Vijf doelen voor een gelukkige jeugd
Voor het jeugd- en gezinsbeleid heeft minister Rouvoet vijf kerndoelen geformuleerd. Als daaraan is voldaan hebben kinderen het goed in Nederland. Samen met specialisten, jeugdwerkers, maar óók met jongeren en hun ouders, onderzoekt de minister hoe hij deze doelen het beste kan bereiken. Dat zei Rouvoet tijdens een bijeenkomst van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid.
Dames en heren,
Bedankt voor deze publicatie.
Het is een opvallende bundel met bijdragen van verschillende auteurs geworden. Opvallend vanwege de inhoud, maar ook vanwege de vorm: het is geen advies, zoals we gewend zijn van de WRR, maar meer een richtsnoer.
Een richtsnoer dat dient om de gedachten te bepalen voor het jeugdbeleid. U noemt het zelf dan ook Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid.
U begrijpt dat ik erg blij ben met deze bouwstenen, want ik ben als een soort aannemer druk bezig een gebouw te maken. Een solide gebouw voor de jeugd van Nederland dat moet staan als het spreekwoordelijke huis.
Daarvoor ben ik me zo breed mogelijk aan het oriënteren en vraag ik advies bij de beste specialisten. U weet ook dat ik daarvoor 100 dagen heb uitgetrokken en met een bus het land in trek om zoveel mogelijk ouders, kinderen, professionals, instellingen, overheden en andere specialisten te spreken.
En daarom ben ik vandaag ook hier.
Ik heb al wat in de bouwstenen kunnen lezen en ik heb daaruit kunnen opmaken dat u de vraag opwerpt of we in het jeugdbeleid niet eens goed moeten omschrijven welke pedagogische doelen we nastreven. De afgelopen decennia hebben zich vooral gekenmerkt als een institutionele benadering van het jeugdbeleid. De redenering was, als we de organisatie en de werkwijze van de instellingen rondom jongeren op orde hebben, hebben we een goed vangnet en dan komt het wel goed met de jeugd.
U oppert in uw bundel dat we het moeten omkeren.
Eerst moeten we eens omschrijven wanneer wij denken dat de jeugd het goed heeft. Aan welke voorwaarden moet dan voldaan zijn, welke pedagogische doelen stellen we hiervoor? Vervolgens, zo stelt u, moeten we kijken of de instellingen, de voorzieningen en de zorgvormen daarop aansluiten.
Ik vind dat een prima gedachtegang, die ook goed aansluit op mijn ideeën.
Ik ben bezig een programma te maken voor de komende jaren, waarin ik het beleid voor jeugd en gezin op een nieuwe, samenhangende wijze vorm geef. Hoe de jeugd en het gezin ervoor staan, zijn belangrijke invalshoeken daarvoor. Hoe zit het met het welbevinden van jeugd, waar zitten de risico-groepen en wat zijn de belangrijkste risicofactoren? Hoe kunnen we hen het best bereiken? Dat zijn vertrekpunten voor mijn programma. Uw rapport past hier naadloos in.
Zoals u weet heb ik vijf uitgangspunten voor mijn beleid geformuleerd; vijf kerndoelen of pedagogische doelen, zou je ook kunnen zeggen. Ik heb ze vorige week in de Tweede Kamer genoemd en toegelicht.
De uitgangspunten zijn in lijn met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Als aan deze uitgangspunten is voldaan, vinden we in Nederland dat het goed gaat met kinderen.
U kent ze wellicht al: Kinderen moeten gezond en veilig kunnen opgroeien, kinderen moeten hun talenten kunnen ontwikkelen en plezier maken, ze moeten hun steentje bijdragen aan de maatschappij en ze moeten goed voorbereid zijn op de toekomst. Als we dit voor alle kinderen - ongeacht afkomst of culturele achtergrond - weten te bereiken, zo is mijn overtuiging, dan gaat het goed met de Nederlandse jeugd.
Gelukkig blijkt uit allerlei onderzoeken dat het in het algemeen ook daadwerkelijk goed gaat met de jeugd.
Maar helaas geldt dat niet voor iedereen. Dat gaf ook het Trimbos instituut vorige week aan in het rapport HBSC 2005 dat handelt over Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland. De onderzoekers concluderen bijvoorbeeld, dat het geluksgevoel van kinderen en jongeren, waarin we wereldwijd voorop liepen, wat is afgenomen. Maar we scoren nog altijd een heel dikke zeven.
Waardoor de daling van het geluksgevoel is veroorzaakt, is volgens de onderzoekers niet eenvoudig te bepalen. En hoe we er nu internationaal voorstaan dat horen we aan het einde van dit jaar, als de internationale vergelijking beschikbaar komt.
Het is in ieder geval duidelijk dat de meeste kinderen het goed hebben in Nederland, maar dat dat niet voor iedereen geldt.
Anders gezegd: nog niet voor alle kinderen weten we de vijf doelen te bereiken.
Om dat te realiseren, moeten we nog veel doen. En daarbij kan ik - ik zei het al eerder - alle hulp gebruiken.
Er is in ons land veel kennis aanwezig, die moeten we beschikbaar maken. Uw rapport is daarvan een goed voorbeeld. Verder hebben we al een aantal instrumenten ontwikkeld om jongeren te helpen een goede jeugd te hebben en we werken aan een optimalisering hiervan. Denkt u bijvoorbeeld aan de Centra voor Jeugd en Gezin waar we momenteel druk mee bezig zijn om ze op poten te zetten.
Maar het is inderdaad goed, zoals u in uw Bouwstenen oppert om na te gaan of de instrumenten waarmee we werken goed aansluiten op de doelen die we nastreven. Dat geldt ook voor de Centra voor Jeugd en Gezin. Zij hebben een cruciale rol om ouders te helpen met opvoeden. Voor de centra zal een overkoepelende pedagogische visie dus ook helpen om goed aansluiting te vinden bij de belevingswereld van ouders.
De Centra voor Jeugd en Gezin moeten laagdrempelig zijn, zodat ze veel ouders weten te bereiken. Het luistert daarom bijvoorbeeld ook nauw hoe die precies ingericht gaan worden. Dat wil ik graag in overleg doen met mensen die dagelijks met de jeugd en hun problemen te maken hebben en met de jongeren en hun ouders zelf!
Bovendien is de afstemming met het lokaal- en provinciaalbeleid en jeugdzorg en justitie van groot belang.
Dames en heren, ik ga afronden.
Zoals ik u al vertelde staat mij een visie voor het jeugdbeleid voor ogen die bestaat uit vijf kerndoelen. Het is bewust een beperkt aantal. Want met zo’n visie moeten allen betrokkenen uit de voeten kunnen. Allereerst natuurlijk de ouders, maar ook professionals en bestuurders. Geen ingewikkelde abstracte visie dus, maar een beperkt aantal concrete doelen. Ik ben benieuwd of u deze benadering onderschrijft. Laten we in ieder geval afspreken dat we samen verder bouwen aan het neerzetten van een stevig solide huis voor de jeugd van Nederland.