Vijf landen erkennen elkaars locomotieven en wagons
Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Italië hebben tijdens de EU-Transportraad in Luxemburg een Memorandum of Understanding (MOU) getekend over wederzijdse erkenning van locomotieven en wagons “rollend spoorwegmaterieel”. Een belangrijk onderdeel van de afspraken bestaat uit de wederzijdse erkenning van verrichte keuringen van spoorvoertuigen in een ander land waardoor het grensoverschrijdend gebruik van spoorvoertuigen wordt vereenvoudigd.
Het MOU bevat afspraken voor de toelating van rollend spoorwegmaterieel afkomstig uit een van de vijf betrokken landen. Een wederzijdse erkenning betekent dat voor een groot deel van de de keuringen uit een van de vijf betrokken landen ook voor de toelating in de andere vier landen geldig is. Daarnaast worden ook nog nationale toelatingseisen voor rollend materieel gesteld. Het rollend spoorwegmaterieel moet passen op, compatibel zijn met, het nationale spoorwegnetwerk. Er kan dit verband worden gedacht aan eisen op het gebied van spoorbreedtes, nationale stroomsystemen en beveiligingssystemen.
Tot op heden wordt een locomotief toegelaten per land en per deel van het netwerk. Dit is één van de redenen waarom vervoerders vaak van locomotief aan de grens wisselden. Door toename van het internationaal vervoer, de liberalisering van het spoorgoederenvervoer en door groeiende interoperabiliteit van de infrastructuur is de behoefte aan grensoverschrijdende locomotieven sterk gestegen. Zo worden er in 2007/2008 meer dan 100 locomotieven gecertificeerd voor de Betuweroute, deze locomotieven zullen ook grensoverschrijdend worden ingezet. De vervoerders kunnen dankzij de overeenkomst de toelatingskosten van internationale locomotieven fors zien dalen. Daarnaast neemt de tijd en de onzekerheid over de doorlooptijd van de toelating (nu ruim een jaar per lidstaat) af.
De samenwerking met Duitsland, Zwitserland en Italië is gebaseerd op een Memorandum of Understanding voor de Rotterdam-Genua corridor uit 2003. Onderdeel van deze MOU was reeds het voorstel om te komen tot wederzijdse erkenning van spoorwegmaterieel. Voor wederzijdse erkenning van machinisten is tussen Nederland en Duitsland al een MOU getekend in 2004. Oostenrijk is ook ondertekenaar van deze MOU omdat voor de Brenner corridor (met Duitsland, Oostenrijk en Italië als partijen) een vergelijkbare actie is uitgevoerd. De ondertekening van de huidige MOU is volledig in lijn met bestaande en in voorbereiding zijnde EU-wetgeving op dit gebied. Met deze overeenkomst tussen de 5 betrokken landen wordt het principe van cross-acceptance voor het spoorgoederenvervoer voor de eerste maal voor bestaand spoorgoederenmaterieel verankerd. Eerder zijn afspraken gemaakt zoals één loket voor aanvragen van treinpaden; vereenvoudiging van de douaneprocedure en is vorig jaar besloten dat ERMTS wordt aangelegd op de gehele corridor.