Toespraak staatssecretaris bij ontvangst nieuwe nummer CDV
Toespraak staatssecretaris Bijleveld bij het in ontvangstnemen van het themanummer Thorbeckse Twisten van Christen Democratische Verkenningen op 12 april j.l.
• Ik ben verheugd dat de redactie van CDV het onderwerp “Thorbeckse Twisten” heeft uitgekozen om een nummer aan te wijden. Als verantwoordelijk bewindspersoon voor gemeenten en provincies ben ik blij met de aandacht voor wat de redactie schrijft in haar introductie: “voortdurende competentietwisten tussen de verschillende bestuurslagen in het huis van Thorbecke”. Kortom wat tegenwoordig modieus bestuurlijke drukte genoemd wordt. De onduidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk is en waarom.
• Het is terecht dat kritisch naar de rol van Rijk, provincies en gemeenten gekeken wordt en naar de verschillende verantwoordelijkheden. En inderdaad moet de vraag gesteld worden: Hebben wij het nu wel zo goed geregeld?
• Dat is een van de vragen waar ik vanuit mijn portefeuille graag een antwoord op wil vinden. En dan is het natuurlijk altijd goed om zo’n mooi nummer van Christen Democratische Verkenningen op mijn bureau te hebben liggen om mijn geest te scherpen!
• Het regeerakkoord stelt: “Bestuurlijke drukte wordt verminderd en het effectieve optreden van de overheid als geheel wordt bevorderd door het aantal bestuurslagen dat zich met een bepaald onderwerp bemoeit stelselmatig te verminderen, maar, zonder de Grondwettelijk verankerde bestuurlijke inrichting te veranderen. Sleutelwoorden in deze aanpak zijn differentiatie en maatwerk.”
• De Grondwettelijke verankering van provincies en gemeenten blijft dus onveranderd. Provincies en gemeenten blijven bestaan. We gaan dus vooral kijken wat in de verhouding tussen rijk, provincies en gemeenten moet veranderen.
• Het blad verschijnt op het moment dat het kabinet wel zijn basis heeft gelegd, een regeerakkoord heeft gesloten, maar nog werkt aan de concrete invulling. We praten met het veld, met de organisaties, met andere overheden, met de bedrijven maar vooral met de mensen die in ons land wonen. De zogenaamde honderd dagen.
• Het zal u niet verbazen dat ik, als oud-burgemeester, grote waardering heb voor de bestuurslaag, waarvan men in het algemeen zegt dat deze het dichtst bij de burger staat: de gemeente. Ik geloof in sterke gemeenten die die taken toebedeeld krijgen die zij redelijkerwijs aankunnen. In die zin geloof ik dat er met dit coalitieakkoord inderdaad sprake is van een herontdekking van de gemeente, door veel meer taken gedecentraliseerd daar neer te leggen.
• Die herontdekking kan echter wel tot een probleem leiden. De bestuurskracht van gemeenten moet wel zodanig zijn dat zij de taken die zij toebedeeld krijgen goed kan uitvoeren. Geen enkele burger zit erop te wachten dat hij niet goed geholpen wordt, al is het dan bij het gemeentelijke loket. Gemeenten moeten welbewust aan de slag om te bekijken of zij wel klaar zijn om dergelijke taken te verrichten. Zij moeten hun bestuurskracht meten en op basis daarvan is het wellicht noodzakelijk om over te gaan tot een vorm van schaalvergroting, door middel van gemeentelijke herindeling of anderszins.
• En wat betreft gemeentelijke herindelingen is het regeerakkoord zeer strikt: “Herindeling van gemeenten vindt plaats indien daarvoor voldoende lokaal draagvlak bestaat. De verantwoordelijkheid voor de toetsing daarvan berust bij het provinciebestuur; de wetgever toetst de wetsvoorstellen in principe uitsluitend op het gevolgde proces.”
• U begrijpt: het kan nog wel eens een hele toer worden om gemeenten over te halen over te gaan tot schaalvergroting en zeker tot gemeentelijke herindeling, zeker gezien de tekst van het regeerakkoord. Wat dat betreft beschouw ik het artikel van Rien Fraanje in dit nummer ook als een waarschuwing om niet door te schieten op dit onderwerp. Ik van mijn kant zal doen wat nodig is om gemeenten te faciliteren, bij een bestuurskrachtmeting, of bij het zoeken naar oplossingen voor schaalvergroting en in het uiterste geval gemeenten te doen inzien dat een gemeentelijke herindeling wellicht de enige oplossing is om voldoende bestuurskracht te genereren.
• Nog een opmerking over de rol van de provincies: Het is tijd voor een discussie over het takenpakket van de provincie. Bij sterke gemeenten wier takenpakket verder uitgebreid wordt, en die voldoende bestuurskracht hebben om deze ontwikkelingen in goede banen te leiden past een provincie die durft los te laten, die niet over de schouder van de gemeente meekijkt, kortom: een provincie die zich weer bezig gaat houden met haar kerntaken. Immers: we hebben als verschillende overheden maar één doel en dat is niet met elkaar bezig zijn, maar bezig zijn voor de burger. Laten we hierover de discussie starten en in dat verband ben ik benieuwd hoe het pleidooi voor een Vereniging voor Decentraal Bestuur valt bij het IPO en de VNG