Geleidelijk minder zout in ons eten
'De voedingsindustrie moet geleidelijk minder zout in het eten stoppen.' Dat zei de DG Volksgezondheid, Hans de Goeij, namens minister Klink tijdens het symposium Opzouten. Nederlanders eten ongeveer 9 gram zout per dag. Het meeste zout zit 'verstopt' in ons eten. De minister wil de zoutconsumptie de komende jaren zichtbaar verminderen.
Dames en heren,
Laat ik, om te beginnen, onderschrijven wat Klaske de Jonge zojuist vaststelde, dat de consument zijn of haar zoutconsumptie zeker niet volledig in eigen hand heeft. Of beter: zich er nauwelijks van bewust is.
Ik heb thuis even in de keukenkastjes gekeken en willekeurig maar eens drie artikelen gecontroleerd op de hoeveelheid zout die er inzit.
De ketchup, 1,3 gram natrium per 100 gram.
Een koekje met chocolade: zout, staat er op het pak, hoeveel is onduidelijk.
En een potje doperwten levert per portie ruim 1 gram aan zout op.
Nu ik me daarvan bewuster ben, verbaast me dit hoge gehalte wel.
De Consumentenbond heeft mij ook gevraagd of ze mijn zoutconsumptie voor een gemiddelde dag mochten uitrekenen. Ik kan u zeggen dat ik een matige eter ben, met soms wat drop tussendoor, maar ik consumeer kennelijk toch iets meer dan 6 gram zout per dag. Dat had ik niet verwacht, en dan is het zout op bijvoorbeeld de groenten nog niet meegeteld.
Kortom, we consumeren waarschijnlijk allemaal veel meer zout dan die 1 gram die we per dag om gezondheidsredenen nodig hebben, en ook veel meer dan de zes gram die in de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad staat.
Hoeveel we precies consumeren, is niet duidelijk.
Recente gegevens van de gemiddelde zout inname in Nederland zijn er nog niet. Op dit moment onderzoekt het RIVM dit. De verwachting is dat de gemiddelde Nederlander zeker 10 gram zout per dag tot zich neemt. En sommige mensen nog meer. Terwijl te hoge zoutinname kan leiden tot een hoge bloeddruk en dat kan uiteindelijk levens kosten.
Het is daarom noodzakelijk om ons ook op dit gebied in te zetten en zo gezondheidswinst te behalen. Ik sta daarom volledig achter het streven van de Consumentenbond om de zoutconsumptie naar beneden te brengen. Ik ben dan ook blij met dit initiatief van de bond en dat nu voor het eerst alle betrokken partijen bijeen zijn om hierover te praten.
Om tot een mogelijke oplossing te komen voor het zoutprobleem noemt de Consumentenbond drie mogelijkheden. Ik wil op alle drie even ingaan.
Allereerst het verbeteren van de etikettering.
Informatie op het etiket kan de consument inderdaad helpen een bewuste keuze te maken. Inmiddels werkt de Europese Unie aan een nieuwe richtlijn voor etikettering. Ik verwacht dat in ieder geval besloten wordt dat op het etiket zout komt te staan en niet langer natrium.
Maar ik geloof niet dat dat veel oplevert. En ik geloof ook niet dat het zit in het verplicht etiketteren van de hoeveelheid zout. Waarschijnlijk kijkt slechts een kleine groep mensen hiernaar. Dat zijn de hoogopgeleide vrouwen en mannen die al vaak heel bewust hun boodschappenmand vullen en het etiket goed lezen.
Ik vind het dan ook veel belangrijker dat consumenten in één oogopslag een gezondere keuze kunnen maken. Een logo, zoals het ‘Ik kies bewust’ logo of een klaver kan daar bij helpen. Een logo dat pas ergens opgeplakt mag worden als het product voldoet aan een aantal eisen; een laag zoutgehalte is daar dan één van.
Een tweede manier om de zoutconsumptie te verlagen, is goede voorlichting.
Dat zal inderdaad moeten gebeuren, maar er moet heel goed nagedacht worden over de vorm die we daar aan gaan geven. Tot nu toe blijken voorlichtingscampagnes over goede voeding niet altijd tot gedragsverandering te leiden. Bovendien zullen veel mensen minder zout onmiddellijk associëren met flauw. Zout is zo bepalend voor onze smaak dat daar slecht tegen valt te vechten in de vorm van tv-spotjes of affiches.
Dat brengt me bij de derde en de meest voor de hand liggende mogelijkheid: minder zout in onze voeding.
Dat betekent dat we een beroep op de voedingsindustrie moeten doen om de hoeveelheid zout geleidelijk aan te verminderen. Uit ervaringen in het buitenland, in het bijzonder Engeland en Frankrijk, blijkt dat de weg van de geleidelijkheid het meeste resultaat oplevert.
Momenteel ben ik bezig met de voedingsnota, die in het najaar zal verschijnen. Daarin zal ik zeker ook aandacht besteden aan het verminderen van de zoutconsumptie. Uitgangspunt voor de nota is de richtlijn van de Gezondheidsraad. Dat betekent een maximaal gemiddelde zoutconsumptie van zes gram per dag.
In de nota zal ik aangeven hoe ik wil bijdragen aan het begrenzen van de zoutconsumptie, maar ik heb nog niks definitief besloten. De discussie vandaag is dan ook zeer welkom en zal zeker bij het bepalen van de strategie worden meegenomen.
Wél staat al vast, dat ik een beroep zal doen op de voedingsindustrie. Een werkgroep of een convenant, al of niet aangestuurd door de overheid, zie ik als het beste middel om hiermee aan de slag te gaan. Ik heb er alle vertrouwen in dat de verantwoordelijke bedrijven mee gaan werken aan de geleidelijke verlaging van de zoutconsumptie. Ik heb inmiddels gehoord dat de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie al een werkgroep heeft opgericht om te onderzoeken hoe dit probleem kan worden aangepakt. Ik ben zeer benieuwd naar de resultaten.
Eerder al heeft de industrie zelf afspraken gemaakt over het verminderen van transvetzuren in producten en ik kan u zeggen dat daaruit duidelijk blijkt dat ze hun verantwoordelijkheid nemen en resultaat behalen. De eerste stap is overigens al gezet, want één van de criteria van het Ik Kies Bewust logo is het zoutgehalte.
Ik noem hier met opzet nog geen exacte cijfers, omdat ik eerst wil weten hoeveel zout we nu precies consumeren. Daarvoor heb ik, zoals gezegd, het RIVM opdracht gegeven een zogenaamd statusonderzoek te verrichten. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de hoeveelheid zout die mensen consumeren op basis van de productgegevens, maar ook naar de hoeveelheid zout die mensen zelf aan het eten toevoegen. De zout op het gekookte eitje. Het onderzoek van het RIVM kan dienen als een nulmeting en op basis hiervan kunnen we voor de komende jaren een stappenplan maken. En we kunnen controleren of er daadwerkelijk een daling in de zoutconsumptie optreedt.
Ik wil ernaar streven dat we aan het eind van deze regeerperiode, in 2010, duidelijk een vermindering kunnen zien op het productieniveau en het consumptieniveau. Op productniveau moeten evaluaties in 2009 al verbetering kunnen aantonen.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over de jodering van zout. U weet dat we vanwege de volksgezondheid jodium toevoegen aan het zout in brood. Het is niet de bedoeling dat - als er minder zout in brood verwerkt wordt - mensen minder jodium krijgen. Ik ben daar al over in gesprek met de bakkers en zal daar ook in de afspraken met de industrie rekening mee houden.
Dames en heren, ik sluit af.
Dit kabinet hecht veel waarde aan preventie.
Daarom is er veel aandacht voor gezond leven; voldoende bewegen en goede voeding. Zoals ik al zei, zal ik daar in mijn voedingsnota uitgebreid op terugkomen. En het mag duidelijk zijn dat het verminderen van de zoutconsumptie daarvan onderdeel uitmaakt. Ik wil me daarvoor inzetten en ik reken op uw medewerking daarbij.
Klaske, je bent jarenlang het boegbeeld geweest van de Consumentenbond en dat heb je uitstekend gedaan. Dat blijkt ook uit dit symposium. En bijvoorbeeld uit jouw bijdrage in de discussie over het logo gezonde voeding en het convenant overgewicht, waaraan de Consumentenbond sinds eind 2006 ook deelneemt.
Ik wil je bedanken voor je inzet, die soms voor de minister van Volksgezondheid aanvoelde als een luis in de pels, maar die altijd opbouwend en zeer waardevol was.
Ik wens je veel succes in je nieuwe baan en vergeet ook daar niet jouw slogan om de gezonde voeding als de gemakkelijkste keuze aan te prijzen.