Gebrekkige regionale rampenbestrijding baart Ter Horst grote zorgen
Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maakt zich grote zorgen over de regionale rampenbestrijding en crisisbeheersing; de plannen zijn doorgaans wel op orde, maar ze sluiten onvoldoende aan op de praktijk. Belangrijke knelpunten in de basisprocessen van rampenbestrijding en crisisbeheersing liggen op het gebied van melding en alarmering, opschaling, beschikbaarheid van sleutelfunctionarissen voor leiding en coördinatie en multidisciplinaire afstemming en informatievoorziening. Ook werken politie, brandweer en ambulance nog steeds niet goed genoeg samen.
Dit schrijft minister Ter Horst in een brief aan de Tweede Kamer als reactie op de bestuurlijke rapportage van de provincies over de mate waarin regio’s zijn voorbereid op een ramp of een crisis. De minister onderkent dat er de afgelopen jaren door gemeenten en regio’s forse stappen zijn gezet op weg naar een betere rampenbestrijding en crisisbeheersing. Er is echter nog veel werk aan de winkel.
De veiligheidsregio’s zijn nu primair aan zet om zich verder te ontwikkelen tot slagvaardige multidisciplinaire organisaties voor rampenbestrijding en crisisbeheersing op decentraal niveau. Waar nodig zal de minister de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) inzetten om de voortgang in de gaten te houden, knelpunten zichtbaar te maken en het proces in de veiligheidsregio met adviezen te ondersteunen.
Om de kwaliteit van de basisprocessen in de rampenbestrijding en crisisbeheersing te bepalen, heeft het Landelijk Beraad Crisisbeheersing (LBCB) de minister onlangs een rapport aangeboden met basisvereisten. Op korte termijn zal Ter Horst beslissen hoe deze vereisten in wet- en regelgeving kunnen worden vastgelegd.
Een goede voorbereiding op rampen en crises betekent ook dat mensen, materieel, plannen en organisaties goed geoefend moeten zijn. Weliswaar onderschrijven regio’s dit belang en hebben ze (meerjarige) oefenbeleidsplannen, toch moet er vaker en beter geoefend worden. Zo ondersteunt de minister de invoering van kwaliteitsnormen op dit gebied, de benutting van oefenexperts, de uitwisseling van kennis via een oefendatabank, de inzet van oefenevaluatieteams en is er subsidie beschikbaar voor multidisciplinaire oefeningen waardoor regio’s in de gelegenheid worden gesteld (extra) te oefenen.