Belang van klant voorop bij huisvesting ouderen

'Geen nieuw dogma, maar diversiteit'. En: 'Laat het belang van de klant voorop staan.' Dat zegt staatssecretaris Bussemaker over haar huisvestingsbeleid voor ouderen. Op 1 mei sprak ze in twee Amsterdamse verzorgingshuizen: Het Schouw en het Willem Dreeshuis. Hoewel het kabinet voorstander is van kleinschalig wonen in wijken, betekent dat niet dat ouderen niet in een verzorgingshuis mogen wonen. 'Als er vraag naar is, moet dat óók mogelijk zijn.' De volledige teksten van beide toespraken staan hieronder.

Toespraak van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Jet Bussemaker, tijdens de 1 mei bijeenkomst in verzorgingshuis Het Schouw. Amsterdam, 1 mei 2007

Dames en heren,

Ik vind het erg leuk om vandaag, 1 mei de Dag van de Arbeid, bij u aanwezig te mogen zijn.
Op deze dag vieren wij de rechten van de arbeider en worden de mensen herdacht die zich voor deze rechten hebben ingezet. In 1884 leidde een staking van Amerikaanse arbeiders tot de 8-urige werkdag. Inmiddels is 1 mei uitgegroeid tot een dag waarin de gedachte centraal staat dat je door gezamenlijke strijd voor een betere wereld je idealen dichterbij kunt brengen.

Een dag ook om stil te staan bij wat er in meer dan 100 jaar sociaal democratie is bereikt en de idealen die ook vandaag de dag nog steeds de moeite waard zijn; zoals eerlijk delen, solidariteit en emancipatie.
Het is goed om daar minstens één keer per jaar bij stil te staan. Voor mij is het prettig om dat te doen met mensen die zelf een groot deel van deze geschiedenis hebben meegemaakt en er ook mede richting aan hebben gegeven. En met mensen die in de zorg werken.

Vanochtend wil ik echter niet alleen het belang van 1 mei onderstrepen. Ik wil ook uw aandacht vragen voor twee onderwerpen waar ik als staatssecretaris van VWS nauw bij betrokken ben en die ook direct met u te maken hebben.
Ik wil u in het kort iets zeggen over mijn beleid ten aanzien van verzorgingshuizen en ik wil iets zeggen over de beroepseer van de mensen die werken in verzorgings- en verpleeghuizen. Want 1 mei is ook uitgeroepen tot de Dag van de Beroepseer.

Maar eerst iets over mijn beleid, toegespitst op de huisvesting van ouderen.
Uw tehuis wordt over 3 jaar gesloopt, is mij verteld, en daar bent u niet allemaal even blij mee. Ook al komen er op dezelfde plek grotere en mooiere appartementen, u bent erg gehecht aan uw huidige woning en wilt dat het liefst zo houden.
Ik kan me dat ook goed voorstellen. Ikzelf hou ook niet van verhuizen en ben blij met het huis waar ik nu woon en dat wil ik graag zo houden.

Maar helaas moet je soms wel verhuizen. Bijvoorbeeld omdat het huis te oud is geworden en niet meer voldoet aan de eisen van tegenwoordig, terwijl renovatie veel duurder is dan nieuwbouw.
Nieuwbouw is dan onvermijdelijk, zoals ook voor Het Schouw geldt.
Maar nieuwbouw hoeft niet altijd te betekenen, dat er geen nieuw verzorgingstehuis mag komen. Ik ben een voorstander van diversiteit en ben tegen het invoeren van een dogma. Mijn uitgangspunt is: laat het belang van de klant voorop staan. De klant bepaalt de vorm van de zorgverlening en van de huisvesting. En dat kan soms een verzorgingshuis zijn.

We – zowel de overheid als de aanbieders van zorg – moeten naar de mensen luisteren om te weten wat voor huisvesting ze willen. Daarbij speelt natuurlijk het dilemma dat de mensen die nu in een verzorgingshuis wonen wellicht andere wensen hebben dan mensen die nu net 60-plus zijn en pas over enkele jaren gebruik gaan maken van zorg. Dus als je nu besluit tot nieuwbouw, zoals voor Het Schouw, moet je tegemoet komen aan zowel de wensen van de huidige bewoners als aan de wensen van toekomstige bewoners. Het is zoeken naar een gulden middenweg.

Wél is het zo, dat de meeste oude mensen in de wijk willen wonen waar ze altijd gewoond hebben. Onlangs las ik nog een verslag van Projectontwikkelaar TCN Property Projects, een bedrijf dat ook een afdeling heeft die zich bezighoudt met wonen en zorg voor ouderen. Deze projectontwikkelaar had berekend dat slechts één procent van de 65- tot 75-jarigen in een verzorgingshuis of verpleeghuis wil wonen. Voor mensen ouder dan 75 lag dit percentage iets hoger: op vier procent.

Het beleid van het kabinet sluit hier op aan en streeft daarom naar generatie bestendige wijken, met voldoende geschikte woningen voor ouderen.
Wie oud en hulpbehoevend is, hoeft niet naar een verzorgingshuis waar alle hulp en zorg voorhanden is, omdat dezelfde zorg en hulp aan huis wordt geleverd. In de wijken moeten servicepunten zijn voor zorg en wonen. Punten waar iedereen die in de wijk woont gebruik van kan maken.
Maar nogmaals; dit mag geen dogma worden. Als er mensen naar een verzorgingshuis willen, moet dat óók mogelijk zijn.

We hebben het nu over de vorm van wonen. Die moet gevarieerd zijn.
Maar anders is het met de zorg, die moet voor iedereen gelijkwaardig zijn. De zorg die je in een verzorgingshuis krijgt, moet je ook thuis kunnen krijgen! Natuurlijk wel op de persoon toegesneden, maar altijd kwalitatief goed. Vroeger moest je verhuizen voor bepaalde zorg, die tijd ligt nu grotendeels achter ons.

Ik zeg bewust ‘grotendeels’, want het kan nog steeds voorkomen dat je voor een bepaalde – zorgintensieve aandoening - toch moet verhuizen om de beste zorg te kunnen krijgen. Dan hoef je, als het aan mij ligt, niet naar een groot gebouw, waar elke contact met de buitenwereld onmogelijk of veel moeilijker is. Kleinschalig wonen moet het alternatief zijn.
Ik herhaal: dat moet dan wel de keuze van de mensen zelf zijn.

Dames en heren,
Vanzelfsprekend wilt zolang mogelijk en zo prettig mogelijk van uw oude dag genieten. Ik gun u dat van harte en ik zal alles in het werk stellen om dat ook te realiseren. En als u van mening bent dat er in de nieuwbouw dingen verbeterd kunnen worden, dan zou ik u willen adviseren uw wensen kenbaar te maken bij de eigenaar van het gebouw, de Osira-groep.

Dan wil ik me nu graag richten tot de wat jongere mensen hier aanwezig: de zorgverleners. Zoals ik al zei is 1 mei niet alleen de Dag van de Arbeid, maar ook de Dag van de Beroepseer. Die dag is in het leven geroepen om de werkers in het onderwijs en de zorg weer trots te laten zijn op het werk dat ze doen.

De mensen die hier aanwezig zijn, de ouderen, zij weten allemaal wat voor goed werk jullie doen, zij komen er dagelijks mee in aanraking. Maar mensen die niet verzorgd worden, kijken vaak geringschattend naar jullie werk, ze kijken er soms zelfs op neer. Ze hebben een slecht beeld van wat jullie doen.

Er is inmiddels al veel actie ondernoemen om dit negatieve beeld bij te stellen, maar eerlijk gezegd heeft dat nog niet veel succes.
Dit negatieve beeld kleeft niet aan het beroep van verzorgende. Het beeld ontstaat in de maatschappij als gevolg van incidenten en door signalen dat verzorgenden te veel tijd kwijt zijn aan administratieve handelingen en daardoor te weinig tijd hebben voor de zorg bij de cliënt.
Ik wil heel scherp in beeld krijgen hoe het precies in elkaar zit. Hoeveel tijd zijn jullie nu kwijt aan het voeren van een administratie? Klopt het wat de buitenwereld denkt?
Om die reden ben ik begonnen aan een onderzoek naar de precieze omvang van het administratieve werk. Als we dat goed in kaart hebben, kunnen we daar concreet actie op voeren.

Daarnaast, ik zei het al, vinden er campagnes plaats om het imago van de zorgverleners te verbeteren. Maar er is meer actie nodig. Ik wil meer aandacht voor de werkvloer, een betere aansluiting tussen de opleiding en de praktijk van alledag en een betere en gegarandeerde stagebegeleiding. Investeren in onze toekomstige zorgverleners is van groot belang om te zorgen dat mensen niet voortijdig stoppen met hun opleiding of gedesillusioneerd uiteindelijk het beroep vertrekken. Het inrichten van een stagefonds is hier ook een middel toe, het garanderen van goede stagebegeleiding is een basisvoorwaarden.

Bovendien wil ik van jullie zelf, de zorgverleners, horen wat voor ideeën jullie hebben om het werk meer aanzien en een professionelere uitstraling te geven. Zoals jullie wellicht al weten is er een website http://www.beroepseer.nl/ waar je je verhaal kwijt kunt en jullie kunnen e-cards versturen. Ik hoop écht dat jullie daar massaal gehoor aan geven, want jullie werk verdient een positieve waardering. Jullie zijn het kloppend hart van de zorg. Ik denk dat alle ouderen die hier aanwezig zijn het daar wel mee eens zijn.

Ik ga afsluiten.
Het is vandaag de Dag van de Arbeid, en ik ben blij dat ik dat temidden van u kan vieren. Aan de ene kant de mensen die al decennia lang hard hebben gewerkt en aan de andere kant de mensen die nog midden in het arbeidsproces staan.
Ik hoop dat het een mooie dag wordt met goede herinneringen aan vroeger, maar ook met ideeën hoe we in de toekomst de positie van de werkers in de zorg kunnen verbeteren!

Toespraak van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Jet Bussemaker, tijdens het symposium Het verzorgingshuis zo gek nog niet. Amsterdam, 1 mei 2007

Dames en heren,

Toen ik de uitnodiging ontving om te spreken tijdens dit symposium, heb ik onmiddellijk ‘ja’ gezegd.
Op de eerste plaats vanwege de inhoud van het symposium met de aansprekende titel: Het verzorgingshuis zo gek nog niet. Ik zal u zo meteen vertellen hoe ik daar over denk.
En op de tweede plaats ging ik onmiddellijk in op de op de uitnodiging vanwege de plek en de datum: het Willem Dreeshuis op 1 mei, de dag van de arbeid.

Voor een bewindspersoon van de PvdA is dit een historische plek en een belangrijke datum. Een plek met een naam die voor veel Nederlanders een bijzondere klank heeft. Ik geloof dat dit huis een klein huis met een grote naam wordt genoemd en dat is terecht. Dat blijkt ook uit de namen van socialistische leiders die hier al zijn geweest en hebben gesproken op 1 mei. Natuurlijk Drees zelf, Joop den Uyl, Wim Kok, Herman Bode, Job Cohen en Wouter Bos en nog tientallen anderen.

En niet alleen deze namen geven cachet aan deze plek, maar natuurlijk ook de geschiedenis van dit huis, dat dit jaar vijftig jaar bestaat. Een geschiedenis waarvan ik graag één unieke grondregel noem, omdat die de voortrekkersrol van dit tehuis aangeeft: ‘slechts een kwart van de bewoners hoefde bij de opening van het huis de volledige pensionprijs kunnen opbrengen.’ Anders gezegd: drie kwart hoefde dat niet en zij kregen financiële ondersteuning om hier te wonen. Ze waren daardoor niet aangewezen op liefdadigheid en bedeling, wat toen – tien jaar na de oorlog – nog heel normaal was.

Ik zal hier niet verder ingaan op de geschiedenis van het Willem Dreeshuis en ik zal ook niet – in tegenstelling tot mijn illustere voorgangers - spreken over de arbeidsbeweging en 1 mei. Hoe groot de verleidingen ook zijn.
U hebt mij gevraagd om iets te zeggen over het kabinetsbeleid ten aanzien van verzorgingshuizen.

Laat ik om te beginnen duidelijk maken dat ik geen nieuw dogma ga invoeren.
Integendeel, ik ben voorstander van diversiteit. Dus u zult niet van mij horen dat verzorgingshuizen moeten verdwijnen. Mijn uitgangspunt is: laat het belang van de klant voorop staan. De klant bepaalt de vorm van zorgverlening en van de huisvesting. En dat kan soms een verzorgingshuis zijn.

Centraal bij de wensen van de klanten staat een aantal functionele eisen: mensen willen veilig wonen, ze willen sociale geborgenheid, mogelijkheden om andere mensen te ontmoeten en adequate zorg en diensten.
Hoe we daar vorm aangeven kan variëren. Maar aan een aantal verworvenheden valt vanzelfsprekend niet meer te tornen. En waar die nog niet bereikt zijn, moeten ze zo snel mogelijk worden bereikt. Ik denk dan vooral aam: niet gedwongen met meerdere mensen op een kamer, maar aandacht voor privacy en geen ziekenhuisachtige sfeer.

Zoals ik al zei moeten we naar de mensen luisteren om te weten wat voor huisvesting ze willen. Daarbij speelt natuurlijk het dilemma dat de mensen die nu in een verzorgingshuis zitten wellicht andere wensen hebben dan mensen die nu 60-plus zijn en pas over enkele jaren gebruik gaan maken van zorg.

De huidige bewoners – en dan vooral de mensen die ouder dan 80 jaar zijn – stellen andere eisen aan hun woning dan iemand die 65 is. Ik was vanochtend in Het Schouw en daar heerst enige ongerustheid onder de bewoners, omdat hun huidige gebouw – een rechthoekige flat met meer dan 10 verdiepingen - gesloopt moet worden. Ze moeten over een paar jaar naar de nieuwbouw verhuizen. De meeste bewoners zien de meerwaarde van de nieuwbouw niet, want ook al wonen ze nu te klein volgens de wettelijke normen, dat vinden ze niet erg en geen reden om te verhuizen. Bovendien, zo zeggen ze, zijn ze gewend om klein te wonen, dat hebben ze hun hele leven gedaan.
Maar u begrijpt dat de huidige 65 plussers over 10 jaar niet op een klein kamertje wil wonen in een grijs flatgebouw. Want die is dat niet gewend en zal daar ook nooit aan wennen. Onlangs las ik nog een verslag van Projectontwikkelaar TCN Property Projects, een bedrijf dat ook een afdeling heeft die zich bezighoudt met wonen en zorg voor ouderen. Deze projectontwikkelaar had berekend dat slechts één procent van de 65- tot 75-jarigen in een verzorgingshuis of verpleeghuis wil wonen. Voor mensen ouder dan 75 lag dit percentage iets hoger: op vier procent.

De beste oplossing is divers bouwen, zodat alle ouderen plezierig kunnen wonen.
In het coalitieakkoord van dit kabinet staat dan ook: Het kabinet zal in dialoog met het veld de ontwikkeling van nieuwe concepten in de care onderzoeken, bevorderen en belonen. Sleutelwoorden zijn daarbij kleinschaligheid, inbedding in wijken en buurten, ontbureaucratisering en ruimte voor de professional.

Dit betekent dat dit kabinet streeft naar generatiebestendige wijken, met voldoende geschikte woningen voor ouderen.
Anders gezegd: mensen moeten in hun wijk kunnen blijven wonen, als ze dat willen. Wie oud en hulpbehoevend is, hoeft niet naar een verzorgingshuis waar alle hulp en zorg voorhanden is, omdat dezelfde zorg en hulp aan huis wordt geleverd. In de wijken moeten servicepunten zijn voor zorg en wonen. Punten waar iedereen die in de wijk woont gebruik van kan maken.

Het kabinet is voorstander van beleid dat verder kijkt dan één doelgroep, en daar vallen de generatiebestendige wijken ook onder. In de wijken moeten ouderen kunnen wonen en jongeren, mensen met een beperking en mensen zonder een beperking.
Maar nogmaals; dit mag geen dogma worden. Als er mensen naar een verzorgingshuis willen, moet dat óók mogelijk zijn.

We hebben het nu over de vorm van wonen. Die moet gevarieerd zijn.
Maar anders is het met de zorg, die moet voor iedereen gelijkwaardig zijn. De zorg die je in een verzorgingshuis krijgt, moet je ook thuis kunnen krijgen! Natuurlijk wel op de persoon toegesneden, maar altijd kwalitatief goed. Vroeger moest je verhuizen voor bepaalde zorg, die tijd ligt nu grotendeels achter ons.

Ik zeg bewust ‘grotendeels’, want het kan nog steeds voorkomen dat je voor een bepaalde – zorgintensieve - aandoening toch moet verhuizen om de beste zorg te kunnen krijgen. Dan hoef je, als het aan mij ligt, niet naar een groot gebouw, waar elke contact met de buitenwereld onmogelijk of heel moeilijk is. Kleinschalig wonen moet het alternatief zijn.
Maar nogmaals, ik kan het niet genoeg benadrukken: het moet de keuzen van de mensen zelf zijn. Dus als er wél behoefte is aan een groot verzorgingshuis, dan moet dat kunnen.

Dames en heren,
Ik sluit af.
Ik hoop dat ik u duidelijk heb kunnen maken dat het verzorgingshuis inderdaad soms zo gek nog niet is. Zeker als het huis het Willem Dreeshuis is!
Ik ben vooral vóór keuzevrijheid en tégen elk dogma. Het is aan de partijen in het veld – de zorgaanbieders, corporaties en gemeenten - daar een goede invulling aan te geven.