Toespraak bij de Jaarvergadering van het Genootschap van Hoofdredacteuren
Dames en Heren.
Ik zie overigens opvallend weinig vrouwen in dit illustere gezelschap van hoofdredacteuren. Als minister die onder andere Emancipatiebeleid in portefeuille heeft, moet me dat toch even van het hart. Dat doet me denken aan de situatie rond het aantal vrouwelijke hoogleraren in Nederland: ook daar staat Nederland op achterstand in vergelijking met veel andere landen. Ik weet dat het de eigen verantwoordelijkheid van de media is om hoofdredacteuren te benoemen, maar ik wil u graag het advies geven om voor de komende jaren een ambitieuze doelstelling te formuleren: benoem méér vrouwen tot hoofdredacteur. Tenslotte vormen de media ook in dat opzicht een soort “spiegel” voor de samenleving. En ik weet zeker dat er voldoende capabele vrouwen rond lopen in medialand.
Doorgaans sta ik voor een gezelschap mensen die mij – de minister – als hun chef zien. Maar hier is het andersom. Door mijn krantenverleden als columnist zie ik u – de hoofdredacteuren – nog een beetje als mijn bazen. Dat maakt de eer om hier te staan des te groter.
Uw organisatie heeft mij gevraagd om iets te vertellen over het brede mediabeleid dat mij de komende kabinetsperiode voor ogen staat. Daarom ga ik het zo meteen hebben over de publieke omroep, de commerciële omroep en – last but not least - de pers.
Maar ik kom ook om naar u te luisteren. Dat is het uitgangspunt van de befaamde 100 dagen, de inwerkperiode van dit kabinet. Deze bijeenkomst is voor mij een mooie gelegenheid om van u te horen wat er leeft, waar volgens u de knelpunten liggen.
Mediabeleid gaat niet alleen over de landelijke publieke omroep. Toch gaat daar de meeste aandacht naar uit. Geen wonder, want een groot deel van onze vrije tijd wordt aan televisiekijken besteed. Meer dan aan krant of tijdschrift. (TV-kijken: ruim 3 uur per dag. Lezen: 1 uur per dag, waarvan 10-15 minuten krantlezen.)
Daar komt bij, dat publieke omroepen ook ‘publiek bezit’ zijn. Letterlijk, want bekostigd uit publieke middelen betaalt iedereen eraan mee. En figuurlijk, want iedereen heeft er wel een mening over.
Bovendien hanteert de publieke omroep zelf de slogan ‘Van iedereen, voor iedereen’. Dan vraag je erom, dat iederéén zich ermee bemoeit. Ook de minister!
Uitdagingen te over voor de publieke omroep:
- het internet neemt een steeds grotere plaats in;
- hevige concurrentie van de commerciële omroep;
- middelen en zendtijd van de publieke omroep zijn versnipperd geraakt;
- samenwerking tussen omroepen stuit op grenzen;
- de raad van bestuur kan geen ijzer met handen breken;
- de inkomsten staan onder druk. Niet alleen door bezuinigingen van de overheid, maar ook door digitalisering. Kijkers kunnen reclamespots omzeilen door weg te klikken of via de harde schijf naar tv-programma’s te kijken (“uitgesteld kijken” noemen we dat).
In het regeerakkoord is weliswaar afgesproken dat er structureel extra middelen voor de publieke omroep beschikbaar komen, maar het blijft natuurlijk opletten geblazen.
Wat ik wil gaan doen:
- zorgen dat de publieke omroep multimediaal kan opereren;
- rust brengen in financiering en organisatie van de publieke omroep;
- doorgaan op de ingeslagen weg van het programmeringsmodel;
in een column heb ik mij wel eens kritisch uitgelaten over de nieuwe programmering, maar ik moet erkennen dat het vruchten heeft afgeworpen: het marktaandeel van de publieke omroep is aanmerkelijk gestegen
- investeren in programma’s die ertoe doen: kunst en cultuur, jeugdprogrammering, etc;
Deze zomer stuur ik de Tweede Kamer een brief met de hoofdlijnen van mijn plannen rond de publieke omroep. Daarna kan het debat los branden. Begin 2009 moeten we tot een afronding komen, want dan kunnen de omroepen weer een nieuwe erkenning aanvragen. In 2010 moet de concessietermijn van de publieke omroep voor een periode van vijf jaar worden verlengd.
Volop werk aan de publieke omroepwinkel. Maar….er is méér. Nederland heeft ook een omvangrijke commerciële omroep. Relatief groot voor zo’n klein land, maar dat brengt in ieder geval beweging in het omroeplandschap.
Een deel van de commerciële zenders (SBS, Talpa) moet zich houden aan de strengere Nederlandse regels; een ander deel (RTL) valt onder de jurisdictie van Luxemburg, die soepeler is. Ik wil dat gelijktrekken, zodat dezelfde spelregels straks voor álle commerciële zenders gelden. Gelijke commerciële monniken, gelijke kappen.
Dat betekent dus een zekere versoepeling van de Nederlandse regels voor commerciële omroepen op het punt van reclame en sponsoring. Ik beraad mij nog op de details, dus daar kan ik nu nog niet op in gaan.
Genoeg over de omroepen, genoeg over TV. Laten we overschakelen naar de pers. Daar zat u natuurlijk op te wachten, want bij een flink aantal leden van dit Genootschap van Hoofdredacteuren stroomt drukinkt door de aderen.
Er is volop “reuring” in krantenland. We zien een gestage daling van de oplagen van betaalde kranten en tegelijkertijd een stevige oplagegroei bij de gratis kranten. Naast de “oudgedienden” Spits en Metro hebben we sinds begin dit jaar De Pers van uitgever Marcel Boekhoorn en binnenkort verschijnt nummmer 4: De Dag, een gezamenlijk initiatief van PCM en KPN. Hieruit trek ik twee conclusies:
- er is nog wel degelijk toekomst voor nieuws en informatie in gedrukte vorm, als het maar compact en in aantrekkelijke vorm wordt aangeleverd;
- er is een afnemende bereidheid bij grote groepen burgers om te betalen voor (kranten)informatie.
Gelukkig zien uitgevers de mogelijkheden die convergerende media bieden en willen zij hun kranten uitbouwen tot multimediale nieuws- en informatieconcerns. Zij willen actief aan de slag met radio, televisie en allerlei vormen van “nieuwe media”.
Daarom is het goed nieuws dat er binnenkort meer ruimte komt voor crossownership, voor eigendom van media op meerdere markten. Tot nu toe gelden er forse beperkingen voor dagbladondernemingen die ook actief willen zijn met commerciële radio en/of televisie. Maar op korte termijn behandelt de Tweede Kamer het Tijdelijk Wetsvoorstel Mediaconcentraties.
Die nieuwe wet maakt het mogelijk dat één concern actief kan zijn met dagbladen, radio én televisie. En niet alleen als samenwerkingspartner, maar ook als eigenaar. Dit betekent een zeer aanzienlijke verruiming van de mogelijkheden om je als concern multimediaal te ontplooien. Ik ben benieuwd hoe concerns daar straks mee aan de slag gaan.
Tegelijkertijd biedt het voorstel bescherming tegen een te grote concentratie van opiniemacht. Oogmerk van de wet is dat op elk van de drie markten (dagbladen, radio en televisie) ten minste drie spelers actief blijven. Zo blijft pluriformiteit van de nieuws- en informatievoorziening zo goed mogelijk gewaarborgd.
Om in te kunnen blijven spelen op nieuwe ontwikkelingen – kenmerkend voor de mediawereld – is het een tijdelijke wet die vervalt op 1 januari 2010. Vóór die tijd vindt een evaluatie plaats en moeten we besluiten of de wet vervalt danwel wordt verlengd, al dan niet in gewijzigde vorm.
Nadat de Tweede Kamer heeft ingestemd, hoop ik dat de wet ook snel door de Eerste Kamer komt. Het zou mooi zijn als het voorstel nog deze zomer in werking kan treden.
Dames en heren,
Het is tijd om dit verhaal af te sluiten. Het is nog steeds vrijdag de 13e. Er is nog steeds geen ongeluk gebeurd. De glazen staan nog steeds overeind. Laten we daarom maar snel een toast uitbrengen op een mooie toekomst voor de Nederlandse media. Ik dank u wel!