Brief aan de Tweede kamer over Koninkrijksrelaties
In uw brief van 15 maart jongstleden verzoekt u mij om uw Kamer te informeren over een aantal onderwerpen met het oog op het Algemeen Overleg met de commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken op 4 april aanstaande. Met deze brief wil ik u graag nader informeren.
Uw eerste vraag betreft informatie over de taakverdeling binnen het kabinet met betrekking tot de staatkundige veranderingen in de Nederlandse Antillen. Mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister van Justitie kan ik u hierover het volgende melden.
De staatkundige veranderingen binnen het Koninkrijk zijn een belangrijk aandachtspunt van het kabinet. De uitvoering van de afspraken die in oktober en november 2006 met het Land Nederlandse Antillen en met de eilanden zijn gemaakt zullen langs de lijnen van het Overgangsakkoord van 12 februari 2007 (Tweede Kamer, 2006 – 2007, nr. 22) worden uitgewerkt. Bij de uitwerking zijn binnen het Nederlandse kabinet verschillende bewindslieden betrokken vanuit hun eigen specifieke verantwoordelijkheden.
· Binnen de door de minister en staatssecretaris van BZK afgesproken werkverdeling is de staatssecretaris van BZK verantwoordelijk voor het gehele ‘Antillendossier’ (staatkundige ontwikkelingen, waarborgfunctie en samenwerking). Dit betekent dat de staatssecretaris verantwoordelijk is voor het transitieproces en zij daarmee eerste gesprekspartner is voor de staatkundige veranderingen voor het Land Nederlandse Antillen, de eilandgebieden en voor Aruba.
· Namens het Nederlandse kabinet is de staatssecretaris van BZK verantwoordelijk voor de omvorming van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot openbaar lichaam binnen het Nederlandse staatsbestel. Overigens zijn alle Nederlandse ministers bij de voorbereiding voor deze statuswijziging van de drie kleine eilanden betrokken. In de nieuwe staatkundige situatie zijn zij immers op de drie kleinste eilanden verantwoordelijk op hun eigen (gehele) vakgebied.
· De minister van Justitie is opdrachtgever en dus eerstverantwoordelijke voor de aanpassing van het Statuut alsmede voor de organieke wetten ter uitvoering daarvan met betrekking tot de rechtspleging en de rechtshandhaving en voor eventuele wijzigingen van de overkoepelende bestuursstructuur. Tevens draagt hij zorg voor de Nederlandse inbreng ten aanzien van de rechtspleging en rechtshandhaving.
· Bij de uitwerking van de afspraken die in november 2006 zijn gemaakt tussen Nederland, het Land Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten zijn voorts de minister van BZK en de minister van Financiën in het bijzonder betrokken.
De minister van BZK is eerstverantwoordelijke voor de Nederlandse inhoudelijke inbreng bij de consensus-rijkswet voor de organisatie van de politie.
De staatssecretaris van BZK is samen met de minister van Financiën verantwoordelijk voor de uitwerking van de afspraken die gemaakt zijn over de financiën (schuldsanering, financieel toezicht, monetaire zaken, de consensusrijkswet financiële normering enz.).
Een tweede onderwerp waarover uw Kamer informatie wenst, is de rol en betrokkenheid van het parlement bij de vaststelling en implementatie van de voor staatkundige veranderingen noodzakelijke wet- en regelgeving, waaronder het homohuwelijk.
Hierover kan ik kort zijn: de Staten-Generaal speelt hierin een belangrijke rol. Alle voorstellen van de voor de staatkundige hervorming noodzakelijke Koninkrijkswetgeving en Nederlandse wetgeving, zullen aan de Staten-Generaal worden voorgelegd via de gebruikelijke procedures.
Met Bonaire, Sint Eustatius en Saba is afgesproken dat bij aanvang van de nieuwe staatrechtelijke positie de Nederlands-Antilliaanse wetgeving op de drie eilanden van kracht blijven (Slotverklaring miniconferentie 10 en 11 oktober 2006). Geleidelijk zal deze wetgeving worden vervangen door Nederlandse wetgeving. Hierbij kunnen van de Nederlandse wetgeving afwijkende voorzieningen worden getroffen vanwege onder meer de bevolkingsomvang van de eilanden, het insulaire karakter, de grote afstand met Nederland, de kleine oppervlakte en het reliëf. Er zal zorgvuldig geanalyseerd worden op welke punten afwijkende voorzieningen getroffen moeten worden. Hierbij zullen ook de bestuurlijke en sociaal-economische effecten worden meegewogen. De voorlichting van de Raad van State van het Koninkrijk van september 2006 en het kabinetsstandpunt daarover (Tweede Kamer 2006 – 2007, 30 800 IV, nr 4) zullen hierbij gevolgd worden. Het lijkt wenselijk om, gelet op de taken van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie, voor wat betreft de wetboeken en het procesrecht rechtseenheid in de Caribische delen van het Koninkrijk zoveel mogelijk na te streven.
Tot slot verzoekt u in uw brief om informatie over de stand van zaken van de uitvoering van de drie moties die uw Kamer heeft aangenomen naar aanleiding van de behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties. De uitvoering van de motie-Van Gent inzake de bescherming van het milieu (30800 IV, nr. 19) wordt voor wat betreft de Nederlandse Antillen betrokken bij de lopende evaluatie van het programma Duurzame Economische Ontwikkeling (DEO) 2004 – 2007. Het Natuur- en Milieuprogramma van de Nederlandse Antillen maakt hiervan onderdeel uit. In het evaluatierapport, dat in juli 2007 wordt verwacht, zal ook een toekomstperspectief worden geformuleerd voor het natuur- en milieubeleid op de Nederlandse Antillen. Na ontvangst van de rapportage zal ik uw Kamer een exemplaar doen toekomen. Met betrekking tot de stand van zaken van duurzaam natuurbeheer en –behoud op Aruba zal door Aruba een congres worden georganiseerd over duurzaam natuurbeheer en –behoud op het eiland. Nederland zal actief deelnemen aan dit congres. Het congres zal eind dit jaar of begin 2008 plaatsvinden.
Met betrekking tot motie-Leerdam inzake het Deltaplan Onderwijs (30800 IV, nr. 15) bericht ik u als volgt.
Minister Nicolaï heeft tijdens zijn bezoek op 17 januari 2007 aan Curaçao uitvoerig met minister Leeflang gesproken over het Deltaplan. Er zijn concrete afspraken gemaakt. Afgesproken werd onder andere dat er een toetsing zou plaatsvinden van de financieringsbehoefte en uitvoeringsproblemen, zowel voor het Deltaplan als voor het verzoek om overbruggingsfinanciering van het onderwijsvernieuwingsprogramma 2007. In een gezamenlijke ambtelijke missie van de ministeries van BZK en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is in februari jl. invulling gegeven aan deze afspraak. Bezocht werden de Bovenwinden en Bonaire; in een later stadium zal Curaçao worden bezocht. Geconstateerd is dat er voor 2007 nog voldoende vrije financiële ruimte is voor de uitvoering van het onderwijsprogramma. Het kader voor financiering van het Deltaplan kan niet worden aangegeven omdat er op dit moment geen uitgewerkt uitvoeringsplan van het Land Nederlandse Antillen en de eilandgebieden aanwezig is.
De volgende stap is om, samen met het Land en de eilandgebieden, afspraken te maken om te komen tot een uitvoeringsplan voor een nieuw onderwijssamenwerkingsprogramma. Hierbij zal rekening worden gehouden met de onderwijsevaluatie, het financiële kader en de agenda van het Deltaplan.
Met betrekking tot motie-Leerdam inzake de sociale vormingsplicht 30800 IV, nr 20 zal ik voor wat betreft de mogelijkheden tot uitvoering nader overleggen met de minister van Justitie. Over de uitkomsten van dat overleg zal ik u nog voor de zomer informeren.
Daarnaast kan ik u melden dat mijn ambtsvoorganger, minister Nicolaï, in het eerder gememoreerde gesprek met minister Leeflang, heeft afgesproken NAF 16 mln uit het programma sociale vormingsplicht middels reallocatie aan te wenden voor het binnen de scholen aanbieden van leerwerktrajecten aan 16-18 jarige jongeren. Dit maakt deel uit van het project “Eerst de kraan dicht” dat weer onderdeel is van het Deltaplan. Op dit moment worden de uitvoeringsmodaliteiten uitgewerkt.
DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten