Antwoorden op kamervragen van Vendrik over bezuiniging op de buitengewone uitgavenregeling

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

MEVA-K-U-2767676

12 juni 2007

Antwoorden van minister Klink en mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën, op de Kamervragen van het lid Vendrik (GroenLinks) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën over de bezuiniging op de buitengewone uitgavenregeling (2060713520).

Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op schriftelijke vragen over de bezuiniging op de buitengewone uitgavenregeling? 1)

Antwoord 1
Ja

Vraag 2
Waarom zal het voor gemeenten wel mogelijk zijn om de doelgroep goed af te bakenen, en waarom is dat in de fiscaliteit niet mogelijk? Welke afbakening kunnen en moeten gemeenten maken die in de fiscaliteit niet mogelijk is?

Antwoord 2
Een regeling uitgevoerd door de rijksoverheid is per definitie een generieke regeling waar in theorie 16 mln Nederlanders een beroep op kunnen doen. Een dergelijke regeling kan niet worden toegespitst op individuele situaties. De regelingen die de gemeenten uitvoeren gelden alleen voor de inwoners van de gemeenten. Uit de regelingen die de gemeenten al uitvoeren zoals de WWB en de WMO blijkt dat gemeenten zeer goed in staat zijn om gericht en op het individu gerichte maatregelen te nemen.

Vraag 3
Deelt u de mening dat het maatwerk via gemeenten al snel kan leiden tot rechtsongelijkheid? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3
Maatwerk via de gemeenten betekent dat per soort situatie bekeken zal worden wat nodig is. Een verschillende aanpak leidt afhankelijk van juist de relevante verschillen tussen mensen en hun situatie niet tot rechtsongelijkheid maar een gerichte aanpak.

Vraag 4
Wilt u dit keer wel antwoord geven op de vraag waarop het bedrag van 400 miljoen euro is gebaseerd? Is dat toevallig gelijk aan de onverwachte stijging van de uitgaven in 2006?

Antwoord 4
In het Coalitieakkoord zijn voor de komende jaren politieke keuzes gemaakt rondom het te voeren beleid. Hierbij is besloten de tegemoetkoming voor buitengewone uitgaven meer specifiek te richten op chronisch zieken via de WMO. Als gevolg van de betere gerichtheid zal geld bespaard worden aangezien niet chronisch zieken nu ook profiteren van de BU-regeling. In het CA is hiervoor taakstellend 400 mln opgenomen. Deze 400 mln is even hoog als de door de vragensteller genoemde ramingsbijstelling van september 2006 maar staat daar verder los van.

Vraag 5
Is het u bekend dat in het rapport “Naar integratie van buitengewone uitgaven en zorgtoeslag” de inkomenseffecten van de voorkeursvariant van het kabinet niet in kaart zijn gebracht? Is de keuze van het kabinet dus tot stand gekomen zonder inzicht te hebben in die inkomenseffecten? Vindt u dat verantwoord? Als er wel inzicht is in de effecten, kan de Kamer dat onderzoek dan zo snel mogelijk ontvangen? Als de inkomenseffecten nog niet zijn onderzocht, bent u dan bereid dat alsnog zo snel mogelijk te doen?

Antwoord 5
In het rapport “Naar integratie van buitengewone uitgaven en zorgtoeslag” is een aantal varianten beschreven. Een van de daar beschreven varianten is om de (T)BU over te hevelen naar de gemeenten en toe te spitsen op chronisch zieken en gehandicapten. Het rapport geeft met betrekking tot deze variant aan dat het leveren van maatwerk ertoe zal leiden dat chronisch zieken en gehandicapten die nu via de buitengewone uitgavenregeling onvoldoende bereikt worden, erop vooruit gaan. Degenen die via de buitengewone uitgavenregeling gelet op hun kosten nu juist ruim worden bedeeld, zouden er daarentegen op achteruit gaan.
De exacte inkomenseffecten hangen uiteraard af van de exacte invulling. In het traject naar de uiteindelijke overheveling per 1 januari 2009 zal deze invulling duidelijk worden en zullen ook de inkomenseffecten duidelijk worden.

Vraag 6
Deelt u de mening dat verbetering van de huidige regeling danwel het ontwerpen van een nieuwe regeling een zorgvuldige voorbereiding vergt in overleg met betrokken partijen? Deelt u derhalve de mening dat een bezuiniging van 400 miljoen euro volgend jaar, los van de vraag of het wenselijk is, hoe dan ook niet haalbaar is?

Antwoord 6
Wij delen de mening van de vragensteller dat deze afspraak uit het Coalitieakkoord een zorgvuldige voorbereiding vergt. Om deze reden zal de omzetting van de BU naar de WMO nog niet in 2008 kunnen plaatsvinden. Wij zullen overigens de betrokken partijen in deze voorbereiding betrekken zoals zij ook geconsulteerd zijn bij het tot stand komen van het in vraag 5 genoemde rapport. Met Prinsjesdag zal bekend worden hoe wordt omgegaan met de afgesproken taakstelling van 400 mln.

1) Aanhangsel Handelingen, nr. 1286, vergaderjaar 2006-2007