Antwoorden op kamervragen van Agema over medische fouten in ziekenhuizen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-K-U-2769314

Antwoorden van minister Klink op Kamervragen van het Kamerlid Agema over medische fouten in ziekenhuizen. (2060714260) Vraag 1.
Bent u bekend met het bericht 1) dat minstens drie vrouwen in één maand in hetzelfde ziekenhuis bij dezelfde operatie ernstige complicaties ondervonden en dat het ziekenhuis ontkent dat er sprake is van medische blunders?

Antwoord 1.
Ja.

Vraag 2.
Deelt u de mening dat er sprake is van belangenverstrengeling wanneer één en dezelfde persoon zowel bestuursvoorzitter is van het betrokken ziekenhuis als bestuurslid van de betrokken aansprakelijkheidsverzekeraar? Zo ja, bent u bereid te bevorderen dat aan deze belangenverstrengeling zo snel mogelijk een einde komt? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2.
De aansprakelijkheidsverzekeraar in kwestie is een onderlinge waarborgmaatschappij. Kenmerkend aan een onderlinge waarborgmaatschappij is dat zij een onderlinge verzekeraar is van de verschillende deelnemers. De deelnemers in kwestie zijn ziekenhuizen die op deze manier als het ware hun eigen verzekeringsmaatschappij hebben opgericht. Alle verzekerden zijn tevens lid van de onderlinge waarborgmaatschappij en bepalen op die manier met elkaar de koers van de onderlinge waarborgmaatschappij. Het bestuur van de onderlinge waarborgmaatschappij wordt voor het grootste deel door en uit de leden samengesteld. In deze zin zie ik geen tegengesteld belang tussen een ziekenhuis en de onderlinge waarborgmaatschappij waar deze lid van is en zie ik ook geen belangenverstrengeling indien de bestuurder van een lid van de onderlinge waarborgmaatschappij tevens lid is van het bestuur van de onderlinge waarborgmaatschappij.

De zorgsector heeft, zoals u wellicht weet, zelf de 'Zorgbrede Governancecode' vastgesteld. In die code zijn ook bepalingen opgenomen die zien op belangenverstrengelingen tussen leden van de Raad van Bestuur en de zorgorganisatie. Het is aan de Raad van Toezicht van een zorginstelling om toezicht te houden op mogelijke belangenverstrengelingen. Een oordeel of in een specifiek geval sprake is van een belangenverstrengeling is in de eerste plaats aan de Raad van Toezicht van de betreffende zorginstelling. Vraag 3.
Is het waar dat wanneer dit soort vermijdbare fouten door het ziekenhuis wordt ontkend, deze dan niet terug te vinden zijn in onderzoeken zoals besproken tijdens het spoeddebat d.d. 26 april jl.? Zo ja, ligt het werkelijke aantal medische fouten vele malen hoger en hoeveel hoger dan? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3.
Het is mij vooralsnog niet duidelijk of de schade bij deze patiënten inderdaad vermijdbaar was. Dit zal blijken uit het onderzoek dat door de Inspectie voor de Gezondheidszorg inmiddels wordt uitgevoerd.

Het onderzoek van het EMGO/Nivel dat op 25 april is gepresenteerd, werd uitgevoerd door middel van dossierstudies door onafhankelijke buitenstaanders. In de dossiers is de zorg aan de patiënt beschreven, zonder dat men wist dat de dossiers onderzocht zouden worden. Zelfs wanneer een incident of fout achterwege wordt gelaten in een dossier, kunnen de onderzoekers aan de hand van de overige informatie over diagnostiek, behandeling en ligduur vaststellen dat er sprake is geweest van een incident. Bovendien is er gebruik gemaakt van meerdere bronnen, waardoor de kans zeer klein is dat er informatie ontbreekt. Juist door deze grondige aanpak van het onderzoek, ben ik er van overtuigd dat de genoemde aantallen in het rapport een goed beeld geven.

Vraag 4.
Bent u bereid onderzoek te doen naar deze zaak? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft deze casus in onderzoek.

1) De Telegraaf, Kapot door operatie, 28 april 2007