Brief aan de Tweede Kamer over de Utrechtse wijk Ondiep
Naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in de Utrechtse wijk Ondiep heeft uw Kamer op 14 maart jl. een aantal vragen gesteld. Op 16 maart jl. heb ik u, mede namens de minister van Justitie en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI), een brief gestuurd. In die brief heb ik de door het Kamerlid Depla gestelde vraag over de aanpak van ‘reltoeristen’ beantwoord. Ten behoeve van de beantwoording van de vragen van Kamerlid Wilders heb ik een ambtsbericht gevraagd aan de burgemeester van Utrecht, mede in haar rol als korpsbeheerder. Dit ambtsbericht heb ik ontvangen en zend ik u bijgaand toe.
Het ambtsbericht is afgestemd in de lokale driehoek en bevat derhalve ook informatie van het Openbaar Ministerie aangaande de strafrechtelijk relevante gedragingen. Indien er aanleiding is tot nadere rapportage over deze aspecten dan zal mijn ambtgenoot van Justitie u nader berichten.
Tijdens de Regeling van werkzaamheden van 20 maart jl. heeft uw Kamer het kabinet verzocht de Kamer schriftelijk nader te berichten over de wijze waarop de problemen met hangjongeren door het kabinet worden aangepakt. Uw Kamer heeft het kabinet gevraagd in deze brief aan te geven wat de rijksoverheid kan doen om gemeenten en wijkbewoners te helpen deze problemen op lokaal niveau aan te pakken.
Mede namens de minister van Justitie, de minister voor Jeugd en Gezin en de minister voor WWI antwoord ik bij deze op de vragen van Uw kamer. Deze brief gaat achtereenvolgens in op de gestelde vragen van Kamerlid Wilders over de gebeurtenissen in en rond Ondiep, op de aanpak van probleemwijken en ten slotte op de vragen over de aanpak van hangjongeren.