Antwoorden op kamervragen over mogelijke zwarte lijst voor agressie tegen ambtenaren

Antwoorden van minister Ter Horst op kamervragen van het lid Griffith (VVD) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over een mogelijke zwarte lijst voor agressie tegen ambtenaren. (Ingezonden 10 april 2007)

1
Kent u de uitkomsten van het algemeen overleg van 1 februari 2007 1) met uw voorganger, genaamd ‘agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak’ waar werd gesproken over een zwarte lijst voor geweldplegers tegen ambtenaren? Wanneer is de databank operationeel?

5
Kunt u aangeven of, en hoe de informatie-uitwisseling die tijdens het eerder genoemde algemeen overleg is bepleit in uw voorstel zoals in diverse media geuit 1) vorm gaat krijgen?

Antwoord op de vragen 1 en 5:

Ja, deze uitkomsten ken ik.

In dit algemeen overleg heeft mijn voorganger toegezegd, de opzet van een daderregistratiesysteem, samen met de minister van Justitie, te zullen stimuleren. Ik neem deze toezegging over.
Om de daderregistratie te stimuleren zijn verschillende activiteiten in gang gezet. In de eerste plaats een verkenning naar de juridische mogelijkheden voor daderregistratie. Ten tweede worden samen met werkgeversorganisaties in de openbare sector criteria geformuleerd op basis waarvan daders kunnen worden geregistreerd en de registratie van daders kan vervallen. Ook wordt onderzocht op welke wijze verschillende registratiesystemen aan elkaar kunnen worden gekoppeld teneinde informatie-uitwisseling mogelijk te maken. Wanneer de databank operationeel wordt, hangt af van de ontwikkelingsfase waarin een aantal registratiesystemen nu nog verkeert. In de voortgangsrapportage, die na het zomerreces aan u wordt aangeboden, wordt hierop terugkomen.

2
Is het waar dat u geweldplegers tegen ambtenaren direct wilt kunnen oppakken en voor langere tijd vast wilt houden? Op welke grond wilt u deze geweldplegers oppakken? Hoe zal deze maatregel in de praktijk werken? 2)

Antwoord:
Ik heb inderdaad een pleidooi gehouden voor het vasthouden van geweldplegers tegen ambtenaren. Ik wil niet dat slachtoffers, die door hun taakuitvoering met agressie en geweld te maken hebben gehad, korte tijd na het voorval weer de confrontatie met de verdachte moeten aangaan. De Minister van Justitie en ik zijn hierover in overleg. Deze maatregel moet er mijns inziens toe leiden dat de verdachte wordt vastgehouden totdat hij/zij voor de rechter verschijnt. Ik begrijp dat dit niet voor elke vorm van agressie en geweld kan gelden.
Overigens geldt dat, in gevallen waar het een feit betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en er gronden voor aanwezig zijn, zo mogelijk door het openbaar ministerie voorlopige hechtenis wordt gevorderd.

3
Is het waar dat u deze geweldplegers wilt korten op hun uitkering of deze hun wilt ontnemen? Geldt dit alleen voor het plegen van geweld of geldt dit ook voor bedreigingen of ander verbaal geweld? Indien dit alleen geldt voor geweldplegers, welke maatregelen gaat u dan nemen voor verbaal geweld? Hoe wilt u een en ander effectueren?

Antwoord:
In de reportage van Netwerk op 3 april jl. heb ik gerefereerd aan een bestaande mogelijkheid om de uitkering te korten op grond van artikel 18 lid 2 van de Wet werk en bijstand. Ik wil meer bekendheid geven aan deze mogelijkheid en het gebruik ervan stimuleren.
Dit instrument heeft echter beperkingen. Het recht op bijstand is een grondrecht en kan nooit permanent worden ontnomen. Wel kan de uitkering voor een bepaalde periode worden gekort, ook voor 100 %. Dit is aan de orde indien de belanghebbende zich tegen het College van Burgemeester en Wethouders of hun ambtenaren zeer ernstig misdraagt. Onder de term ‘zeer ernstig misdragen’ kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. Ook verbaal geweld kan hieronder vallen.

4
Hoe bent u van plan om de aangiftebereidheid voor agressie tegen ambtenaren te verbeteren?

Antwoord:
Aangifte doen is van groot belang. Het slachtoffer geeft hiermee het signaal af dat hij niet terugdeinst voor agressie en geweld. Hij maakt daarnaast duidelijk dat hij wil dat de dader wordt vervolgd. Het doen van aangifte is een belangrijke start van het opsporingsproces.
Over het regime van het doen van aangifte en de mogelijkheden de identiteit van de aangever geheim te houden, bent u reeds eerder uitgebreid geïnformeerd (TK 2000-2001, 25907, nr. 7 en TK 2006-2007, 28684, nr. 100). Op dit moment voeren de Minister van Justitie en ik een verkenning uit naar de mogelijkheden voor het verdergaand waarborgen van de anonimiteit van het slachtoffer in het strafproces.
Ook heb ik, samen met de Minister van Justitie, op 1 december 2006 de korpsbeheerders en korpschefs van de regionale politiekorpsen en het KLPD een brief gestuurd, waarin onder andere het stimuleren van aangifte en de noodzaak om extra aandacht voor deze problematiek te blijven houden nogmaals is benadrukt. Uiteraard blijf ik hierover in gesprek met de politie.

6
Zal er, zoals de minister van Justitie in het overleg van 1 februari 2007 heeft gezegd, een strafverzwarende richtlijn komen voor geweldplegers tegen ambtenaren? Wanneer is deze richtlijn gereed?

Antwoord:
Zoals gemeld in het algemeen overleg van 1 februari 2007 is de richtlijn die wordt bedoeld in bovenstaande vraag, reeds in werking getreden en wel per 1 december 2006 (Staatscourant 13 november 2006, nr. 221 / pag.10).

7
Kunt u vertellen of er inmiddels een keuze gemaakt is tussen snelrecht en hogere straffen en wat de uitkomst hiervan is?

Antwoord:
Naar aanleiding van het algemeen overleg van 1 februari jl. is deze vraag voorgelegd aan het college van procureurs-generaal en is de conclusie getrokken dat er geen keuze tussen snelrecht en hogere straffen hoeft te worden gemaakt.

De aard van de vervolging en de eis ter terechtzitting (in het bijzonder de strafmodaliteit) hangt af van de ernst van het concrete feit - gewogen aan de hand van de door het college van procureurs-generaal vastgestelde richtlijnen - en de persoon van de verdachte. In de gevallen waarin het een feit betreft waarop voorlopige hechtenis is toegelaten en er daartoe gronden aanwezig zijn, zal door het openbaar ministerie zoveel mogelijk voorlopige hechtenis worden gevorderd. In de zwaarste gevallen (in ieder geval indien de te verwachten strafeis gevangenisstraf zal zijn van meer dan een jaar) zal worden gedagvaard voor de meervoudige kamer. Indien een zaak leidt tot een dagvaarding voor de politierechter zal het openbaar ministerie alle mogelijkheden benutten om de zaak snel aan de rechter voor te leggen en de verdachte tot aan de zitting in voorlopige hechtenis te houden. Het openbaar ministerie is hierbij echter mede afhankelijk van het oordeel van de rechter.

In de overige gevallen zal het openbaar ministerie zoveel mogelijk gebruik maken van de mogelijkheden van de zogenaamde AU-procedure: Aanhouden en Uitreiken. Op die wijze ontvangt de verdachte gelijk een reactie te weten een dagvaarding en zal de strafzaak doorgaans binnen enkele weken worden behandeld.

8
Kunt u ingaan op het instellen van een landelijke stuurgroep? Hebt u hierover met andere beroepsgroepen overlegd zoals u aankondigde in het overleg van 1 februari 2007? Wat is de uitkomst van dit overleg?

Antwoord:
Ik oriënteer mij op de vorming van een brede stuurgroep en zal hier de komende maanden met verschillende partijen nader over spreken. In de voortgangsrapportage wordt hierop teruggekomen.

1) Kamerstuk 28684, nr. 110, vergaderjaar 2006-2007
2) ANP, 3 april 2007, Algemeen Dagblad, 4 april 2007, Het Parool, 4 april 2007