Wet Bopz onder de loep
De derde evaluatie van de Wet Bopz is vandaag aangeboden aan de ministers Klink en Justitie. Van de evaluatiecommissie kreeg de wet amper een voldoende, concludeerde de directeur Curatieve Zorg van het ministerie, die het rapport namens die minister in ontvangst nam. 'De commissie werpt de principiële vraag op of de Wet Bopz in z'n huidige vorm wel toekomstbestendig is.' Hieronder staat de volledige tekst van de toespraak.
Ik wil allereerst de evaluatiecommissie hartelijk bedanken voor dit rapport. De commissie onder leiding van Rob Keurentjes is gedegen en grondig te werk gegaan en dat heeft dan ook een lijvig rapport opgeleverd. Ik ben de commissie daar zeer erkentelijk voor.
Mijn dank gaat ook uit naar het onderzoeksconsortium onder leiding van Prismant, dat alle deelrapporten voor zijn rekening heeft genomen. Ik geloof niet dat er ook maar één aspect van de Wet Bopz aan de aandacht van de onderzoekers is ontsnapt.
Het is de commissie en Prismant bovendien gelukt om in de buurt van de afgesproken planning te blijven. Ook daarvoor mijn complimenten, want we hebben het hier over een zeer complexe wet. Het schijnt dat een doorgewinterde ambtenaar van Justitie ooit heeft gezegd dat de Wet Bopz de meest gecompliceerde wet is die hij ooit onder ogen heeft gehad. En als iemand van Justitie dat al vindt, dan zegt dat veel.
Dit is trouwens al de derde evaluatie van de Wet Bopz. En dat voor een wet die nog maar dertien jaar oud is. Dat illustreert wel dat men in ons land zwaar tilt aan de wettelijke bescherming van mensen die gedwongen moeten worden opgenomen of behandeld. Niet voor niks heeft de parlementaire behandeling van de wet maar liefst twintig jaar geduurd.
Mede omdat dwang in relatie tot de gezondheidszorg zo’n delicaat onderwerp is, is destijds afgesproken dat de Wet Bopz periodiek zou worden geëvalueerd. Dat is ook gebeurd en dat heeft ertoe geleid dat de wet in de relatief korte periode van haar bestaan al een paar keer tamelijk grondig is gewijzigd. Ook nu ligt er nog een wetswijziging bij de Eerste Kamer. Ondanks die aanpassingen is de evaluatiecommissie voorzichtig positief in haar oordeel over de werkbaarheid en de doeltreffendheid van de wet. Maar tegenover die magere voldoende, als ik het zo mag uitdrukken, staat ook een onvoldoende. De commissie heeft kritiek op het onheldere karakter van de wet, mede als gevolg van die aanpassingen in de afgelopen jaren.
Desalniettemin doet de commissie aanbevelingen om de Wet Bopz en de uitvoeringspraktijk op een flink aantal punten nog verder aan te passen. Dit om de wet te laten aansluiten bij de maatschappelijke ontwikkelingen en veranderde inzichten. Denkt u daarbij bijvoorbeeld aan de discussie over het wel of niet gedwongen behandelen van psychiatrische patiënten.
Maar, zegt de commissie ook, het steeds weer opnieuw aanpassen van de Wet Bopz kan de samenhang tussen de verschillende onderdelen van de wet verstoren. De commissie vraagt zich dan ook af of verdere aanpassingen van de wet wel zinvol zijn. En in het verlengde daarvan werpt de commissie de principiële vraag op of de Wet Bopz in z’n huidige vorm wel toekomstbestendig is.
De commissie stelt dan ook voor een geheel nieuwe wet te ontwerpen. Een wet die beter aansluit bij de hedendaagse opvattingen en waarin het uitgangspunt van gedwongen opneming niet langer centraal staat. In die nieuwe wet zou juist de behandeling van de psychiatrische patiënt een centralere plaats moeten krijgen. Daarbij zou het recht op passende zorg het uitgangspunt moeten zijn. Zo’n wet wordt ook wel een ‘behandelwet’ genoemd.
Er is, kortom, alle reden om de huidige Wet Bopz eens goed onder de loep te nemen. Moeten we de wet opnieuw aanpassen of niet? Moet er misschien inderdaad een nieuwe wet komen? Al die vragen zullen mijn collega Hirsch Ballin en ik de komende maanden de revu laten passeren. Dit najaar komen we met een officieel kabinetssstandpunt naar aanleiding van deze evaluatie.
U begrijpt dat ik daar vandaag niet op vooruit kan en wil lopen. Maar ik kan nu wel zeggen dat ik op zich begrip heb voor het standpunt van de commissie om te overwegen een geheel nieuwe wet te ontwerpen. Want bij een wet die je te vaak verandert, loop je het risico dat je te veel gaat afwijken van de oorspronkelijke bedoelingen van die wet.
Voor de leden van de evaluatiecommissie geldt in elk geval dat zij zich voortreffelijk van hun taak hebben gekweten. Zij hebben hun huiswerk af; mijn collega Hirsch Ballin en ik gaan er nu aan beginnen. Tot ons huiswerk hoort in elk geval ook het raadplegen van alle bij dit onderwerp betrokken partijen. Zoals ik al zei hopen we daar dit najaar mee klaar te zijn. U hoort dus nog van ons. Dan geef ik nu graag het woord aan collega Hirsch Ballin.