Rapport 'Feitelijk - heden' over het politiekorps Gelderland-Midden

Op dinsdag 20 maart 2007 heeft de heer Cornielje, Commissaris van de Koningin in de provincie Gelderland, mij het eindrapport van het ‘Feitenonderzoek politiekorps Gelderland-Midden’ aangeboden. Dat onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van het medio september 2006 verschenen rapport 'Algemene bevindingen m.b.t. het korps Gelderland-Midden' van de onafhankelijke onderzoekscommissie 'Klachtenafhandeling Gelderland-Midden' (de ‘commissie-Tragter’). Het onderzoek van de heer Cornielje had tot doel om de in het onderzoek van de commissie-Tragter gepresenteerde bevindingen met feiten te onderbouwen dan wel te weerleggen.

Hierna volgt, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, mijn reactie op het rapport 'Feitelijk - heden'. Voor de conclusies en aanbevelingen van de heer Cornielje verwijs ik u naar het rapport ‘Feitelijk – heden’.

Allereerst ben ik van mening dat het verstandig is gebleken dat de korpsbeheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden de minister van BZK heeft gevraagd om opdracht te geven voor een feitenonderzoek. Het rapport van de commissie-Tragter bevatte immers slechts ‘beelden’. Die beelden zijn nu met feiten onderbouwd.

Ik ben verheugd dat uit het rapport ‘Feitelijk – heden’ is op te maken dat er geen sprake is (geweest) van structurele willekeur en intimidatie door leidinggevenden binnen het politiekorps. Wel heb ik met zorg kennisgenomen van de cultuur van wantrouwen binnen een deel van het korps. Desalniettemin heb ik de hoop en de verwachting dat met het grondige feitenonderzoek een stevige basis is gelegd voor nieuw onderling vertrouwen binnen het korps.

Het is aan het bestuur in de regio en aan de medewerkers van het politiekorps om het wantrouwen definitief weg te nemen en in gezamenlijkheid te werken aan, in de woorden van de heer Cornielje, een hardwerkend, goed presterend korps met een open en veilig werkklimaat.

Ik ben van mening dat met dit rapport een streep gezet kan en moet worden onder het verleden en dat het politiekorps zich weer kan richten op de . primaire taak van de politie: het waarborgen van de veiligheid in de regio, zodat de veiligheidszorg voor de burgers in de regio Gelderland-Midden niet onder deze kwestie zal lijden.

Dit alles is primair de verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder en het regionale college. Het opvolgen van de aanbevelingen uit het rapport ‘Feitelijk – heden’ is dan ook aan hen. Ook gesprekken voeren met in het rapport genoemde actoren, zoals de korpschef en de ondernemingsraad, voor het herstel van het vertrouwen is een taak die in eerste instantie ligt bij de korpsbeheerder en het regionale college.

Van de reacties van de ondernemingsraad van het politiekorps sinds de aanbieding van het rapport heb ik goede nota genomen. In die reacties zie ik geen aanleiding om het bovengenoemde standpunt te herzien. Het is van belang dat ook de ondernemingsraad de blik voorwaarts richt.

Inmiddels heb ik vernomen dat de korpsbeheerder de aanbevelingen uit het rapport Cornielje integraal zal overnemen. Ik heb de korpsbeheerder gevraagd om mij periodiek te informeren over de stappen die zij gaat ondernemen om de situatie in het korps te normaliseren en over de voortgang van de uitvoering van die aanbevelingen.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

mevrouw dr. G. ter Horst