Conclusie onderzoek: Aanpak huiselijk geweld verder ontwikkeld
De aanpak van huiselijk geweld heeft sinds 2003 een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Dat is de algemene conclusie van een onderzoek dat in opdracht van het WODC is uitgevoerd door Advies- en Onderzoeksgroep Beke. Wel zijn er verschillen tussen instanties en regio’s qua ontwikkeling en kwaliteit van het gevoerde beleid. Deze komen voort uit de fase van ontwikkeling waarin de betrokken kentenpartners (gemeenten, Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld, politie, Openbaar Ministerie) zich bevinden. Ook heeft dit te maken met de wijze waarop de betrokken instanties worden aangestuurd.
Opzet
In de nota ‘Privé geweld-publieke zaak’ uit 2002 zijn vier speerpunten in de aanpak van huiselijk geweld geformuleerd, te weten samenwerking, deskundigheidsbevordering, doelgroepenbeleid en registratie. De onderzoekers hebben deze punten onderzocht aan de hand van bestaande inventarisaties, waar nodig aangevuld met interviews met functionarissen van diverse ketenpartners. Op basis van de conclusies hebben de onderzoekers een aantal aanbevelingen geformuleerd.
Conclusies
Gemeenten / Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld
De ontwikkeling van de regierol van gemeenten bij de aanpak van huiselijk geweld verloopt voorspoedig, driekwart van alle gemeenten beschikt over maatregelen tegen huiselijk geweld.
Van de 35 zogenaamde centrumgemeenten heeft 83 procent huiselijk geweldbeleid (een forse stijging t.o.v. 2003, toen het percentage 38% was). In de centrumgemeenten is de uitvoering van het beleid voor een belangrijk deel weggezet bij de Adviespunten- en Steunpunten Huiselijk Geweld (ASHG’s). Veel ASHG’s bevinden zich nog in de ontwikkelingsfase. Dit betekent dat verouderde protocollen herschreven moeten worden en contacten moeten worden geformaliseerd met hulpverleningsinstanties uit de backoffice, gemeenten, politie, OM en andere instanties.
ASHG’s lijden onder slechte samenwerking van gemeenten binnen een regio. Dit knelpunt wordt volgens geïnterviewden vooral veroorzaakt door capaciteitstekorten en een gebrek aan financiële armslag. Een ander knelpunt op gemeentelijk niveau is de registratie van huiselijk geweld. In 2006 is het nog niet mogelijk gebleken om huiselijk geweld door alle ASHG’s op uniforme wijze te laten registreren. Hoewel er afspraken bestaan tussen gemeenten en ASHG’s over het verstrekken van huiselijk geweldcijfers, is het vooral de politie die dit doet.
Politie
De ontwikkelingen in de aanpak van huiselijk geweld bij de politie zijn aanzienlijk te noemen. Sinds 2005 wordt in bijna alle politieregio’s gewerkt met het Landelijk Protocol Huiselijk Geweld en de Politietaak. Bovendien wordt bij de politieaanpak aan kwaliteitscontrole gedaan.
De registratie van de politie is een belangrijke bron van informatie op het gebied van huiselijk geweld. Sinds 2004 kan door de projectcode huiselijk geweld inzicht gegeven worden in aard en omvang van geregistreerd huiselijk geweld. De politie controleert via de regionale coördinatoren de kwaliteit van de registratie.
Openbaar Ministerie
Van alle instanties werkt het OM het meest vanuit een landelijke aansturing. De Aanwijzing Huiselijk Geweld uit 2003 biedt hiervoor duidelijke richtlijnen, maar toch bestaan er tussen de arrondissementsparketten verschillen in afdoening. In tegenstelling tot de ASHG’s werkt het OM nauwelijks met een specifieke aanpak voor doelgroepen, zoals kinderen, ouderen en allochtonen; het OM kijkt primair naar de zaak zelf. Samenwerking tussen de parketten komt bij de aanpak van huiselijk geweld niet voor. Het OM en de reclassering weten elkaar steeds beter te vinden, bijvoorbeeld als het gaat om het aanbieden van vroeghulp aan daders. Ook de registratie van huiselijk geweldzaken bij het OM verloopt steeds beter.
De ketensamenwerking
Er is in de ketenaanpak van huiselijk geweld steeds meer aandacht voor doelgroepen. Voor kinderen en ouderen is al veel geregeld en allochtonen staan in toenemende belangstelling. De strafrechtelijke samenwerking tussen politie, OM, reclassering en daderhulpverlening verloopt naar behoren. De kwaliteit van samenwerking tussen strafrechtelijke en hulpverleningspartners verschilt per regio. Daar waar partners gemotiveerd zijn, verloopt de samenwerking vaak goed. Als de samenwerking minder goed verloopt dan zijn wachtlijsten bij de AMK’s, haperend casusoverleg of onduidelijke taakomschrijvingen vaakgenoemde redenen. Ook spelen de geografische verschillen tussen veiligheidsregio’s, gezondheidsregio’s en de centrumgemeente-indeling mee. De samenwerking tussen ketenpartners zou gebaat zijn bij één onderling registratiesysteem met voor iedere organisatie geclassificeerd inzicht in huiselijk geweldzaken. Iedere organisatie registreert momenteel naar eigen inzicht, zonder de mogelijkheid om gegevens te koppelen.
Vervolg
De minister van Justitie is over de conclusies en aanbevelingen inmiddels in overleg met de ketenpartners. Hij heeft de betrokken partijen verzocht om op korte termijn aan te geven welke maatregelen zij zullen nemen. Hij zal de Tweede Kamer tegen de zomer van 2007 over de gemaakte afspraken informeren.