Meer landelijke sturing op politie

De Eerste Kamer heeft ingestemd met een wetsvoorstel dat het de politieministers (BZK en Justitie) mogelijk maakt op landelijk niveau meerjarige prioriteiten voor de politie vast te stellen. Dit geldt voor zowel het terrein van beheer als voor het terrein van taakuitoefening. Het gaat dan bijvoorbeeld om geweld, jeugdcriminaliteit en (kwaliteit van de) opsporing.

De nieuwe opzet komt in de plaats van de bestaande regeling die was gebaseerd op vrijwilligheid en onderhandeling. Nu nog maken de ministers afspraken over de prestaties van de politie die in convenanten worden vastgelegd. Dat gebeurt zowel landelijk als per regio. De huidige manier van werken heeft wel geleid tot betere resultaten van de politie. Maar tegelijkertijd leidde het ook tot meer bureaucratie bij het vaststellen van de landelijke prioriteiten en de daarop gebaseerde regionale doelstellingen. Van dit laatste wilden de ministers af.

De korpsbeheerders moeten voortaan over de uitvoering van de vastgestelde concrete doelstellingen voor hun regio verantwoording afleggen aan de ministers. Als het nodig is, kunnen de ministers ingrijpen. In het uiterste geval kan een burgemeester als korpsbeheerder worden vervangen of kan er een waarnemer komen.
De korpsbeheerders zullen bij koninklijk besluit worden benoemd, geschorst of ontslagen, op voordracht van de Minister van BZK. Nu is de burgemeester van de centrumgemeente in een politieregio nog automatisch korpsbeheerder.

Het gezag over de politie wijzigt niet. De burgemeesters houden in hun gemeente het gezag over de politie waar het gaat om de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening. De officieren van justitie houden het gezag over de politie waar het gaat om de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Hierdoor blijft lokaal maatwerk mogelijk.