Antwoorden op kamervragen van Koşer Kaya over de verruiming van de mogelijkheden tot embryonaal stamcelenonderzoek in de Verenigde Staten

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

PG-K-U-2764240

9 mei 2007

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op kamervragen van het Kamerlid Koşer Kaya (D’66) over de verruiming van de mogelijkheden tot de verruiming van de mogelijkheden tot embryonaal stamcelonderzoek in de Verenigde Staten (2060712420).

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het feit dat onlangs in de VS door een ruime meerderheid in de Senaat is ingestemd met verruiming van de mogelijkheden tot embryonaal stamcelonderzoek?

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Deelt u de mening dat het prijzenswaardig is dat ook veel orthodox-christelijke Republikeinen vóór stemden, omdat zij onderscheid maken tussen een klontering van ongeveer dertig cellen en een embryo van substantiële omvang? Zo ja, bent u bereid het moratorium op embryonaal stamcelonderzoek op te heffen? Zo neen, kunt u uw afweging inzichtelijk maken door de beloften van embryonaal stamcelonderzoek af te zetten tegen de bezwaren?

Antwoord 2
In de Verenigde Staten is onlangs door de Senaat voor een wet gestemd die de mogelijkheid om embryonaal stamcelonderzoek te financieren vergroot. Op dit moment is op grond van Amerikaanse wetgeving van 9 augustus 2001 alleen overheidsfinanciering mogelijk voor onderzoek met de 21 stamcellijnen die reeds voor die datum tot stand gebracht waren. Het nieuwe Amerikaanse wetsvoorstel heeft tot doel ook financiering toe te staan van stamcelonderzoek met cellijnen die na die datum tot stand zijn gebracht. Het gaat daarbij om stamcellijnen die afkomstig zijn van embryo’s die over zijn van ivf-behandelingen. Overigens heeft President Bush aangekondigd deze wet met een veto tegen te zullen houden. De Nederlandse Embryowet kent dergelijke restricties op stamcelonderzoek niet. Zij laat stamcelonderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van embryo’s die over zijn van ivf-behandelingen toe.

De Amerikaanse Senaat sprak zich daarnaast ook uit over embryonaal stamcelonderzoek met embryo’s die niet geschikt zijn om een zwangerschap tot stand te brengen. Het gaat daarbij om embryo’s die zich al in zeer vroeg stadium niet verder ontwikkelen, omdat de celdeling van nature gestopt is. Het tot stand brengen van stamcellijnen uit embryo’s die vroegtijdig gestopt zijn met celdeling, gaat veel moeizamer dan uit embryo’s met een normale celdeling. Toch is een deel van de Republikeinen van mening dat onderzoek met dergelijke embryo’s wel toegestaan zou moeten worden.
Ik laat het aan de Amerikaanse politiek over al dan niet een onderscheid aan te brengen tussen embryo’s die zijn gestopt met celdeling en andere embryo’s die overblijven van ivf-behandeling. In de Verenigde Staten is deze kwestie vooral aan de orde door de aldaar geldende verregaande restricties op embryonaal stamcelonderzoek. In Nederland zijn dergelijke belemmeringen op stamcelonderzoek met embryo’s die over zijn na ivf-behandeling niet aan de orde.
In de context van de vraag naar het al dan niet opheffen van het moratorium speelt de mate van celdeling geen rol. Het Nederlandse verbod geldt immers alleen voor embryo’s die speciaal tot stand worden gebracht voor onderzoek en andere doeleinden dan het tot stand brengen van een zwangerschap. Tot embryo’s die tot stand zijn gebracht met als doel een zwangerschap, strekt het verbod zich niet uit.

Op 20 april jongstleden kondigde ik per brief (Kamerstukken II, 2006/07, 30800 XVI, nr. 140) met verwijzing naar afspraken in het coalitie-akkoord, een kleine wijziging van de Embryowet aan in verband met het verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo’s voor andere doeleinden dan zwangerschap. Met de wijziging wordt beoogd op korte termijn het moratorium op de beslissing over het al dan niet opheffen van het verbod op speciaal kweken te handhaven en voor de verdere toekomst af te laten hangen van wetenschappelijke en maatschappelijke inzichten. Ik zal in de Memorie van Toelichting bij het wijzigingsvoorstel nader in gaan op de afwegingen bij de beslissing over het verbod op stamcelonderzoek met embryo’s die speciaal voor dat doel tot stand worden gebracht.