Bedrijven goed aan de slag met nieuwe regels arbodienstverlening
De nieuwe regels op het terrein van arbodienstverlening passen goed bij werknemers en werkgevers. Zij zorgen meer zelf voor een gezonde en veilige werkomgeving en dat was ook de bedoeling van de aanpassingen. De arbomarkt kent nu meer maatwerk dan enkele jaren geleden. Dat concludeert minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer. De bewindsman baseert zich op een tussentijdse evaluatie van de nieuwe regels, waarvan hij de onderzoeksuitkomsten heeft meegestuurd.
Deze tussenevaluatie betreft de nieuwe regels voor arbodienstverlening (zoals) die per 1 juli 2005 gelden. Het onderzoek laat zien dat veruit de meeste werkgevers - afhankelijk van het onderwerp tweederde tot viervijfde - weten dat de regels gewijzigd zijn. Vooral grotere bedrijven zijn goed op de hoogte, het kleinbedrijf wat minder. ‘Duidelijk is’, zo schrijft minister Donner, ‘dat de ontwikkelingen op de arbomarkt, juist ook in de ogen van sociale partners, hebben bijgedragen aan ruimer en meer gevarieerd aanbod’. De minister vindt het nog te vroeg voor conclusies over het exacte effect van de nieuwe regels.
Sinds 1 juli 2005 zijn werkgevers niet meer wettelijk verplicht een (externe) arbodienst in te schakelen. Ze mogen de taken van de arbodienst ook zelf uitvoeren om te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden en het voorkomen en aanpakken van ziekteverzuim. Die aanpak moet dan wel vastliggen in de cao of zijn afgesproken met ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging.
De wettelijke verplichting om een bedrijfarts en eventueel een andere arbodeskundige in te schakelen, is blijven bestaan. Grotere bedrijven (meer dan 25 werknemers) moeten ook een preventiemedewerker in dienst hebben voor de dagelijkse zorg voor een veilig en gezond werken. Werkgevers met ten hoogste 25 werknemers mogen die taak zelf uitvoeren als ze de nodige deskundigheid in huis hebben.