de magische grens van een kwart miljoen huishoudens in de bijstand. Daarna stap voor stap richting 225.000.
Het verminderen van het aantal mensen in de bijstand is één van mijn ambities voor de komende vier jaar. In het akkoord dat ik met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heb bereikt, staan vier ambities.Eén.
Het aantal mensen dat een beroep doet op de bijstand moet de komende jaren met 75.000 omlaag. Om precies te zijn: van 302.000 eind 2006 naar 227.000 in 2011.Twee. Bovenop die 75.000 willen we nog eens 25.000 mensen extra aan de slag helpen. Nuggers in het jargon. Mensen die nu niet werken en geen uitkering hebben. Drie. We gaan ons extra inspannen om armoede en problematische schulden te bestrijden.Vier: We gaan het ondernemerschap extra stimuleren.
Vier ambities op een bereikbaar niveau.We hebben het economische tij mee. De Nederlandse economie draait op volle toeren. Er zijn bedrijven die, door een tekort aan personeel, minder produceren dan ze zouden willen en kunnen. Er zijn sectoren waarin, door de vergrijzing, al snel een schreeuwende vraag naar vakbekwaam personeel ontstaat. Nu al zijn er meer dan 210.000 vacatures.Dat is de ene kant. Aan de andere kant hebben we een aanbod van honderdduizenden mensen. Dan heb ik het niet alleen over die bijna 300.000 mensen in de bijstand. Maar ook over ongeveer 250.000 mensen in de WW. En over al die mensen die zonder uitkering aan de kant staan.We hebben met z'n allen een geweldig probleem als we dat gat tussen vraag en aanbod niet dichten. Als het ons lukt om mensen uit de bijstand of de WW aan de slag te helpen, dan slaan we twee, nee, dríé vliegen in één klap. We bieden die mensen een betaalde baan, we helpen bedrijven met het vervullen van hun vacatures én we hoeven met elkaar minder te betalen aan uitkeringen. Die driedubbele winst kunnen we niet alleen in Den Haag boeken, maar vooral op de regionale arbeidsmarkt. Hoe?
Het sleutelwoord is, wat mij betreft, samenwerken. Laat alle betrokken partijen op de regionale arbeidsmarkt er sámen de schouders onder zetten. In regionale allianties. Een soort huwelijk van vijf of zes partijen op huwelijkse voorwaarden.Om een mogelijk misverstand te voorkómen: ik pleit hier niet voor polygamie, hè, ik wil alleen maar dat meerdere partijen op de regionale arbeidsmarkt elkaar het jawoord geven. Welke partijen? Ik denk aan de gemeenten, aan de Kamers van Koophandel, aan de vakbonden in de regio, aan de werkgeversorganisaties in de regio, aan CWI en UWV, aan de roc's en het beroepsonderwijs, van vmbo tot hbo. Ze zouden samen concreet af moeten spreken hoe ze het gat tussen vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt willen gaan dichten. Door betere samenwerking. Door betere onderlinge afstemming. Daar heeft iedereen baat bij. Het onderwijs levert betere leerlingen af als de vakkennis en de vaardigheden van die leerlingen beter aansluiten bij de praktische behoefte van het bedrijfsleven. Werkgevers krijgen minder moeite met het vinden van geschikt personeel als ze tijdig aangeven aan welk personeel ze in de toekomst behoefte hebben. Mensen die nu een beroep op de bijstand doen, krijgen de kans om te leren en/of te werken. En gemeenten profiteren daar weer van door meer bedrijvigheid en minder beroep op de bijstand. Het initiatief hoeft niet per se van de kant van de gemeenten te komen, maar wat mij betreft nemen de gemeenten de regie in handen. Ik denk dat de bestaande regionale arbeidsmarktplatforms een model kunnen zijn voor de regionale allianties. Een model. Niet hét model. Laat de betrokken partijen zelf maar kiezen welk model het best in hun regio past. Ik verwacht er veel van. De afkorting die er met regionale alliantie te maken valt, is trouwens al veelbelovend. Re. Al. Dat klinkt realistisch. Real. Dat móét toch scoren?
Dames en heren,
Dat waren de ambities om mensen aan de slag te helpen. Ik kom nu op een volgende ambitie: een extra impuls voor het bestrijden van armoede en schuldenproblematiek. Die impuls bestaat niet alleen uit extra injecties voor het gemeentefonds, die oplopen tot 80 miljoen euro in 2011, maar uit een rijke mix van maatregelen. Ik pik er één uit. Ik wil gemeenten aanmoedigen om gerichte bijstand te geven aan gezinnen met schoolgaande kinderen. Gerichte bijstand zoveel mogelijk in natura. Daarbij denk ik dan aan een computer of aan de contributie van een sportclub. Ik kan me voorstellen dat gemeenten afspraken maken met sportverenigingen. Kunnen ouders laten zien dat ze klant van de sociale dienst zijn? Stuur de rekening voor de contributie van hun kinderen dan direct door naar de gemeente. Die rekent dan af. Zulke afspraken kunnen gemeenten ook maken met andere verenigingen en verkopers van computers.
Dan zijn er natuurlijk altijd mensen die zich afvragen of het niet te betuttelend is om die bijstand rechtstreeks over te maken en niet aan de ouders te geven. Daar ben ik gauw klaar mee. Zo zijn we er absoluut zeker van dat het geld wordt gebruikt voor de sportclub van de kinderen en dat de ouders het geld niet gebruiken voor iets anders. We doen het dus niet om die ouders te betuttelen, we doen het om hun kinderen te helpen. Om te zorgen dat ook zij de kans krijgen om te sporten, om muziek te maken, om thuis op een computer hun huiswerk te maken. Daar hebben die kinderen recht op. Ook deze kinderen, nee júíst deze kinderen, moeten we de kansen geven die we álle kinderen willen geven. Het zijn óók kinderen die dromen van een toekomst als voetballer of violist, als atleet of arts. Bijzondere bijstand in nature is een investering in een betere toekomst. Voor die kinderen en voor onszelf.
Dames en heren,
Ik kom bij de vierde ambitie uit mijn akkoord met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het stimuleren van het ondernemerschap. ‘Is het starten van een eigen bedrijf niet iets voor u?’ Het zou één van de eerste vragen moeten zijn aan mensen die een beroep doen op de bijstand of de WW. Zelf denken ze er vaak gewoon niet aan of hebben ze niet genoeg geld om een eigen bedrijfje te starten. Daarom gaan we het kleinschalig ondernemerschap bevorderen.
Mensen met recht op een uitkering, die een eigen bedrijf willen starten, en daar een levensvatbaar plan voor hebben, krijgen een borgstelling van de overheid, zodat ze makkelijker krediet kunnen krijgen van een bank. We beginnen met een proef in Leeuwarden, Lelystad en Rotterdam. Natuurlijk is dit niet voor iederéén in de bijstand een optie. Maar ik heb bijvoorbeeld heel wat vluchtelingen ontmoet, waarvan ik dacht: ‘Waarom hebben die een uitkering? Dit zijn geboren ondernemers!’ Mensen die de moed hadden om op te staan, weg te gaan en hier opnieuw te beginnen. Mensen met een goede opleiding en een gezonde overlevingsdrang, met durf en doorzettingsvermogen. Je zou bijna zeggen, mensen met een VOC-mentaliteit…Maar in ieder geval mensen tegen wie we moeten zeggen: ‘Waarom probeert u het niet als zelfstandig ondernemer? U heeft een grote kans op succes!’
Dames en heren,
Ik heb hier een kwartier om de afspraken met de VNG uit de doeken te doen. Dat is te weinig. Ik had u graag uitvoerig willen vertellen over de voordelen van het vastleggen voor meerdere jaren van de gemeentelijke budgetten voor re-integratie en bijstand. Daardoor worden de budgetten niet alleen stabieler, maar kunnen gemeenten de collectieve winst ook langer behouden. Ik had u nog van alles willen vertellen over de punten in het akkoord waar ú in de praktijk uw voordeel mee kunt doen. Maar dat komt nog wel. Vraag me nog niet hoe, maar het is mijn bedoeling om uitvoerig tekst en uitleg te komen geven aan iedereen die bij de uitvoering van het beleid is betrokken. Dat is belangrijk, want we moeten samen aan de slag om ons doel te bereiken. 75.000 Mensen minder in de bijstand. 25.000 Mensen extra aan de slag. Het beter bestrijden van armoede en problematische schulden. De lat ligt hoog, maar niet onrealistisch hoog. Ik heb het goede gevoel dat het ons gaat lukken. Net zoals het Sergei Boebka lukte om steeds hoger te springen. Er is wel een verschil in de prestaties die hij leverde en waar wij nu voor staan. Boebka werd persoonlijk beloond voor zijn prestaties. Met geld en gouden medailles. Daar draait het voor ons niet om. Wij hebben een andere motivatie. Iedere keer als het ons lukt iemand uit de bijstand te helpen, iemand weer méé te laten doen, dan helpen we iemand vooruit. Niet op weg naar een wereldrecord, maar op weg naar werk. Het gaat mij niet om mijn succes als staatssecretaris, het gaat me om hún participatie, hún perspectief.
Iedere keer dat het ons lukt om iemand uit de bijstand te loodsen, om iemand aan een betaalde baan te helpen, is dat voor mij net zo waardevol als een gouden medaille.