'Meer allochtone vrijwilligers bij 'witte' organisaties'
Het kabinet zou graag zien dat allochtone vrijwilligers óók actief worden in 'witte' organisaties, zoals het Rode Kruis, Humanitas of sportverenigingen. Het aandeel vrijwilligers uit allochtone bevolkingsgroepen bij deze organisaties zou veel meer een afspiegeling moeten vormen van het aandeel allochtonen in onze samenleving. Dat zei staatssecretaris Jet Bussemaker bij het ondertekenen van het convenant 'Duizend en één kracht'. De volledige tekst van haar toespraak staat hieronder.
Koninklijke Hoogheid, dames en heren,
Als een lid van het Koninklijk Huis, drie ministers en een staatssecretaris aanwezig zijn op één en dezelfde bijeenkomst, dan moet er iets bijzonders aan de hand zijn. En dat is natuurlijk ook zo. Want we hebben het vandaag over een belangrijk onderwerp: vrijwilligerswerk. Een zeer waardevolle vorm van werk, zoals minister Plasterk eerder vanochtend al terecht opmerkte. Niet voor niks worden vrijwilligers vaak het cement van onze samenleving genoemd.
Ook dit kabinet heeft oog voor het belang van vrijwilligers. Dat begint al bij het motto: ‘Samen werken, samen leven’. Eén van de zes pijlers onder het kabinetsbeleid, die over sociale samenhang, gaat zelfs helemaal over het bevorderen van arbeids- en maatschappelijke participatie, met expliciete aandacht voor het vrijwilligerswerk.
Het project ‘Duizend en één kracht’ past daar naadloos in. Want het kabinet wil graag dat iederéén meedoet: man, vrouw, oud, jong, allochtoon en autochtoon. Dat gebeurt gelukkig al steeds meer. Ook mensen uit etnische minderheden worden steeds actiever in de Nederlandse samenleving. We hebben nu zelfs twee staatssecretarissen van allochtone herkomst in dit kabinet. Over integratie gesproken!
Als het gaat om de zorg voor gezin, familie en vrienden – mantelzorg dus – kunnen autochtone Nederlanders vaak nog wat leren van hun allochtone medeburgers. Mantelzorg is voor deze laatste groep heel vanzelfsprekend. Ook als vrijwilliger zijn zij actief, maar dan vaak binnen migrantenorganisaties en eigen religieuze en culturele instellingen.
Daar is op zich niks mis mee, maar wat dit kabinet graag zou zien is dat zij óók actief worden binnen wat ik dan maar even noem ‘witte’ organisaties. Het Rode Kruis, Humanitas, sportverenigingen en noem maar op. Het aandeel vrijwilligers uit allochtone bevolkingsgroepen bij deze organisaties zou veel meer een afspiegeling moeten vormen van het aandeel allochtonen in onze samenleving.
Dat is voor beide partijen goed. Allochtone vrijwilligers integreren op die manier in onze maatschappij, zeker mensen die tot nog toe weinig contact hadden met de autochtone bevolking. Uit een onlangs gehouden Europees onderzoek is gebleken dat vrijwilligerswerk écht bijdraagt aan integratie.
En voor de organisaties die het moeten hebben van vrijwillige inzet is nieuwe aanwas natuurlijk altijd zeer welkom. Uiteraard moeten zij dan wel openstaan voor mensen met een andere sociale of culturele achtergrond en eventuele belemmeringen voor die mensen wegnemen. Ook hier geldt dat de liefde van twee kanten moet komen.
De eerste goede voorbeelden zijn er trouwens al. Minister Vogelaar noemde net al kinderopvang James. Ik kan daar bijvoorbeeld nog het project ‘Allochtone Vrouwen Actief’ van de Vrijwilligerscentrale Westfriesland in Hoorn aan toevoegen. Dankzij dat project zijn allochtone vrijwilligsters aan de slag gegaan bij onder meer de Zonnebloem, de bibliotheek en de wereldwinkel. Of neem het Nijmeegse project ‘Naar een Grotere Wereld’. Daar zijn vrouwen actief geworden op scholen en in wijk- en zorgcentra.
Ook in mijn eigen omgeving zie ik hoe belangrijk de deelname van allochtone vrijwilligsters aan de samenleving is. In de wijk waar ik woon, De Baarsjes in Amsterdam, zijn zij actief in de scholen van hun kinderen, in de sportclub, bij de kinderboerderij en in de ouderenzorg. Daar varen niet alleen die vrouwen zelf, maar ook de buurt en dus de samenleving wél bij.
Ik vind wel dat diezelfde samenleving vrijwilligerswerk echt serieus moet nemen. Bijvoorbeeld door vrijwilligers structureel te betrekken bij het werkoverleg in de organisaties waar zij actief zijn. Of door de activiteiten van vrijwilligers officieel te erkennen als opgedane kennis of werkervaring. Dus iets dat je op je CV kunt zetten en dat écht meetelt als je solliciteert naar een vaste baan.
Koninklijke Hoogheid, dames en heren,
Met het ondertekenen van het convenant ‘Duizend en één kracht’ hebben we vandaag een flinke stap in de goede richting gezet. Een stap die ertoe moet leiden dat we in de periode 2007 – 2009 50.000 allochtone vrouwen zo ver krijgen dat ze vrijwilligerswerk gaan doen.
Alle partijen die het convenant hebben ondertekend – ministeries, gemeenten, migranten- en vrijwilligersorganisaties – gaan er samen aan werken om die doelstelling te realiseren. Met name de gemeenten hebben met de Wet maatschappelijke ondersteuning natuurlijk een prachtig instrument in handen om op lokaal niveau het vrijwilligerswerk te stimuleren en te ondersteunen.
Juist omdát zo veel partijen de handen ineen hebben geslagen, ben ik ervan overtuigd dat het project ‘Duizend en één kracht’ gaat slagen. Eerst in de zes proefgemeenten, maar later ook in andere gemeenten. Ik wens iedereen die betrokken is bij de uitvoering van dit project dan ook heel veel succes en ik hoop dat de eerste allochtone vrijwilligsters zich snel zullen melden.
Dank u wel.