Speech ESB-congres
Speech staatssecretaris van Economische Zaken, drs. Frank Heemskerk, tijdens het ESB Congres Globalisering, Wassenaar, 29 mei 2007.
Dames en heren,
Ik verheug mij al een tijdje op deze bijeenkomst. U weet waarschijnlijk dat ik van huis uit econoom ben. Ik ben dus weliswaar thuis in de materie waarover we vandaag gaan praten, maar ik wil mijn kennis over globalisering graag verdiepen. Daarom ben ik zo blij dat de organisatoren van dit congres me de gelegenheid hebben gegeven met u te discussiëren over dit hoogst belangrijke onderwerp.
Verwacht van mij vandaag geen uitgewerkte visie, want ik ben hier vooral om te luisteren, vragen te stellen en bijgespijkerd te worden.
Toch neem ik deze gelegenheid te baat om in een aantal brede penseelstreken een viertal hoofdlijnen te schetsen die volgens mij centraal staan in de discussie over globalisering. Uw reacties daarop hoor ik graag.
Ten eerste: de globalisering zal doorgaan, maar ze plaatst ons niet voor voldongen feiten. Ten tweede: een verdere internationalisering van onze economie schept kansen voor duurzame economische groei. Drie: we moeten de samenleving overtuigen van nut en noodzaak van open grenzen. En tenslotte: één en ander moet in het teken staan van duurzaamheid, van People, Planet, Profit. Laat me deze hoofdlijnen kort uitwerken.
De globalisering, dames en heren, zal ongetwijfeld doorzetten. Economische en technologische katalysatoren houden het proces op gang. Ik denk aan de snelle opkomst van lagelonenlanden met omvangrijke arbeidsreserves, mede mogelijk gemaakt door buitenlandse investeringen en technologie uit het westen. Ook de toenemende verhandelbaarheid van diensten speelt volgens mij een belangrijke rol. De katalysator is hier vooral de wereldwijde digitalisering.
Toch is globalisering, denk ik, geen exogeen proces waar we geen enkele invloed op hebben. Door de ontwikkelingen samen met bedrijfsleven, vakbeweging en NGO’s scherp te volgen kunnen we, waar nodig, nationaal reageren. Maar vaak is een internationale reactie gewenst, wat actieve samenwerking vraagt met andere overheden en internationale instellingen. Voor mij vormt globalisering dan ook een vast thema in mijn bilaterale contacten en die in de EU, de OESO, en de WTO.
Mijn uitgangspunt daarbij is dat we door samenwerking de voordelen van de globalisering kunnen vergroten en beter spreiden. Daarmee kunnen we voorkomen dat landen hun heil gaan zoeken in protectionisme.
Maar hoe ziet u dit? Hoeveel vat kunnen we krijgen op de globalisering? En op protectionistische tendensen?
Dan de tweede lijn: internationalisering van onze economie schept kansen voor duurzame groei. Landen kunnen door verstandig beleid zelf meer profijt halen uit de globalisering en tegelijkertijd de groei van de wereldeconomie versterken. Deze win-win aanpak vraagt in de eerste plaats het scheppen van een gunstig vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven.
Uiteraard met het oog op het creëren van arbeidsplaatsen, maar minstens zo belangrijk zijn de impulsen die buitenlandse bedrijven geven aan het innovatievermogen van ons eigen bedrijfsleven en de ontwikkeling van hoogwaardige diensten.
Om voldoende buitenlandse investeringen te verwerven, zullen we ons internationaal moeten kunnen meten door de werking van onze arbeidsmarkt, ons onderwijs, de versterking van onze sleuteltechnologieën, de toegangsmogelijkheden voor buitenlandse kenniswerkers en onze infrastructuur.
De win-win aanpak vraagt in de tweede plaats dat ons bedrijfsleven de blik voldoende naar buiten richt. Onze bedrijven hebben veel kennis en kunde te bieden aan opkomende en ontwikkelingslanden. Maar ik denk dat ons bedrijfsleven zich wel meer inspanningen moet getroosten om te profiteren van de snelle groei – die vooral buiten de EU en andere geavanceerde economieën plaatsvindt. Laat ik dit met enkele gegevens illustreren.
Van onze export gaat 83 procent naar Europese bestemmingen. Dit percentage vertoont bovendien een stijgende lijn. Op zich is het begrijpelijk dat bedrijven primair inspelen op nieuwe kansen die zich dicht bij huis voordoen. Maar toch maak ik me zorgen over de aansluiting met verder weg liggende markten – die aanzienlijke expansiemogelijkheden bieden. Vooral Angelsaksische landen en enkele kleinere Europese landen, zoals Denemarken en Zwitserland, hebben hun exportinspanningen inmiddels die kant op verlegd.
Het gaat mij niet zozeer om onze multinationals – die weten de meeste uithoeken van de wereld wel te vinden. Ik denk vooral aan het midden- en kleinbedrijf. Onze exporterende bedrijven zijn voor bijna 99 procent bedrijven met niet meer dan 250 man personeel. Hun export buiten Europa is echter marginaal.
Ook zijn er MKB-bedrijven die om allerlei redenen niet aan exporteren toekomen. Recent heeft het EIM onderzoek gedaan naar het exportpotentieel van het MKB – voorzover actief in de industrie, de groothandel en de zakelijke dienstverlening. Het blijkt dat vooral de zakelijke dienstverlening maar matig presteert. Dat deze sector wordt gekenmerkt door zeer veel kleine ondernemingen speelt hier een duidelijke rol.
Graag hoor ik uw ideeën over verdere internationalisering van onze economie. En of u mijn zorgen deelt over de kansen die Nederlandse bedrijven op snel expanderende markten laten liggen. Wat zou daarbij de rol van de overheid moeten zijn? Doen wij genoeg aan economische diplomatie? Een vraag die
– zoals u zult begrijpen – ook op mijn eigen rol slaat.
Dames en heren!
Als derde hoofdlijn noemde ik het creëren van een breed maatschappelijk draagvlak. Vanuit economisch perspectief zijn de effecten van de globalisering buitengewoon positief. Wereldwijd zien we een stijging van inkomen en van werkgelegenheid. Om even in eigen land te blijven: alleen al de handel met China is volgens het CPB goed voor 23.000 banen. Bovendien leidt ze tot een jaarlijkse koopkrachtverbetering van 300 euro per gemiddeld gezin.
Toch moet ik constateren dat grote groepen in de samenleving – in Nederland en ver daarbuiten – niet worden overtuigd door dit soort economische gegevens. Zij voelen zich bedreigd door fenomenen als globalisering, deregulering van markten en verplaatsing van bedrijfsactiviteiten. Veel mensen vrezen essentiële dingen te verliezen: hun baan, hun inkomen, hun zekerheden. Velen zijn bezorgd over de toekomst van hun kinderen.
Deze zorgen zijn niet zomaar weg te wuiven. Ik kan me de twijfels onder de mensen goed voorstellen. De Nederlandse arbeidsmarkt is steeds minder een nationale markt. We zien een snel globaliserende arbeidsmarkt, zoals het IMF onlangs rapporteerde in zijn World Economic Outlook.
Werknemers uit verschillende landen komen door de diverse kanalen waarlangs de globalisering zich voltrekt – handel, investeringen, migratie en digitale gegevensuitwisseling – steeds meer in concurrentie met elkaar te staan. De arbeidsmarktpositie van lager opgeleiden in ontwikkelde economieën, zoals de onze, is daardoor zonder meer verzwakt. Dat komt vooral door de sterk toegenomen import uit lagelonenlanden van goederen waarvan de productie weinig geschoolde arbeid vereist. Dit globaliseringseffect komt boven op een nadelige ontwikkeling voor lager opgeleiden die zich al veel langer voordoet: de introductie van arbeidsbesparende productietechnieken waarvoor hogere opleidingen zijn vereist.
Hoger opgeleiden hebben tot nu toe voornamelijk baat gehad bij de globalisering, in het bijzonder de tertiair geschoolden. Hun arbeidsmarktpositie wordt ook vanuit mondiaal perspectief nog steeds sterker. Onder meer omdat efficiencywinsten als gevolg van de verplaatsing van productieprocessen naar de lagelonenlanden ook het westen ten goede komen. In het bijzonder door meer vraag naar hoogwaardige producten en diensten die bedrijven en instellingen in de geavanceerde landen kunnen leveren.
In de Angelsaksische landen leiden deze ontwikkelingen tot schevere inkomensverhoudingen. Lager opgeleiden kunnen er meestal wel nieuw emplooi vinden, maar profiteren weinig van de economische groei in hun land.
Daarentegen komen in continentaal Europa veel lager opgeleiden niet meer aan de slag: sinds 1980 is per saldo 15 procent van hun werkgelegenheid verdwenen.
Hoe gaat deze situatie zich verder ontwikkelen? Met de wereldwijde toename van het scholingsniveau en de digitalisering komen mondiaal gezien ook steeds meer tertiair opgeleiden met elkaar in concurrentie te staan. Denk aan beroepen als accountants, computerprogrammeurs en ontwerpers. De OESO gaat er vanuit dat 20 procent van de huidige werkgelegenheid in de westerse economieën in beginsel naar elders verplaatsbaar is.
Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de inkomens en werkgelegenheid in ons land? In hoeverre kunnen lager en hoger opgeleiden erop vertrouwen dat de voortgaande productiviteitsstijgingen in de wereldeconomie compensatie bieden voor de scherpere concurrentie op de arbeidsmarkt?
Of vindt u deze zorgen overdreven? Maar dan vraag ik u: gaapt er een kloof tussen de perceptie van de effecten van de globalisering en wat dit proces werkelijk nog voor ons in petto heeft? En hoe zouden we die kloof tussen perceptie en werkelijkheid kunnen overbruggen? Ik ben benieuwd naar uw kijk hierop.
Dames en heren!
Tenslotte nog een paar woorden over de laatste hoofdlijn: duurzaamheid.
Het streven naar open grenzen moet in het teken staan van duurzaamheid: People, Planet, Profit. De globalisering is geen doel op zich maar een middel om het welzijn van mensen over de hele wereld te vergroten.
Dat vraagt om spelregels waarmee alle landen voordeel halen uit globalisering. Naar mijn mening laat de internationale situatie duidelijk te wensen over. De Doha Development Round had allang extra impulsen moeten geven aan de ontwikkeling van de armste landen. Teveel landen houden vast aan hun eigen belangen, terwijl we de WTO de ruimte moeten geven om wereldwijde belangen te dienen.
Hetzelfde geldt voor de multilaterale instellingen op sociaal en milieugebied. Ook die moeten hun gezag vergroten met het oog op een verantwoorde globaliseringskoers. Dit is, denk ik, het meest complexe vraagstuk van de komende tijd. Landen hebben immers verschillende belangen, samenhangend met hun fase van ontwikkeling en maatschappelijke voorkeuren.
Ik ben benieuwd naar uw ideeën. Hoe kunnen de ontwikkelde en opkomende economieën gezamenlijk bespoedigen dat ook de armste landen aanhaken bij het globaliseringsproces? En hoe waken wij er tevens voor dat fundamentele arbeidsrechten worden gerespecteerd en het milieu wordt gespaard?
Dames en heren!
Ik sluit af, want hoe langer ik spreek, hoe minder tijd we hebben voor onze gedachtenwisseling. Laten we een open debat voeren zonder vooroordelen en taboes.
Ik dank u voor uw aandacht en wens u allen een vruchtbare dag toe.