Advies Gezondheidsraad Rijksvaccinatieprogramma
De Gezondheidsraad heeft zeven criteria ontwikkeld om te bepalen of een vaccin kan worden opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De raad heeft de volksgezondheid daarmee een uitstekende dienst bewezen, omdat op die manier duidelijk wordt op grond waarvan de minister van VWS besluit een vaccin wel of niet in het RVP op te nemen. Dat zei directeur-generaal van de Volksgezondheid Hans de Goeij namens minister Ab Klink van VWS bij het in ontvangst nemen van het advies van de Gezondheidsraad over het RVP. De volledige tekst van zijn toespraak staat hieronder.
Dames en heren,
De aandacht voor vaccinaties en de voor- en nadelen daarvan zijn de laatste tijd sterk in aandacht toegenomen. Zo was er in de media het nodige te doen over het vaccineren van jonge meisjes tegen de virale veroorzakers van baarmoederhalskanker. Of het ging over de hepatitisvaccinatie, waarvoor iedereen in aanmerking zou moeten komen.
En begin vorige maand besteedde de actualiteitenrubriek Netwerk nog aandacht aan het het vaccinatiebeleid in ons land. In die uitzending werd de nodige kritiek geleverd op het Rijksvaccinatieprogramma. Die kritiek kwam er op neer dat ons vaccinatieprogramma achterhaald is. Achterhaald in die zin dat sommige vaccins niet goed meer werken, met name die tegen kinkhoest. En ook achterhaald omdat vaccins tegen een aantal andere ziekten nog steeds niet in het Rijksvaccinatieprogramma zijn opgenomen. Ook in Het Parool stond vorige week nog een artikel met dezelfde strekking.
Ik heb geen enkele moeite met kritiek of ongevraagde adviezen op welk onderdeel van ons beleid dan ook. Sterker: kritiek is goed, het houdt je scherp. Maar in dit geval vind ik de kritiek van Netwerk toch op z’n minst een tikkeltje ongefundeerd. Uit het advies dat ik zojuist van de Gezondheidsraad heb ontvangen, blijkt om te beginnen dat het nu vijftig jaar oude Rijksvaccinatieprogramma z’n waarde ruimschoots heeft bewezen.
Ik denk dat iedereen het er wel over eens is dat dankzij het RVP in de voorbije halve eeuw heel veel gevallen van ziekte en sterfte zijn voorkomen. Met name onder kinderen, maar sinds we de griepprik kennen ook onder ouderen. Het RVP is dus een goed voorbeeld van een preventieve maatregel die aantoonbaar gezondheidwinst oplevert. En daarmee uiteindelijk kostenbesparend is. Sterker: het is één van de kosteneffectiefste en meest doelmatige medische interventies in de volksgezondheid.
De gezondheidswinst van één enkele vaccinatie is al aanzienlijk. Laat ik een voorbeeld geven. Sinds 1 april 2006 is, op advies van de Gezondheidsraad, de vaccinatie tegen pneumokokken in het RVP opgenomen. Volgens de raad kunnen daarmee jaarlijks 78 sterfgevallen, 85 gevallen van hersenvliesontsteking, 308 gevallen van bloedvergiftiging, 1800 gevallen van longonsteking en maar liefst 52.000 gevallen van middenoorontsteking worden voorkomen. Getallen die boekdelen spreken, dunkt me.
We kunnen dus stellen dat het RVP een succes is. Niet alleen omdat we er veel ziekte- en sterftegevallen mee voorkómen, maar ook omdat het aantal bijwerkingen van de vaccins die in het RVP zijn opgenomen zeer gering is. En ook de vaccinatiegraad is hoog: meer dan 95 procent.
Kortom: precies vijftig jaar nadat werd begonnen met de bekende DKTP-prik, is het RVP een onmisbaar instrument geworden in de strijd tegen, inmiddels, een elftal infectieziekten. Dat is ook te danken aan de instellingen die dit mogelijk maken. Ik denk dan met name aan de consultatiebureaus, de GGD'en, het Centrum voor Infectieziektebestrijding van het RIVM en de producten van de vaccins. Ik wil hen daarvoor vanaf deze plaats nadrukkelijk bedanken.
Dat laat onverlet dat het goed is om met enige regelmaat te kijken naar de samenstelling van het RVP – en dus ook naar de toekomst van dit programma. Het vijftigjarig bestaan is daar natuurlijk een mooi moment voor. Op verzoek van VWS heeft de Gezondheidsraad het RVP doorgelicht. Dat heeft geresulteerd in het even gedegen als doorwrochte advies dat ik onlangs in ontvangst heb genomen.
Ik noemde aan het begin al een paar conclusies uit het advies, zoals de duidelijk aanwijsbare gezondheidswinst, het geringe aantal bijwerkingen en de hoge vaccinatiegraad. De critici kunnen in het rapport ook lezen dat in de loop der tijd niet alleen diverse vaccins aan het RVP zijn toegevoegd, maar ook dat een vaccin zonodig wordt aangepast als de werkzaamheid ervan terugloopt. Dat is in 2005 nog gebeurd met het kinkhoestvaccin, nadat we in de jaren ’90 een paar keer een uitbraak van kinkhoest in Nederland hadden.
De Gezondheidsraad gaat ook in op de vraag of nieuwe vaccins een plaats moeten krijgen in het RVP. Er zijn immers de afgelopen jaren vaccins ontwikkeld die bescherming bieden tegen ziekten of aandoeningen als waterpokken, baarmoederhalskanker en hepatitis B. In totaal zijn er 23 vaccins die in principe in aanmerking komen om aan het RVP te worden toegevoegd. Bij 15 van die 23 zegt de Gezondheidsraad dat het wenselijk zou zijn ze in het RVP op te nemen omdat daarmee veel gezondheidswinst is te behalen.
Maar hoe bepaal je nu of die vaccins ook écht het predikaat ‘RVP-waardig’ verdienen? Daarvoor heeft de Gezondheidsraad zeven criteria ontwikkeld. Pas als een vaccin aan álle zeven criteria voldoet, zal de raad de minister van Volksgezondheid adviseren het vaccin in het RVP op te nemen.
Ik noem een paar van die criteria. Allereerst: leidt een bepaalde infectieziekte tot grote gezondheidsproblemen onder de Nederlandse bevolking, zowel voor individuen als groepen? En ten tweede: kan met een vaccinatie die ziektelast aanmerkelijk worden teruggedrongen? Met andere woorden: hoe effectief is het desbetreffende vaccin? En verder: zijn de nadelen van een vaccinatie in de vorm van bijwerkingen niet groter dan de voordelen? En natuurlijk ook: wegen de kosten tegen de baten op? Anders gezegd: is een vaccin echt de goedkoopste oplossing in vergelijking met andere maatregelen of medicijnen?
Ik vind dat de Gezondheidsraad met het ontwikkelen van deze criteria de volksgezondheid een uitstekende dienst heeft bewezen. De criteria zijn allemaal even helder als toetsbaar. Op die manier kun je heel goed duidelijk maken op grond waarvan je besluit om een vaccin wel of niet in het RVP op te nemen. Ik heb begrepen dat Nederland internationaal gezien voorop loopt met deze criteria en dat er in internationale gezondheidsfora al positief op is gereageerd. Complimenten dus ook wat mij betreft aan het adres van de Gezondheidsraad.
Ik neem aan dat dit advies snel in het Engels beschikbaar komt, zodat het kan worden toegestuurd aan de WHO en de gezondheidsraden van de EU-lidstaten. Dat kan een mooie bijdrage zijn aan de oproep van de directeur van het Europese Center for Disease Control and Prevention, vorige week, om te komen tot harmonisatie van de rijksvaccinatieprogramma’s in Europa.
De Gezondheidsraad heeft die criteria toegepast op alle vaccinaties die nu in het RVP zitten. De uitkomst van die beoordeling is dat al die vaccinaties voldoen aan de gestelde eisen. De eerder genoemde kandidaat-vaccinaties zijn volgens de raad nog niet zo ver en verdienen dus nog niet het stempel ‘RVP-waardig’. En voor vier vaccinaties geldt volgens de raad dat daar op korte termijn nader onderzoek naar moet worden gedaan voordat ze eventueel in het RVP kunnen worden opgenomen. Het gaat om de vaccinaties tegen waterpokken, baarmoederhalskanker, hepatitis B en diarree als gevolg van het rotavirus.
Kortom: de Gezondheidsraad gaat niet over één nacht ijs. En terecht. Zorgvuldigheid moet ook in dit geval boven snelheid gaan. Die zorgvuldigheid is nu gewaarborgd dankzij die zeven criteria. Ik vind dat die voortaan leidraad moeten zijn bij het bepalen van de samenstelling van het RVP. Ik zie overigens met belangstelling uit naar het advies van de Gezondheidsraad over de vier vaccins die ik net noemde. Bij het bepalen of ik die adviezen opvolg, moet ik natuurlijk ook de financiële kant van het verhaal in de gaten houden.
Dan zitten we ook nog met een ander belangrijk punt. Als we al te veel ‘prikmomenten’ in een kinderleven inbouwen, dan lopen we de kans dat de ouders afzien van vaccinatie van hun kinderen. Sommige ouders hebben het al over ‘lekprikken’. Als daardoor het vaccinatiepercentage sterk daalt, spannen we het paard achter de wagen.
De vraag is dus: wat is de maximale opnamecapaciteit aan vaccinaties bij kinderen? Bovendien: in welke mate kan fasering in het programma leiden tot meer preventie in het Rijksvaccinatieprogramma? Ik weet de antwoorden niet. Daarom vraag ik bij dezen aan de Gezondheidsraad om daar in een volgend advies aandacht aan te besteden.
Samenvattend: ons Rijksvaccinatieprogramma heeft de voorbije halve eeuw bewezen een zeer effectief middel te zijn tegen allerlei infectieziekten. En ik twijfel er niet aan dat dat in de toekomst zo zal blijven. Ik twijfel er evenmin aan dat in de nabije toekomst meerdere vaccins aan het RVP zullen worden toegevoegd. Zo lang dat maar gebeurt aan de hand van de zeven criteria die de Gezondheidsraad heeft ontwikkeld. Dan kunnen we er zeker van zijn dat we op een veilige, effectieve en betaalbare manier worden geprikt.