Meer ruimte voor landgoederen door wijziging Natuurschoonwet 1928
Op 1 juni 2007 treedt de aangepaste Natuurschoonwet 1928 (NSW) in werking. Minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft samen met de Staatssecretaris De Jager van Financiën hiertoe besloten, zodat ook nieuwe en nog te ontwikkelen natuur als (deel van een) NSW-landgoed kan worden aangemerkt. De verwachting is dat er door de wetswijziging per jaar circa 150 nieuwe onroerende zaken, zoals percelen en gebouwen, als NSW-landgoederen (of een deel daarvan) kunnen worden aangemerkt.
Eén van de belangrijkste wetswijzigingen is dat de definitie van natuurterreinen is verruimd, waardoor ook nieuwe en nog te ontwikkelen natuur aangemerkt kan worden als (deel van een) NSW-landgoed. Voorheen beperkte de definitie zich tot de opsomming van bepaalde terreintypen, zoals: heidevelden, hoogveenterreinen, zandverstuivingen, duinterreinen en kwelders. De definitie is ondermeer uitgebreid met diverse natuurlijke graslanden. Bovendien hoeft een NSW-landgoed niet meer verplicht voor een bepaald deel alleen uit bos te bestaan, maar mag het nu ook uit natuurterreinen of uit een combinatie van beide terreinen bestaan.
In Nederland liggen veel landgoederen die, al dan niet door hun historisch karakter, een bijdrage leveren aan het natuurschoon in Nederland. Door de NSWkrijgen eigenaren van een landgoed onder bepaalde voorwaarden belastingvoordelen die betrekking kunnen hebben op successierecht, schenkingsrecht, recht van overgang, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, overdrachtsbelasting en onroerende-zaakbelasting. Om voor rangschikking in aanmerking te komen moet een landgoed aan een aantal voorwaarden voldoen zoals beschreven in het Rangschikkingsbesluit NSW. De belangrijkste voorwaarden zijn dat een NSW-landgoed in beginsel minimaal 5 hectare groot moet zijn en dat het een aangesloten gebied moet vormen, waarbij geen spoorlijn, dijk, weg of waterloop het landgoed doorsnijdt die een inbreuk maakt op het natuurschoon van het landgoed. Op dit moment zijn er in Nederland ongeveer 3000 landgoederen waarvan er circa 1500 opengesteld zijn voor het publiek.
Een andere belangrijke reden om de Natuurschoonwet te wijzigen was dat er via een zogenaamde 'gezamenlijke rangschikking' van percelen soms oneigenlijk gebruik werd gemaakt van de fiscale voordelen, doordat ten onrechte extra kleine percelen bij het landgoed werden aangemerkt die niet bijdroegen aan het natuurschoon. Daarom kunnen kleine percelen vanaf heden alleen onder de NSWals landgoed worden aangemerkt als ze in principe zelfstandig voldoen aan de voorwaarden. Ook worden aan deze kleinere percelen nadere eisen gesteld. Zo moeten ze bijvoorbeeld een aantoonbare historische band met het aangrenzende landgoed hebben. Voor kleine percelen van maximaal 1 hectare geldt dat ze alleen bij het aangrenzende landgoed kunnen horen als er een gebouw op staat dat vóór 1940 is gebouwd en het uiterlijk zijn karakter heeft behouden. Eigenaren van onroerende zaken die nu via een 'gezamenlijke rangschikking' zijn aangemerkt, moeten opnieuw een verzoek tot rangschikking onder de nieuwe voorwaarden indienen. Hiervoor hebben ze twee jaar de tijd.