Speech bij de ondertekening van het Convenant Zeeuwse Tong
Speech door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mw. Gerda Verburg, bij de ondertekening van het Convenant Zeeuwse Tong, Den Haag, 25 april 2007.
Dames en heren,
Vandaag zetten we een belangrijke stap in de verdere ontwikkeling van de aquacultuur in Nederland. En dat is op zijn beurt weer een stap in de richting van de verduurzaming van de Nederlandse visserijketen. Wat mij betreft is de discussie over de noodzaak daarvan gesloten. Want dagelijks bereiken ons berichten over de ernstige terugval van belangrijke visbestanden. Het is dus niet de vraag óf we de visserij willen verduurzamen, maar hoe en wanneer we het doen. Aquacultuur kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren.
Daarom gaan mijn warme gelukwensen uit naar de provincie Zeeland en de ondernemers uit de private sector, die zo dadelijk het Convenant Zeeuwse Tong gaan ondertekenen. Daarmee openen ze de weg voor de opbouw van een nieuwe economische sector, die voor Zeeland hoogst interessant kan worden. De binnendijkse productie van zeetong – want daar gaat het om – kan volgens de prognoses groeien naar een jaarlijkse productie van 15.000 ton met een handelswaarde van 150 miljoen euro. Dat is niet niks, dames en heren, en dan heb ik het nog niet eens over de kansen voor de werkgelegenheid.
Waar ik het wel over wil hebben is de bijdrage die het intiatief Zeeuwse Tong – en de aquacultuur in het algemeen – aan de innovatieve kracht van Nederland, aan duurzaamheid en aan biodiversiteit kan leveren.
Eerst de innovatieve kant van de zaak. Nederland heeft al langer een voorhoedepositie als het gaat om de kweek van vis. Gesloten systemen zijn hier gebruikelijk, in tegenstelling tot veel andere landen, waar de teelt in open water plaatsvindt. Dat betekent dat zaken als hergebruik van het kweekwater, de toediening van voer en geneesmiddelen en de verwerking van de mest onder controle zijn.
Maar De Zeeuwse Tong gaat nog een stap verder. In dit project wordt de kweek van verschillende producten zoals tong, mosselen, zagers (een soort wormen) en zilte gewassen, op een unieke manier gecombineerd. Door slim en dus verstandig gebruik te maken van de kringloop van restproducten ontstaat een gemengd zilt aquacultuurbedrijf.
Overigens wordt ook in de mosselteelt volop geïnnoveerd. Ik noem de kweek van mosselzaad in broedkamers op het land en de vangst van mosselzaad in speciale installaties op zee.
Dan duurzaamheid en biodiversiteit. Het mes snijdt namelijk aan twee kanten. Enerzijds belooft de aquacultuur vanwege z'n gesloten keten het milieu te sparen. En anderzijds zal kweekvis de vraag naar 'wilde' vis in belangrijke mate temperen; en dat is weer goed voor de visbestanden en de biodiversiteit in de wereldzeeën. Want daar is de situatie zoals bekend bepaald niet rooskleurig. Bovendien, ik zei het al, biedt de aquacultuur economische kansen, niet alleen in Zeeland, maar ook in de rest van ons land. Ik denk dan vooral aan kansen voor veehouders en akkerbouwers die willen omschakelen. Maar ook vissers ontdekken in toenemende mate de mogelijkheden van de aquacultuur; hun sector staat tenslotte onder druk en de toekomst is onzeker. Waar we wel voor moeten waken is dat de productie alleen maar gericht wordt op verhoging van de efficiency, zonder oog voor de maatschappelijke context en voor welzijn. Aquacultuur moet niet de volgende sector worden die met haar legitimiteit worstelt.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen is hier niet alleen een uitdaging, maar ook een opdracht. Het gaat erom een goede balans te vinden tussen economische overwegingen en zaken als dierenwelzijn, natuur, landschap, milieu en consumentenbelangen. Het uitgangspunt is goed; de aquacultuur is nog jong en dus niet belast met erfenissen uit het verleden waardoor andere primaire sectoren nog wel eens worden gekweld. Mijn wens en advies is: hou dat zo!
Dames en heren!
Graag vraag ik de aandacht voor de manier waarop dit initiatief tot stand is gekomen. Vorig jaar heeft mijn ministerie voor dit project 7,5 miljoen euro toegezegd voor de periode 2007 tot 2013, maar dan wel op voorwaarde dat de provincie Zeeland en de private sector samen eenzelfde bedrag zouden bijdragen. Een uitnodiging dus. En een uitdaging. En die handschoen is op een geweldige manier opgepakt. Ik moet zeggen dat de provincie bijzonder voortvarend te werk is gegaan. In krap een half jaar is ze erin geslaagd een tiental partijen te overtuigen van het belang van het initiatief Zeeuwse Tong en de nodige toezeggingen los te peuteren. Ook draagt de provincie zelf nog een miljoen euro bij. Hulde voor zoveel bestuurlijke dynamiek, waar veel andere bestuursorganen een voorbeeld aan kunnen nemen!
Ik noem één naam in het bijzonder: die van de heer Platschorre. Vooral dankzij zijn enthousiasme kan het project nu echt van start gaan. De ondertekening van dit convenant is natuurlijk pas een eerste stap. We zijn er nog lang niet; de eerste tongen uit de kwekerij laten nog even op zich wachten. Nu volgt verder onderzoek. Als alles goed gaat komt rond 2009 een proefbedrijf van de grond, dat naar verwachting vier jaar gaat draaien voor de eerste 'tongboerderijen' in Zeeland verrijzen. Die verre tijdshorizon neemt niet weg dat ik de ontwikkelingen en resultaten met vertrouwen tegemoet zie. Ik wens de provincie Zeeland en haar partners dan ook veel succes bij het verwezenlijken van deze innovatieve en duurzame droom.