Europese landbouwministers eens over bestrijding aardappelmoeheid
De Europese Raad van Landbouw- en Visserijministers heeft de nieuwe EU-richtlijn voor de bestrijding van aardappelcysteaaltjes (Globodera pallida en Globodera rostochiensis) vastgesteld. Dit aaltje veroorzaakt de plantenziekte aardappelmoeheid. Het gaat om een herziening en modernisering van de oude EU-bestrijdingsrichtlijn uit 1969.
Met deze nieuwe richtlijn harmoniseren de lidstaten de uitvoering van de maatregelen tegen het aardappelcysteaaltje.
Op 1 juli 2010 moet de nieuwe richtlijn in de lidstaten zijn ingevoerd. De richtlijn is van groot belang voor de aardappelsector (pootgoed, consumptie- en zetmeelaardappelen) en de sectoren boomkwekerij, bloembollen en uitgangsmateriaal. De afgelopen jaren is tijdens het totstandkomen van de nieuwe richtlijn door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Plantenziektenkundige Dienst intensief overleg gevoerd met de verschillende sectororganisaties. Ook in de komende jaren tijdens de hele invoering en uitwerking van de richtlijn op nationaal niveau zal dit overleg met het bedrijfsleven voortgezet worden.
Belangrijkste veranderingen ten opzichte van de oude richtlijn zijn:
Het grondonderzoek dat voorafgaand aan de teelt vaststelt of een perceel vrij is van aardappelcysteaaltjes wordt binnen de EU gestandaardiseerd. Voor Nederland betekent dit dat er in bepaalde gevallen grotere monsters moeten worden genomen en in andere gevallen kleinere monsters. Het mogen nemen van kleinere monsters is verbonden aan bepaalde voorwaarden.
Net als in de oude richtlijn wordt bij een vondst van aardappelcysteaaltjes een besmetverklaring opgelegd op een terrein. De eisen aan de afbakening van dit terrein zijn aangescherpt. De afbakening dient plaats te vinden op basis van wetenschappelijke inzichten over de verspreiding van het aardappelcysteaaltje op een perceel. De periode waarbinnen een besmet verklaard terrein opnieuw onderzocht mag worden, wordt aan minimumnormen verbonden. Indien een bestrijdingsmaatregel wordt getroffen wordt dit minimaal drie jaar, in overige gevallen minimaal zes jaar.
De eisen van de richtlijn voor ander voortkwekingsmateriaal dan pootaardappelen worden verlaagd. Er gelden alleen nog gespecificeerde eisen voor waardplanten (planten die vatbaar zijn voor het aardappelcysteaaltje) en bepaalde planten die in rotatie met aardappelen worden geteeld. De nieuwe richtlijn biedt ruimte voor een lichter regime voor niet-waardplanten. Naast de teelt op aardappelcysteaaltjesvrije grond, laat de nieuwe richtlijn toe dat deze producten na de oogst volgens een goedgekeurde methode grondvrij worden gemaakt.