Antwoorden op kamervragen van Vendrik over onveiligheid in de GGZ
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2760814
11 mei 2007
Antwoorden van minister Klink op Kamervragen van het Kamerlid Vendrik over onveiligheid in de GGZ.
(2060710740)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht ‘Agressie komt veel voor in psychiatrische instellingen’?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de conclusie van de Stichting Pandora dat een veilig klimaat zeldzaam is in de GGZ? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2
Neen. In het algemeen is veiligheid voor de meeste ggz-instellingen een actief en belangrijk aandachtspunt. Het onderwerp is niet voor niets gekozen als thema van de “Week voor de Psychiatrie”. In het veld vinden momenteel ontwikkelingen plaats op het gebied van bijvoorbeeld complicatieregistraties en “veiligheidsmanagementsystemen” inclusief Veilig Incident Melden. Deze systemen zullen in de nabije toekomst breed ingevoerd worden.
Bij de Inspectie komen weinig meldingen binnen van cliënten die zich onveilig voelen in psychiatrische ziekenhuizen. Dergelijke zaken worden aan een interne commissie (MIP/FONA) gemeld. Incidenten over geweld, intimidatie, en pesterijen tussen patiënten onderling zijn de afgelopen jaren een beperkt aantal keer gemeld. In 2006 zijn er zes meldingen over geweldsincidenten en steekpartijen aan de Inspectie doorgegeven. Daarnaast zijn het afgelopen half jaar 4 meldingen binnengekomen over seksueel ongewenst gedrag tussen bewoners onderling. Deze calamiteiten zijn volgens de leidraad meldingen behandeld. Adviezen naar aanleiding van deze meldingen lagen over het algemeen in beleidsmatige, bouwkundige en personele aard.
Vraag 3
Klopt het dat door ziekteverzuim in de psychiatrie veel uitzendkrachten werken met een te lage of ongeschikte opleiding? Wat zijn de opleidingseisen voor de mensen op de werkvloer? Houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg toezicht op het opleidingsniveau van hulpverleners?
Antwoord 3
In de ggz worden evenals in andere sectoren uitzendkrachten ingezet om tekorten aan verpleegkundig personeel te compenseren. Hoe vaak dit exact voorkomt is mij niet bekend. Evenals in andere sectoren is het ook in de ggz moeilijk voldoende geschikt personeel te vinden.
De inspectie houdt geen specifiek toezicht op het opleidingsniveau van hulpverleners in de zin dat dit specifieke punt structureel gecontroleerd wordt. Wel is hiervoor aandacht als daarover signalen binnen zouden komen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat personeelsgebrek nooit de reden mag zijn dat er te weinig toezicht is om geweld, intimidatie en pesterijen te voorkomen? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Ja. Als instellingen te vaak met te laag opgeleiden werken, zullen ze hun personeelsbeleid moeten bijstellen.
Vraag 5
Bent u bereid de Inspectie een breed onderzoek te laten doen naar (on)veiligheid in de GGZ? Zo ja, wilt u zich er van vergewissen dat daarbij ook de patiënten zelf worden gehoord? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
In november 2006 is de basisset Prestatie-indicatoren voor de ggz en verslavingszorg vastgesteld die het veld en de inspectie gezamenlijk hebben ontwikkeld. De indicatoren hebben betrekking op drie centrale aspecten van de kwaliteit van zorg: de cliëntgerichtheid, de veiligheid en de effectiviteit van de geestelijke gezondheidszorg. De indicatoren meten diverse aspecten van veiligheid. Zo wordt bijvoorbeeld gekeken naar het aantal incidenten. Naast het perspectief van de hulpverlener is ook het cliëntperspectief hierin meegenomen. Bij deze index krijgen de volgende aspecten aandacht: agressief gedrag, intimidatie, ongewenst seksueel gedrag van medecliënten en van hulpverleners, overlast door gebruik van alcohol en drugs en diefstal. De veiligheid wordt bovendien door middel van de basisset in beeld gebracht door middel van de indicator “woon- en leefomstandigheden” (hoe geborgen/veilig/thuis voelen cliënten zich in hun woonsituatie en woonomstandigheden) en de indicator “communicatie” (adequate bejegening door hulpverleners).
Alle ggz-instellingen zullen over het verslagjaar 2008 (vanaf volgend jaar) inzage verschaffen over effectiviteit, cliëntgerichtheid én de veiligheid van de zorg in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording.
Vraag 6
Hoe verhouden naar uw mening de onveilige situaties in psychiatrische instellingen zich tot het uitbreiden van de mogelijkheden tot dwang? Deelt u de mening dat er te snel tot uitbreiding van die dwangmogelijkheden is besloten?
Antwoord 6
Met deze vraag wordt mogelijk gedoeld op wijziging van de wet BOPZ: voorwaardelijke machtiging en dwangbehandeling. Dit wetsontwerp is reeds goedgekeurd door de Tweede Kamer.
De vraag naar de relatie tussen onveilige situaties in psychiatrische instellingen en uitbreiding van dwangmogelijkheden is mij niet helder. De uitbreiding staat naar mijn idee los van onveilige situaties. In onveilige situaties kunnen dwangmogelijkheden nu al toegepast worden. Daartoe is de uitbreiding niet bestemd. De uitbreiding is bovendien tot stand gekomen op verzoek van het veld en tevens al aangekondigd in de tweede evaluatie van de wet BOPZ. Van een te snelle uitbreiding is mijns inziens geen sprake.