Algemen ledenvergadering van de VO-raad
Dames en heren,
Sjoerd: je zei net dat ik een groot hart heb voor mijn onderwijsportefeuille. Dat klopt. Ik vind het voortgezet onderwijs inderdaad een fantastische sector. Het is echt-mooi-mensenwerk. Er werken bevlogen, geëngageerde mensen.
Er wordt met veel passie en inzet gewerkt aan goed en innovatief onderwijs. Dat heb ik de afgelopen honderd dagen met eigen ogen gezien.
Waar heeft u het meeste mee? En waar liggen uw prioriteiten?
Elke sector heeft zijn interessante en mooi kanten. Maar het VMBO beschouw ik als de parel van mijn portefeuille. Er is de afgelopen jaren een stortbad van kritiek op het VMBO uitgegoten. Het zou het afvoerputje van de samenleving zijn. Als je met eigen ogen ziet hoe hard daar gewerkt wordt te investeren in de meest kwetsbare jongeren, en de creativiteit waarmee geprobeerd wordt ze binnen de boot te houden en ze kansen te geven zich binnen hun beperkingen te ontplooien, dan kan ik alleen zeggen: petje af.
Dames en heren,
Theo Brok, bestuursvoorzitter van het Katholiek Lyceum in het Gooi, stelde recent in het blad ‘Schoolbestuur’: ‘de school is zelf eigenaar van haar toekomst.’
Die pro-actieve houding zie ik terug in de beleidsagenda van de VO-raad. De toon en inhoud daarvan spreken me aan. Hier spreekt een sector, die wil werken aan een open houding naar de betrokken partijen in de samenleving, en een goede interne bestuurscultuur. U wilt een krachtige, zelfbewuste sector zijn en tegelijk laten zien dat u actief bezig bent de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
Ook de benchmark bureaucratie en de code voor goed bestuur past bij die pro-actieve houding. Prima.
Ik vind het knap dat de VO-raad zichzelf in zo’n korte tijd opnieuw heeft uitgevonden. De leden mogen trots zijn op zo’n flexibele en krachtige belangenbehartiger.
U heeft mij hier uitgenodigd om inhoudelijk te reageren op de beleidsagenda.
En aan te geven waar ik de komende vier jaar naar toe wil met het VO (voor zover dat kan op dit moment).
Dat doe ik in één adem.
Want mijn prioriteiten lopen deels synchroon met de uwe.
Het overkoepelende motto van uw beleidsagenda is ‘investeren in vertrouwen’. Míjn leidende ambitie is: ‘investeren in kwaliteit.
Voegen we dat samen, dan investeren we gezamenlijk: in het publieke vertrouwen in de kwaliteit van ons Nederlandse onderwijs.
Dat krijgen we niet cadeau. De media berichten vrijwel dagelijks van misstanden. Incidenten of niet: het domineert nog altijd het beeld.
En dat beeld wordt vaker bevestigd dan ontkend.
We hebben dan wel een ruime voldoende gekregen van de Inspectie (het recente Onderwijsverslag). Maar de nadruk lag op de hardnekkige problemen die we moeten oplossen.
Ik noem het taal- en rekenonderwijs.
Ik noem het speciaal onderwijs, dat deels onder de maat presteert.
Het komend lerarentekort.
En het aantal voortijdige schoolverlaters, dat nogal altijd veel te hoog is.
Aan ons de uitdaging die problemen aan te pakken.
De kwaliteit moet over de gehele linie omhoog.
En we moeten helder verantwoorden waar we in het voortgezet onderwijs mee bezig zijn.
U onderling, wij aan elkaar. De besturen en het management aan de leraren. En last but not least: de scholen aan ouders, leerlingen en andere betrokkenen in de samenleving.
Dat doel is het voornaamste.
Hoe we dat gaan doen, in welke rolverdeling, dat komt daarna
Sjoerd, natuurlijk wil de sector de autonomie vasthouden.
Je schetst het mooi in je toespraak, die minister die de blauwdrukken weer van zolder haalt, als jullie als bestuurders nu niet genoeg doorpakken.
Maar laten we eerlijk zijn, dat is retoriek. Geen realistisch scenario.
Die rol van de staat jegens het onderwijs past niet meer in de tijdgeest.
Scholen van nu zijn maatschappelijke ondernemingen, die de verantwoordelijkheid voor goed onderwijs goed aankunnen.
Ik ga me niet mengen in onderwijskundige vernieuwingen. U bent van het ‘hoe’.
Maar ik voel me verantwoordelijk voor het ‘wat’: heldere randvoorwaarden voor de bewaking en verbetering van de kwaliteit. Die kaders wil ik stellen, sterker: die móet ik stellen om de noodzakelijke ruimte voor de scholen ook in de toekomst te borgen. Ruimte geven-kaders stellen: om dat subtiele evenwicht gáát het.
Dames en heren,
Borging kwaliteit en toezicht
Het voortgezet onderwijs is in het leven van mensen essentieel. Het biedt ons wegen aan naar een diploma, een toegangskaartje voor het vervolgonderwijs. En zorgt ervoor dat we later een stevig partijtje mee kunnen blazen in de samenleving.
Het gaat erom dat dat toegangskaartje zo goed mogelijk bij onze mogelijkheden en ambities past.
Dat is voor het voortgezet onderwijs een hele opgave. Want u krijgt de leerlingen niet in hun meest gemakkelijke levensfase op school. Ze komen als 12-jarig kind binnen en gaan er als bijna-volwassene weer uit. En in die cruciale periode heeft u ze onder uw hoede.
Van ons, van u en van mij, worden garanties verwacht.
Garanties voor een veilig leerklimaat voor de leerlingen in deze kwetsbare leeftijd. En garanties voor een betrouwbare kwaliteit van het onderwijs, als basis van het diploma.
Binnen het VO zijn de kaders voor kwaliteitsborging (daarom) gedetailleerder dan in het beroepsvoorbereidend onderwijs.
Gedifferentieerde benoembaarheidseisen, verplichte onderwijstijd, voorschriften voor de inhoud en inrichting van het onderwijs. De centrale examinering.
[Over sommige van die kaders, verschillen we van mening].
In uw beleidsagenda schrijft u dat u wil gaan werken met algemene kwaliteitsstandaarden, En u wil er samen - met het ministerie en de inspectie - over nadenken hoe we de (ik citeer) ‘werkelijke meerwaarde en kwaliteit van het onderwijs zichtbaar maken’.
Er zijn verschillende manieren om die toegevoegde waarde te meten.
Misschien door het schooladvies af te zetten tegen de resultaten aan het einde van het eerste jaar.
Misschien moeten we denken aan andere opbrengsten dan alleen examenresultaten.
Ik wil daar graag (verder) met u over in gesprek.
Wat betreft het toezicht. Het Onderwijsverslag noemt een percentage van 15 % zwak presterende scholen.
Daar moeten we intensief toezicht op houden, en kunnen ingrijpen. We werken toe naar het principe van ‘verdiend vertrouwen’: scholen die het goed doen meer loslaten en intensief toezicht inzetten op de plekken waar het niet goed gaat.
Menselijke maat en positionering van de leraar
Een andere belangrijke ambitie is het terugbrengen van de menselijke maat in het onderwijs.
Leerlingen moeten zich gekend weten binnen de school.
Onderwijs moet op een herkenbare en overzichtelijke schaal gegeven worden.
De ideale school is niet groter dan het geheugen van de conciërge. Dat gevoel moeten we terugbrengen in het onderwijs.
Onze directie Voortijdig schoolverlaten liet een documentaire maken, met interviews van een vijftal voortijdig schoolverlaters.
Eén daarvan noemt de overgang van de veilige, kleine basisschool naar het onpersoonlijke en grootschalige voortgezet onderwijs: als startpunt voor het verlies van zijn motivatie.
Natuurlijk liggen er bij deze jongeren vaak diepere oorzaken aan ten grondslag. Maar de schoolomgeving deze jongen in elk geval niet mee.
Dat betekent niet dat we de omvang van de onderwijsinstellingen direct moeten aanpakken. Grote onderwijsinstellingen zijn een feit en kunnen voordelen inhouden. Op het gebied van efficiency, maar ook voor leerlingen. Meer keuzemogelijkheden binnen de school bevordert doorstroming.
Maar er zijn dus ook grote nadelen. Daar moeten we wat aan doen.
Momenteel zijn we aan het verkennen hoe we u ertoe kunnen verleiden het kleinschalige karakter binnen de scholen te gaan organiseren.
We denken aan het afzwakken van efficiencyregels, aan financiële prikkels. Aanpassing in de huisvesting. Ik kom daar nog met u over in gesprek.
De benchmark bureaucratie, die de VO-raad heeft ontwikkeld, is hierin een mooi hulpmiddel. Zo houdt u elkaar scherp op dit onderwerp.
Een andere ‘bijwerking’ van de grootschalige organisatie is de soms té grote afstand tussen management en leraren.
De heer Slagter vertelde in zijn inleiding over het wantrouwen van leraren, waar hij als roerganger van de VO-raad mee te maken krijgt. Dat voorbeeld staat natuurlijk niet op zichzelf. [Voorbeeld uit praktijk noemen].
Leraren hebben te lang het gevoel gehad ‘over ons, zonder ons’. Discussies over onderwijsvernieuwingen zijn de afgelopen jaren teveel over de hoofden van leraren heen gevoerd. Terwijl het wel direct raakt aan de invulling van hun vak. Ook leraren moeten zich gekend weten. Dit Kabinet wil de leraar een plek geven in de kraamkamer van beleidsontwikkeling.
Ik heb gezien en gehoord dat er scholen zijn waar teams van leraren een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de lessen, beleidsontwikkeling, kwaliteitszorg en de eigen scholing.
Uiteraard binnen de kaders die de school vaststelt.
Deze teams werken in feite als maatschappen (die we vooral kennen in de gezondheidszorg). Dat vind ik prima initiatieven die wat mij betreft alle steun verdienen.
De commissie Leraren gaat zich buigen over de positie van de docent. Dit onderwerp nemen we zeker mee.
En we rekenen ook op úw inzet in dit verhaal. Investeer ook in vertrouwen bínnen de instelling. In de eigen bedrijfscultuur. Heel belangrijk.
Tot slot wil ik het met u hebben over horizontale verantwoording.
Horizontale verantwoording.
De open dialoog met de samenleving staat bij de VO-raad terecht hoog op de agenda. Ik zei al: scholen zijn maatschappelijke ondernemingen. En net als bij andere publieke instituten, vraagt de samenleving om transparantie. Om inzicht in de kwaliteit.
Ik ben bezig om de medezeggenschap van diverse belanghebbenden via de wet beter te verankeren. Maar alleen met een wet ben je er niet.
De Inspectie constateerde recent dat scholen in hun verantwoording naar de samenleving nog een wereld kunnen winnen.
Scholen staan niet op zichzelf, het zijn publieke dienstverleners.
Een goed opgeleide beroepsbevolking is een onmisbare factor in onze kenniseconomie. Leerlingen, ouders, en andere partijen in de samenleving hebben belang bij goed onderwijs. Ze moeten zich er bij betrokken voelen.
Daarom is het zo belangrijk dat schoolbesturen investeren in die verantwoording naar de samenleving. De VO-raad stelt zich daar voor open. En wil het contact actief versterken.
Ik ondersteun dat.
Dames en heren,
Ik ga afronden. De heer Slagter deed daarnet een dringende oproep aan mij om samen op te trekken. Samen doelstellingen te formuleren en samen obstakels op te ruimen. Ik zeg hier vandaag: doen we! We zijn bondgenoten.
Ik steun u in de ambitie van een krachtig, zelfbewuste sector. Samen gaan we voor een betere kwaliteit van het Nederlands onderwijs. Ik heb er vertrouwen in dat dat ons gaat lukken!