Brief aan Gezondheidsraad over preventie baarmoederhalskanker

De Voorzitter van de Gezondheidsraad
T.a.v. de Voorzitter
Postbus 16052
2500 BB DEN HAAG

PG/ZP-2.746.254

20 maart 2007

Hierbij verzoek ik u mij te adviseren over de preventie van baarmoederhalskanker in het licht van nieuwe technieken en ontwikkelingen. Het betreft zowel nieuwe technieken binnen het bevolkingsonderzoek zoals dunnelaagcytologie en screening op hoogrisicotypen van het humaan papillomavirus (hrHPV) als het beschikbaar komen van preventieve vaccins tegen dit virus. Deze laatste ontwikkeling vormt de directe aanleiding voor deze adviesaanvraag.
HPV is een virus dat seksueel overdraagbaar is en dat mensen ongemerkt bij zich kunnen dragen. Besmetting met bepaalde typen van dit virus kan soms leiden tot de ontwikkeling van baarmoederhalskanker.

Jaarlijks wordt in Nederland bij ongeveer 600 vrouwen baarmoederhalskanker geconstateerd. In Nederland is in de jaren ‘90 een landelijk screeningsprogramma op baarmoederhalskanker (het uitstrijkje) gestart voor vrouwen in de leeftijd van 30 tot 60 jaar. In ons land is de sterfte aan baarmoederhalskanker sinds de start van dit programma belangrijk gedaald. Desondanks overlijden 200-250 vrouwen per jaar aan de gevolgen van deze ziekte. Uit onderzoek is gebleken dat de effectiviteit van het bevolkingsonderzoek vooral afhangt van het bereiken van de doelgroep. Over het geheel genomen wordt 77 procent van de doelgroep eens in de vijf jaar bereikt. Het beleid is erop gericht om de opkomst in het bevolkingsonderzoek nog verder te vergroten.
De nieuwe technieken binnen het bevolkingsonderzoek zijn globaal besproken in uw Jaarbericht Bevolkingsonderzoek 2006. Op dit moment loopt proefbevolkingsonderzoek waarin de effectiviteit van toevoegen van screening op hrHPV met de conventionele screening wordt vergeleken. De resultaten van dit onderzoek worden in 2007 verwacht.

In november 2006 is een HPV-vaccin op de markt gekomen. De fabrikant geeft aan dat het vaccin beschermt tegen voorstadia van baarmoederhalskanker en tegen genitale wratten. Het vaccin is geregistreerd voor de Nederlandse markt voor toepassing bij meisjes/vrouwen en jongens/mannen vanaf 9 jaar.


Vanwege de resultaten van HPV-vaccinatie en gelet op de bovenbeschreven ontwikkelingen verzoek ik u mij op basis van de stand van de wetenschap te adviseren over de eventuele opname van HPV-vaccinatie in een landelijk vaccinatieprogramma cq. het Rijksvaccinatie-programma als onderdeel van optimale preventie van baarmoederhalskanker in Nederland.

Ik verzoek u om de volgende aandachtspunten en vraagpunten te betrekken in uw advisering:

- de relatie tussen eventuele vaccinatie en het aan te passen screeningsprogramma op baarmoederhalskanker vanuit oogpunt van doelmatigheid, effectiviteit en kosteneffectiviteit, op korte en lange termijn;
- de effectiviteit van HPV-vaccins en veiligheid van HPV-vaccins;
- de doelgroep voor eventuele vaccinatie waarbij onderscheid wordt gemaakt naar het nut van vaccinatie voor meisjes/vrouwen en jongens/mannen in verschillende leeftijdscategorieën;
- de noodzaak van een inhaalslag om mensen die bij de invoering buiten de doelgroep vallen alsnog te vaccineren;
- de kosteneffectiviteit van HPV-vaccinatie en daarbij de resultaten van de kosteneffectiviteitsstudie van het RIVM naar de vaccinatie tegen HPV te betrekken;
- een onderscheid te maken in de kosteneffectiviteit voor het voorkomen van baarmoederhalskanker en het voorkomen van genitale wratten en
- aspecten van voorlichting vanwege het feit dat het gaat om vaccinatie tegen een seksueel overdraagbare infectie.

Uiteraard verwacht ik dat u bij uw advisering ook internationale ontwikkelingen op het terrein van de preventie van baarmoederhalskanker in beschouwing neemt. Ik verzoek u het advies eind 2007 uit te brengen.


De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink