Meer geld voor sportverenigingen
Tien procent van alle Nederlandse sportverenigingen moeten zich, behalve voor de eigen leden, ook inzetten voor de jeugd en voor de wijk waar de vereniging is gevestigd. Dat zei staatssecretaris Bussemaker tijdens het sportbestuurders congres op Papendal. Het grootste deel van het extra geld dat het kabinet beschikbaar stelt voor sport gaat naar de versterking van sportverenigingen zodat deze hun maatschappelijke taken goed kunnen uitvoeren. Ook gaat er extra geld naar talentontwikkeling.
Dames en heren,
Zoals u weet ben ik net twee maanden staatssecretaris van sport, maar in die korte periode ben ik al erg onder de indruk geraakt van wat er allemaal in de sport gebeurt.
Ik ben niet alleen onder de indruk van de topprestaties die wekelijks geleverd worden - en waar ik nu als staatssecretaris toch anders tegenaan kijk - maar ik ben vooral ook onder de indruk van de enorme hoeveelheid mensen die zich met sport bezighouden en daar enthousiast over zijn.
De honderdduizenden vrijwilligers die zich elke week inspannen om het sporten in verenigingsverband mogelijk te maken, de tienduizenden scheidsrechters die zich elk weekeinde beschikbaar stellen om een wedstrijd te leiden, de miljoenen sporters zelf, die elke week minstens een keer trainen om beter te worden, en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Daaruit, uit al dat enthousiasme en die tomeloze inzet, blijkt wel dat sport prachtig is en hartstikke leuk om te doen.
Maar sport is ook méér dan een leuke hobby en een zeer prettige vrijetijdsbesteding. Daar zijn we inmiddels allemaal wel van doordrongen.
Sport heeft ook een belangrijke maatschappelijke waarde. Sport is een bindende factor in de samenleving. Daarom is ook in het coalitieakkoordakkoord van dit kabinet opgenomen dat in sport aspecten zitten van gezondheid, waarden en normen, integratie en maatschappelijke binding. Dat zijn onderwerpen die we nadrukkelijk in het kabinetsbeleid terugzien en waar sport dus een belangrijke rol in kan vervullen.
Het sportbeleid van dit kabinet baseert zich op de sportnota Tijd voor Sport en het sportprogramma Samen voor Sport.
Bewegen, meedoen en presteren zijn de pijlers van dit sportprogramma én de pijlers waarop ik verder bouw met mijn beleid. Inmiddels is daar al zeer voortvarend mee aan de slag gegaan en ik kan u zeggen dat op alle terreinen vooruitgang is geboekt. Zo gaan we in 13 proeftuinen werken aan een alternatief, aansprekend sportaanbod, zijn er tientallen topcoaches benoemd om topsporters beter te laten presteren, gaan enkele honderden sportverenigingen zich inzetten om allochtone jongeren aan het sporten te krijgen, is het masterplan arbitrage – dat is bedoeld om de scheidsrechter zijn werk goed te laten verrichten - gelanceerd en zijn er wijkprojecten gestart om inactieve bewoners te stimuleren te bewegen.
Kortom, we zijn druk bezig om sport een belangrijke rol te laten spelen in het leefbaarder maken van de samenleving.
En aan die rol wil ik nog wat toevoegen.
Ik wil een groot deel van het extra geld dat ik voor de sport beschikbaar heb – dat is 10 miljoen euro in 2008 en 20 miljoen jaarlijks vanaf 2009 - inzetten voor de versterking van de sportverenigingen zodat ze hun maatschappelijke taken goed kunnen uitvoeren.
Ik noem een voorbeeld. Enkele weken geleden was ik op werkbezoek in Nijmegen. Daar heb ik gesproken met een projectleider van een van de 13 proeftuinprojecten. Zij vertelde een verhaal vol ambitie op sportief en maatschappelijk terrein.
Vier sportverenigingen gaan samen met het onderwijs er voor zorgen dat scholieren in Nijmegen makkelijk in aanraking kunnen komen met sport. Er komtnaschoolse opvang en huiswerkbegeleiding in combinatie met sport in het Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs. En studenten van de beroepsopleidingenscholieren in contact brengen met allerlei vormen van sport. Dat gebeurtin zogenoemde Sportleerbedrijven.
Ik vind dat prachtige ambities en ik hoop dat ze gerealiseerd worden. Maar de kans is groot dat dat niet lukt zonder extra, professionele steun.
Verenigingen met dit soort plannen wil ik daarom de komende jaren steunen.
En ik wil verenigingen helpen bij het opzetten van dergelijke plannen. Uiteindelijk hoop ik 10% van alle Nederlandse verenigingen zover te krijgen dat zij behalve voor de eigen leden, ook een belangrijke rol willen spelen voor de jeugd en voor de wijk waar de vereniging is gevestigd.
Met de beleidspartners zal ik dit plan verder uitwerken. Daarbij krijgen de door minister Vogelaar aangewezen probleemwijken voorrang.
Een tweede punt waar ik de komende jaren extra aandacht en geld aan wil besteden, is talentontwikkeling.
Ik denk dan vooral aan het verbeteren van de combinatie toptrainingen en onderwijs- en studiefaciliteiten voor talenten, de ontwikkeling van enkele Centra voor Topsport en Onderwijs en hoogwaardige internationale trainingsprogramma’s. Uiteindelijk moeten deze maatregelen er aan bijdragen dat in 2011 het aantal succesvolle talenten met 20 procent is toegenomen.
Evenals de plannen voor de sportverenigingen, is het plan voor talenten nog niet volledig uitgewerkt. Daarvoor zal ik zeker met NOC*NSF, het onderwijsveld en het ministerie van Onderwijs aan tafel gaan zitten.
Ik ben inmiddels met mijn collega’s Sharon Dijksma en Marja van Bijsterveldt van OCW in gesprek over de samenwerking tussen onderwijs en sport. Ik wil met hen nagaan wat er allemaal mogelijk is.
Wij buigen ons bovendien over de resultaten van de onlangs uitgevoerde ‘brede analyse’ naar de stand van zaken over school en sport. De Alliantie School en Sport heeft al mooie resultaten opgeleverd, maar zoals u wellicht weet, is uit de ‘brede analyse’ gebleken dat er een groot tekort is aan vakleerkrachten in het basisonderwijs, aan professioneel kader bij sportverenigingen en aan accommodaties. Zeker als we willen vasthouden aan de doelstelling dat in 2010 op en rond 90% van de scholen leerlingen dagelijks kunnen sporten en bewegen.
Ik ga daar wat aan doen door het professionaliseren van verenigingen, maar ik wil ook met OCW overleggen over combinatiefuncties. Mensen die werkzaam zijn in sport- en bewegingsonderwijs én aan de slag kunnen met de maatschappelijke taken van de sportverenigingen.
Tevens ga ik met mijn collega Ella Vogelaar en met de woningcorporaties overleggen om te zorgen dat er in de wijk voldoende sportvoorzieningen komen, zoals trapveldjes en dergelijke.
Dames en heren, als ik het heb over maatschappelijke taken die de sport kan vervullen, dan besef ik, dat niet elke sportvereniging daar toe in staat is, of bereid is.
Maar wat ik wél van iedere sportvereniging verwacht, is een vorm van maatschappelijk verantwoord optreden. En daarmee sluit ik aan op het verhaal wat Roel Bekker, de vorige secretaris-generaal van VWS, hier vorig jaar heeft gehouden. Hij stelde vast de we de komende jaren er voor moeten zorgen dat onwenselijke praktijken in de sport van het toneel verdwijnen.
Daar sluit ik me bij aan. Ik doel dan vooral op zaken als: geweld op de speelvelden, molestaties van scheidsrechters, discriminatie, overdreven veel alcoholgebruik – ook onder jongeren - en andere ongezonde gewoontes. Ik ben van mening dat hier een zero tolerance zou moeten gelden.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau zal over enkele dagen het rapport ‘Een gele kaart voor de sport’ uitbrengen. Het rapport geeft een beeld van de minder gewenste praktijken die zich in en rondom de breedtesport voordoen. Helaas is dat geen al te rooskleurig beeld.
Ik ga er van uit dat u zich allemaal afzet tegen deze randverschijnselen. Helaas heeft dat nog niet op grote schaal geleid tot concrete acties. Dat is jammer.
Ik hoor graag uw ideeën hierover en ik wil u graag uitnodigen om hierover verder met mij te praten. Een voorbeeld van een goed initiatief dat mij erg aanspreekt, is het Masterplan Arbitrage dat enkele weken werd gepresenteerd.
Dames en heren, ik rond af.
Zoals ik aan het begin al zei, moet sport vooral leuk zijn. Het geeft plezier, je maakt er vrienden, je leert je grenzen ontdekken en je leert uitdagingen aan te gaan.
Daarnaast is het mooi meegenomen dat sport nog meerdere doelen kan dienen. Doelen die aansluiten op onderwerpen in het coalitieakkoord, zoals onderwijs, wijkaanpak en gezondheid.
Maar daarvoor hebben we u hard nodig.
En daarom heb ik besloten de komende jaren een groot deel van het extra geld, dat ik voor sport beschikbaar heb, aan te wenden om de sportverenigingen te ondersteunen bij de uitvoering van hun maatschappelijke taken. Tevens wil ik jongeren stimuleren hun sporttalenten beter te ontwikkelen, door de onderwijs- en studiefaciliteiten te verbeteren en te zorgen voor hoogwaardige trainingsprogramma’s.
Ik hoop dat er vele sportbonden en -verenigingen zijn, die aan deze plannen invulling willen geven. Ik reken op uw steun.