Antwoorden op kamervragen van Agema over het doorlichten van welzijnsinstellingen die werken met jeugd
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DJB-K-U-2770167
11 juni 2007
Antwoorden van minister Rouvoet op kamervragen van het Kamerlid Agema over het doorlichten van welzijnsinstellingen die werken met jeugd (2060714570).
Vraag 1
Kent u het bericht1 dat de gemeente Amsterdam een einde wil maken aan de toestand waarin tientallen, zo niet honderden grote en kleine organisaties, allen met hun eigen clubjes en eigen subsidies, geheel versnipperd werken voor dezelfde doelgroep, en dat Amsterdam daarmee zelf aangeeft dat ze een «Frankenstein» hebben gecreëerd?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bereid het voortouw te nemen, en landelijk het initiatief te nemen om alle welzijnsorganisaties door te lichten en bij gebrek aan resultaten (outcome) te korten c.q. op te heffen en met de vrijgekomen middelen (honderden miljoenen euro’s per jaar) alle kinderen gratis naar een sportvereniging te laten gaan omdat daar de ware integratie plaatsvindt?
Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2
De subsidiëring van lokale welzijnsorganisaties is een lokale verantwoordelijkheid. Gemeenten spreken hiervoor eigen middelen aan en ontvangen geen gerichte financiering vanuit het rijk. Ook de verantwoording over de besteding van deze middelen vindt lokaal plaats. Ik zie in dit kader dan ook geen taak voor de rijksoverheid weggelegd.
In het licht van bovenstaande is een discussie over herbestemming van vrijgekomen middelen op rijksniveau zeker niet aan de orde.
1 Het Parool, «Mes gaat in subsidies voor Welzijn» en «Dwang in belang van het kind»,
28 april 2007.