Arbeidsverhoudingen prostitutiebedrijven nauwelijks verbeterd

Na de opheffing van het bordeelverbod in 2000 is zowel de vraag naar als het aanbod van prostitutie afgenomen. De arbeidsverhoudingen in bedrijven met een vergunning zijn de afgelopen jaren nauwelijks veranderd; van een betekenisvolle verbetering is geen sprake. Het aantal buitenlandse prostituees dat werkt zonder een geldige verblijfsvergunning, is afgenomen.

Dat blijkt uit een aantal onderzoeken dat onder regie van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie is uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de opheffing van het bordeelverbod in oktober 2000.

Bij deze wetswijziging heeft enerzijds een legalisatie plaatsgevonden, maar anderzijds juist een aanscherping van de strafbaarstelling van ongewenste vormen van prostitutie. De opheffing van het bordeelverbod heeft weliswaar de meeste aandacht gekregen, maar de strengere handhaving op strafbare vormen van prostitutie lijkt het meeste teweeg te hebben gebracht.

Vergunning

De vergunningverlening blijkt praktisch in alle gemeenten op orde en overal vinden in meer of mindere mate controles plaats. Gemeenten hebben de locatiegebonden prostitutiebedrijven redelijk onder controle. Locatiegebonden prostitutiebedrijven zonder vergunning zijn ver in de minderheid. Strikte handhaving in regio’s heeft niet geleid tot een verschuiving naar niet-vergunde prostitutie binnen hetzelfde gebied. Verplaatsingen tussen regio’s of gemeenten komen wel voor, maar minder dan vlak na de wetswijziging. Voor de niet-locatiegebonden bedrijven is de situatie gecompliceerder. Het is zeer eenvoudig voor die bedrijven om uit te wijken naar een andere gemeente of regio waar óf geen vergunning vereist is, óf de aanpak minder streng is. Met name de escort wordt verplaatst naar gemeenten waar voor escort geen vergunning vereist is.

Zowel de vraag naar als het aanbod van prostitutie is de afgelopen jaren afgenomen. Dit lijkt echter niet zo zeer het gevolg van de opheffing van het bordeelverbod. Een combinatie van andere factoren zoals de verslechterde economie, de groei van internet en seksualisering van het uitgaansleven vormt een aannemelijkere verklaring.

Positie van prostituees

De arbeidsverhoudingen in de vergunde bedrijven zijn de afgelopen jaren nauwelijks veranderd; van een betekenisvolle verbetering is geen sprake. Binnen de branche heerst nog altijd verwarring over de vormgeving van de arbeidsverhoudingen. Prostituees en exploitanten melden dat de prostituees zelfstandig werkzaam zijn, maar tegelijkertijd is er op grote schaal betrokkenheid van exploitanten bij de werkzaamheden van prostituees, op zo’n manier dat in feite sprake is van gezagsverhoudingen. De rechtspositie van prostituees is voor verbetering vatbaar. In de huidige praktijk hebben prostituees nog steeds vooral plichten en geen rechten.

Onvrijwillige prostitutie

Dwang is zeer moeilijk te achterhalen. Het is daarom niet mogelijk uitspraken te doen over eventuele ontwikkelingen in het aantal prostituees dat onder dwang werkzaam is. Signalen van onvrijwillige prostitutie zijn tijdens het veldwerk van het onderzoek naar niet-legale prostitutie in geringe mate aangetroffen. Van de geïnterviewde prostituees in de vergunde sector meldt acht procent onder enige vorm van dwang in de prostitutie te zijn begonnen.

Complicerende factor bij de bestrijding van de exploitatie van onvrijwillige prostitutie is dat beleid, vergunningverlening en handhaving vooral gericht zijn op exploitanten. Dwang wordt echter vooral uitgeoefend door pooiers die meer op de achtergrond opereren en waar exploitanten geen weet van hoeven te hebben. Pooiers zijn nog altijd een veelvoorkomend verschijnsel. Prostituees met pooiers zijn vooral werkzaam achter de ramen, in de escort en thuis. In die sectoren is het voor pooiers het meest eenvoudig om prostituees in de gaten te (laten) houden. Dat het aantal prostituees met pooiers niet lijkt te zijn afgenomen, is zorgwekkend in het kader van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie. Wel lijkt het bewustzijn over het voorkomen van onvrijwilligheid en uitbuiting te zijn toegenomen bij exploitanten en prostituees.

Minderjarigen

Van minderjarigheid in de vergunde sector lijkt nauwelijks sprake te zijn en in het niet-vergunde deel van de prostitutie zijn eveneens geen signalen over een grote aanwezigheid van minderjarigheid waargenomen. Binnen vergunde prostitutiebedrijven worden bij controles slechts zeer incidenteel minderjarigen aangetroffen. De onderzoekers van het deelonderzoek naar niet-legale prostitutie zijn bij hun observaties zelf niet of nauwelijks minderjarige prostituees tegengekomen. Wel zijn er signalen van meisjes die vanaf hun 18de verjaardag in de prostitutie actief zijn.

Illegalen

Het aantal prostituees uit Rusland, Roemenië, Bulgarije en Latijns-Amerikaanse landen (die over het algemeen niet over de vereiste papieren beschikten) is gedaald. Er is een toename van prostituees uit landen van Oost-Europa die onder de EER vallen en legaal in de prostitutie kunnen werken. Zij nemen voor een deel de plaats in van illegaal werkende vrouwen uit de eerder genoemde landen. Het aantal vrouwen dat zich zonder de vereiste papieren aanmeldt bij clubs, is gedaald. Het aanbod van buitenlandse prostituees door bemiddelaars bij clubs is eveneens afgenomen. Daarenboven is bij controles het aantal geconstateerde overtredingen afgenomen, in het bijzonder op het terrein van het verrichten van werk zonder in het bezit te zijn van de daarvoor vereiste papieren. Dit alles leidt tot de conclusie dat het aantal buitenlandse prostituees dat werkt zonder een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning is afgenomen. Verscherpte controles en handhaving hebben aan deze ontwikkeling bijgedragen.

Onderzoek

In deze evaluatie is gebruik gemaakt van zo veel mogelijk verschillende bronnen en heeft het veldwerk verspreid over het land plaatsgevonden. De resultaten zijn daardoor grotendeels generaliseerbaar naar heel Nederland. Het kwalitatieve onderzoek naar niet-legale vormen van prostitutie heeft in een beperkt aantal regio’s plaatsgevonden waardoor deze resultaten niet één op één landelijk zijn te vertalen. Door de spreiding van de regio’s en het feit dat ook andere bronnen (die wel landelijk of voor een groter aantal regio’s beschikbaar zijn) gebruikt zijn, geeft het onderzoek wel een gedegen indicatie van de problematiek die speelt rond niet-legale vormen.