Randstad Holland kan zoveel beter
Openingsspeech van de minister van Economische Zaken, mw. M.J.A. van der Hoeven, congres 'Randstad Holland kan zoveel beter', 11 april 2007.
Deputy director Mario Pezzini, commissaris van de Koningin Jan Franssen , dames en heren ondernemers, wetenschappers en bestuurders. Welkom op dit congres met de prikkelende titel ‘Randstad Holland kan zoveel beter’. Ik ben blij dat u in zulke groten getale en op zo’n hoog niveau bent afgereisd naar Den Haag.
Dames en heren,
De titel van het congres: ‘de Randstad kan zoveel beter’, prikkelt. Het impliceert dat het hart van de Nederlandse economie niet op volle kracht pompt. En dat stemt somber, want we hebben het wel over de regio waar 50% van het bruto binnenlands product wordt verdiend. Waar 55% van de buitenlandse ondernemingen is gevestigd. Waar het beeld dat het buitenland van Nederland heeft, wordt bepaald.
Anderzijds geeft de titel ‘de Randstad kan zoveel beter’ ook moed. Want hoewel de regio de laatste jaren is gezakt op allerlei lijstjes als het gaat om concurrentiekracht, hebben de Randstadoverheden nooit hun geloof in de veerkracht van de regio verloren. En zien we als kabinet nog zeer veel potentie als het gaat om het vestigingsklimaat en de economische macht en kracht van de Randstadregio.
Ik ben dan ook blij met dit onderzoek van het Territorial Development Policy Committee van de OESO. En - om maar even op de zaken vooruit te lopen, want ik heb het rapport al mogen inzien - ik ben ook zeer tevreden met de resultaten.
- Omdat die resultaten als input kunnen dienen voor de plannen van het nieuwe Kabinet.
- Omdat de denkrichtingen en aanbevelingen die de OESO heeft geformuleerd, een goede aanzet zijn voor vervolgdiscussies.
- Omdat de analyses uit het onderzoek als basis kunnen dienen voor het urgentieprogramma dat onder leiding van Camiel Eurlings, de minister van Verkeer en Waterstaat, wordt opgesteld.
- Én - maar nu spreek ik voor mijn beurt - omdat het rapport aangeeft dat we met het Kabinetsbeleid op de goede weg zijn.
Dames en heren,
Laten we gaan luisteren naar de bevindingen van de OESO. Ik geeft graag het woord aan de heer Pezzini, de deputy director of the Public Governance and Territorial Development Directorate.
Mijnheer Pezzini,
Dank voor het rapport. En dank voor het vele werk. Zoals ik tijdens de openingsspeech al zei, heb ik de resultaten van het onderzoeken al mogen inzien. Een aantal zaken is mij opgevallen. Ik geef een korte reactie.
Het algemene beeld is dat de economie van de Randstad weer aantrekt. Het aantal banen in de regio groeit, de bezettingsgraad van kantoren stijgt en ook de interesse van het internationale bedrijfsleven dat op zoek is naar een vestigingsplaats, neemt weer toe. Oorzaken: de aantrekkende conjunctuur, maar ook het Kabinetsbeleid van de afgelopen jaren.
Dit betekent natuurlijk niet dat er niets meer te wensen valt. De boodschap van de OESO is helder: de Randstad heeft veel potentieel, maar kampt met een aantal hardnekkige uitdagingen. Centraal staat de lage produktiviteitsgroei in de afgelopen jaren. Dat is een groot punt van zorg, want juist produktiviteitsgroei is nodig voor onze welvaart in de toekomst. De OESO gaat in op een groot aantal thema’s die daarop van invloed zijn. U gaat daar na de lunch - in een aantal zogenoemde urgentiegesprekken - uitvoerig op in. Ik zal me dan ook beperken tot de thema’s waar ik - als minister van Economische Zaken - vanuit mijn portefeuille nauw bij betrokken ben.
Dit kabinet streeft naar een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie. Een economie die in staat is om de internationale concurrentie het hoofd te bieden. Dat vraagt om een ondernemingsklimaat van uitstekende kwaliteit. Dat bedrijven aantrekt. Dat bedrijven behoudt. En dat bedrijven laat floreren.
Dan gaat het in de eerste plaats om het op orde hebben van randvoorwaarden: denk aan gezonde macro-economische condities (lage inflatie, gezonde overheidsfinanciën), een stabiel politiek- en arbeidsklimaat, heldere wet- en regelgeving en de kwaliteit van de infrastructuur. Je fysieke infrastructuur: de auto-, spoor-, vaar- en luchtvaartwegen. Én informatie-infrastructuur: denk bijvoorbeeld aan de door de overheid bekostigde kennisinfrastructuur: R&D faciliteiten van publieke onderzoeksinstituten, universiteiten etc.
Maar met alleen goede randvoorwaarden zijn we er nog niet. Op nationaal- en regionaal niveau moeten we extra investeren in gebieden waar we sterk in zijn. Waar onze bedrijven meedraaien op internationaal niveau. Denk daarbij bijvoorbeeld aan investeringen in de creatieve industrie, het Haven- en Industriecomplex in de Zuidvleugel en de logistieke bedrijvigheid rondom de Mainports in Amsterdam en Rotterdam. Maar ook aan internationaal recht in Den Haag, het tuinbouwcluster en het life sciences cluster.
Het zijn - kortom - activiteiten die Nederland een duidelijke identiteit en positie in de wereld verschaffen. Die Nederland meer zichtbaarheid geven. En dat maakt het voor buitenlandse bedrijven en kenniswerkers interessanter om zich hier te vestigen.
Aan al die activiteiten hangt overigens wel een prijskaartje. Om mee te draaien aan de top - en voor minder doen we het niet - dat vergt forse inspanningen. Het vraagt om veel samenwerken én het maken van keuzes. Want je kunt niet overal de beste in zijn.
En daar lijkt schoen te wringen. De OESO wijst in haar rapport op het gevaar dat regio’s massaal gaan kiezen voor dezelfde sector, omdat dat toevallig net ‘hip’ is of goed in de markt ligt.
Verder wordt nu - volgens de OESO - ook nog onvoldoende gekeken naar, en gekozen voor individuele sterktes van steden. Trekken we daardoor relatief weinig buitenlandse kenniswerkers en hoogwaardige buitenlandse bedrijven aan?
En een tweede punt van zorg is de samenwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven in de Randstad. De OESO ziet veel potentie, maar door onvoldoende samenwerking laat de Randstadregio kansen liggen.
Om met dat laatste te beginnen: Ik zie het punt dat de OESO maakt. Ook ik maak me zorgen over de niet optimale samenwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven (overigens, dat speelt zeker niet alleen in de Randstadregio). Terwijl op de wereldmarkt voor solisme geen plaats is. Alleen door samen te werken kunnen ondernemers, onderzoekers, docenten en overheden economische én maatschappelijke opgaven het hoofd te bieden. Daar moeten we de komende vier jaren veel tijd aan besteden!
En dan specialisatie, keuzes maken. Als bedrijf, kennisinstelling, stad en regio fors inzetten waar je goed in bent. Zoals gezegd hebben we deze lijn in de vorige kabinetsperiode ingezet, bijvoorbeeld met programma’s voor de Noord- en Zuidvleugel in het kader van Pieken in de Delta. En ik heb gezien – bijvoorbeeld vorige week tijdens mijn bezoek aan de Mediawharf in Amsterdam - dat als we het goed aanpakken zo’n aanpak kan werken.
Toch neem ik de zorgen van de OESO ter harte. Zijn we inderdaad wel selectief genoeg in onze keuzes? En zetten we er vervolgens over de hele linie voldoende op in? Bundelen we onze geldstromen wel voldoende? Richten we onze fysieke investeringen voldoende op onze economische speerpunten? Sluiten de agenda’s van onze onderwijs- en onderzoekstellingen wel genoeg aan op onze kansen? Kortom, zetten we als overheden over de hele linie voldoende onze schouders onder de keuzes die we hebben gemaakt?
Dames en heren,
Het zijn deze vragen die ik tijdens de eerste maanden van het nieuwe kabinet meeneem bij mijn werkbezoeken en gesprekken. Met het Urgentieprogramma Randstad gaan we er als kabinet in ieder geval onze schouders onder zetten. Misschien zal mijn collega Eurlings daarover aan het eind van deze dag een tipje van de sluier kunnen lichten.
Voor nu laat ik het hierbij. Het rapport staat vol met aanbevelingen op terreinen als verkeer en vervoer, onderwijs, onderzoek, cultuur, innovatie in bestuur, en nog veel meer. Het is echter belangrijk dat er nu wordt nagedacht over hoe die aanbevelingen werkelijkheid kunnen worden. Het is belangrijk dat nu overheden, wetenschap, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties gaan werken aan oplossingen die Randstad Holland weer sterk gaan maken. U maakt daar vanmiddag een begin mee. U werpt een blik vooruit. Ik wens u veel wijsheid toe en ik hoop op concrete voorstellen.