Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over de organisatie van hartfalenpoli's

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-K-U-2748920

12 maart 2007

Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over de organisatie van hartfalenpoli's (2060707190).

Vraag 1
Wat is uw mening inzake de grote diversiteit in werkwijze en organisatie van de hartfalenpoli’s in de Nederlandse ziekenhuizen die leiden tot grote variatie in kwaliteit van zorg? 1)

Antwoord 1
Om de kwaliteit van zorg te kunnen beoordelen en te vergelijken, heeft de IGZ in 2004 de prestatie-indicatoren geïntroduceerd. Dat daardoor verschillen worden geconstateerd tussen verschillende instellingen ligt in de lijn van de verwachting. Het is juist de bedoeling van de indicatoren om verschillen inzichtelijk te maken zodat instellingen hun beleid hierop kunnen aanpassen.

Vraag 2
Hoe beoordeelt u het fenomeen dat cardiologen uit angst patiënten kwijt te raken deze niet doorsturen naar hartfalenpoli’s? Hoe groot is het aantal cardiologen dat nog niet betrokken is bij hartfalenpoli’s? Kunt u toelichten om hoeveel patiënten het gaat in relatie tot het aantal geschatte patiënten met hartfalen van 178.900?

Vraag 3
Hoe gaat u bevorderen dat dergelijke ongewenste situaties waarbij een cardioloog om financiële redenen de patiënt een betere begeleiding in een hartfalenpolikliniek ontzegt, wordt voorkomen?

Antwoord 2 en 3
In ziekenhuizen werken meerdere cardiologen samen in één maatschap of vakgroep. Zij beheersen het specialisme in de breedte, maar het is niet ongebruikelijk dat de aandachtsgebieden in het vakgebied verdeeld worden. Dit maakt dat in de meeste ziekenhuizen één of enkele cardiologen zich specifiek op het aandachtsgebied hartfalen toeleggen. Hierdoor is het niet mogelijk om vast te stellen hoeveel cardiologen bij de hartfalenpoli’s zijn betrokken. Of een hartfalenpatiënt wordt doorverwezen naar een hartfalenpoli hangt mede af van de ernst van het hartfalen, de lokale afspraken en de voorkeur van behandelend specialist én de patiënt.

Cardiologen dienen in de zorgverlening te werken conform de door hun beroepsgroep opgestelde richtlijnen. Door transparantie over de aanwezigheid van hartfalenpoliklinieken en de uitkomsten van de zorg (zoals sterftecijfers) kunnen instellingen hun beleid aanpassen. Verzekeraars en patiënten kunnen zelf ook op zoek naar de zorgaanbieder die zich gunstig onderscheidt van anderen. Ik zie het als mijn taak om door het vergroten van de transparantie, die partijen hiertoe de mogelijk te bieden.

Het onthouden van noodzakelijk zorg aan patiënten om financiële redenen is strijdig met de normen voor verantwoorde zorgverlening. Gezien het feit dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg kan ingijpen in geval van onverantwoorde zorg, ga ik er vanuit dat dergelijke praktijken niet plaatsvinden. Hiervoor staan de IGZ en mij verschillende instrumenten op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen ter beschikking, variërend van een aanwijzing tot aan het tijdelijk sluiten van een instelling.

Vraag 4
Deelt u de mening dat de multidisciplinaire richtlijn chronisch hartfalen, hoewel het nut van begeleiding en zorg in de thuissituatie met minder ziekenhuisopnames en een langere overleving vaststaat, onvolledig is? Dient (en) de beste samenwerkingsvorm(en) niet nader te worden vastgelegd in een richtlijn om willekeur in de zorg in thuissituaties te vermijden? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet? 2)

Vraag 5
Op welke wijze gaat u ziekenhuizen aansporen en faciliteren om adequate thuisbegeleiding en zorg van hartfalenpatiënten te realiseren gezien het feit dat hartfalenverpleegkundigen knelpunten ervaren bij het realiseren van huisbezoeken?

Vraag 6
Welke rol acht u weggelegd voor de eerstelijnszorg zoals huisartsen en thuiszorg bij de behandeling en begeleiding van patiënten met hartfalen? Wat dient hun betrokkenheid te zijn bij de organisatie van de hartfalenpoli’s? Welke rol kan de eerstelijnszorg spelen bij het realiseren van de beste behandelingswijzen? Op welke wijze gaat u deze rol om te komen tot goede transmurale zorg bevorderen?

Antwoord 4, 5 en 6
De primaire verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van richtlijnen voor zorgverlening ligt bij beroepsbeoefenaren. In toenemende mate wordt onderkend dat deze richtlijnen verschillende beroepsgroepen raken. Er worden daarom steeds vaker multidisciplinaire richtlijnen ontwikkeld die de ketenzorg en geïntegreerde zorg stimuleren. De rol van de verschillende beroepsgroepen bij de begeleiding van hartfalenpatiënten wordt daardoor duidelijk. Voor de ontwikkeling van deze multidisciplinaire richtlijnen heb ik ZonMw opdracht gegeven een programma te ontwikkelen. Dit programma Kennis, Kwaliteit in de Curatieve Zorg (KKCZ) is onlangs van start gegaan.
Zorgverzekeraars dienen bij de zorginkoop rekening te houden met de reële behoefte van hun verzekerden. Kwaliteit van zorg, onder andere het naleven van richtlijnen, is onderdeel van de zorginkoop.

1) Variatie van het Kompas. Nog veel discussie over de organisatie van hartfalenpoli’s. Medisch Contact, 2 februari 2007.
2) Multidisciplinaire richtlijn chronisch hartfalen. Nederlandse Vereniging voor Cardiologie 2002.