Presentatie nieuw bestuur CBOG
Het College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG) moet er voor zorgen dat het aanbod van beroepen en opleidingen in de Nederlandse gezondheidszorg aansluit bij de vraag. Want de arts van straks en de verpleegkundige van morgen moet goed en snel worden opgeleid. En voor die beroepen waar de maatschappij op zit te wachten. Dat zei directeur-generaal Volksgezondheid ir. J.I.M. de Goeij namens minister Klink van VWS bij de presentatie van het nieuwe bestuur van het CBOG op 27 februari. De volledige tekst van zijn toespraak vindt u hieronder.
Dames en heren,
De toch al rijk met acroniemen gezegende Nederlandse gezondheidszorg heeft er sinds kort weer een letterwoord bij: het CBOG, het College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg. Daar staat tegenover dat een ander acroniem kan worden geschrapt en de geschiedenisboeken in kan: de MOBG, oftewel de Stuurgroep Modernisering van Opleidingen en Beroepsuitoefening in de Gezondheidszorg.
Ik moet zeggen: CBOG ligt iets makkelijker in de mond dan MOBG. Maar dat doet niets af aan de verdiensten van de stuurgroep, die drie jaar heeft gefunctioneerd en feitelijk de wegbereider was van het CBOG. Ik wil, voordat ik iets zeg over het CBOG, dan ook eerst de leden van de stuurgroep onder leiding van Winnie Sorgdrager en Reinout van Schilfgaarde bedanken voor hun werk. Want dankzij hun inspanningen zitten we hier en kan het bestuur van het CBOG onder leiding van Ed van der Veen zich vandaag presenteren aan het veld.
Zo heeft de stuurgroep voorstellen gedaan om de opleidingen en de beroepenstructuur in de gezondheidszorg te moderniseren. Ook adviseerde de stuurgroep om verschillende taken van diverse organisaties op het gebied van beroepen en opleidingen bij het CBOG onder te brengen. Het gaat dan onder meer om het verdelen van het geld over de diverse zorgopleidingen en het ramen van de opleidingscapaciteit.
Uit het feit dat de meeste voorstellen van de stuurgroep MOBG zijn overgenomen, blijkt wel dat Winnie Sorgrdrager en haar mede-stuurgroepleden goed werk hebben verricht. Daardoor kan het CBOG nu het estafettestokje overnemen en de woorden gaan omzetten in daden. Zoals vaker gebeurde, hebben Winnie Sorgdrager cs bakens verzet en de juiste uitgangspositie gecreëerd voor later succes.
Persoonlijk heb ik die lijn van werken mogen zien bij het Ministerie van Justitie, in de periode dat zij minister was. Zij zorgde voor eenheid in de organisatie van het OM en legde de basis voor een zelfde vorm van eenheid bij de Zittende Magistratuur. Anderen mochten daarna gaan oogsten. Dat zij hun gegund en daar is niets mis mee, maar de fundamenten werden eerder gelegd: door gedegen werk en ambitieuze en toch anderzijds ook weer stille, maar nauwgezette betrokkenheid. Die betrokkenheid is ook de afgelopen jaren kenmerk geweest van het werk dat rond de opleidingen in de zorg is verricht. Daarvoor past niet alleen erkentelijkheid maar ook oprechte en vriendschappelijke waardering.
Ik keer terug naar het CBOG. Behalve het verschil in naam is er nog een ander belangrijk verschil tussen MOBG en CBOG. De stuurgroep was ingesteld door VWS, terwijl het CBOG van, voor en door partijen uit de zorgsector is opgezet. Het is een college dat bestuurlijk en juridisch los staat van het ministerie en als zelfstandige organisatie voorstellen kan doen over de opleidings- en beroepenstructuur in de gezondheidszorg.
Het CBOG krijgt feitelijk een regisseursfunctie. Een regisseur staat niet zelf op het toneel, maar geeft wel aanwijzingen die de spelers worden geacht op te volgen. Die spelers zijn in dit geval de vertegenwoordigende organisaties van zorgverleners en zorginstellingen.
Maar een goede regisseur ontleent zijn gezag niet alleen aan het feit dát hij regisseur is. Hij moet wel het vertrouwen hebben verdiend van degenen aan wie hij aanwijzingen geeft. Het is dus zaak dat ook het CBOG snel krediet opbouwt bij de organisaties die ik net noemde.
Want u weet: vertrouwen – en ook gezag – komt te voet en gaat te paard. Het CBOG zal dus eerst en vooral een stevige positie moeten opbouwen in het beroepen- en opleidingsveld. Dat zal nog lastig genoeg zijn. Want u krijgt te maken met een zeer heterogeen gezelschap van zorginstellingen, zorgverleners, opleidingsinstituten, studenten, lobbygroepen en branche-organisaties. En die hebben allemaal zo hun eigen wensen, verlangens en belangen. En het zal niet meevallen om al die kikkers dan ook nog eens in de CBOG-kruiwagen te houden.
Het wordt dus een kwestie van het laveren tussen het onderhouden van de goede relaties en het leveren van prestaties. Te snel een te grote broek aantrekken is niet goed, maar als je geen knopen durft door te hakken of geen richting durft te kiezen kom je er ook niet.
Ik heb overigens alle vertrouwen in de stuurmanskunst van het CBOG. Tenslotte is dit college, zoals ik al zei, opgericht door de belangrijkste spelers uit de zorgsector: de NFU, NVZ, GGZ-Nederland, de KNMG en V&VN. Verder heeft het CBOG al een belangrijk wapenfeit op zijn conto geschreven: het voor dit jaar verdelen van het geld over de diverse opleidingen van medisch specialisten en zogenoemde β-beroepers. Die exercitie is, onder stoom en kokend water, goed verlopen. En zoals u weet is een goed begin het halve werk.
Nu was dié verdeling van het geld nog gebaseerd op, zeg maar, historische afspraken. Dat leek dus een eenvoudige klus, maar niemand kon die historisch gegroeide situatie snel en goed in beeld brengen. Dat zal pas dit jaar gaan lukken na de zogenoemde mutatieronde.
De kunst voor 2008 en volgende jaren is om het advies over de verdeling van het opleidingsgeld te baseren op enerzijds de werkelijke behoefte aan opleidingsplaatsen per specialisme en anderzijds op de kwaliteit en de doelmatigheid van het aanbod aan opleidingsplaatsen. Dat kan betekenen dat er voor de ene opleiding meer geld beschikbaar komt en voor de andere minder. Er zal dus nog een aantal heilige huisjes moeten worden geslecht.Dat geldt uiteraard ook voor de beroepenstructuur. In het recente verleden zijn er beroepen bijgekomen als de nurse practioner en de physican assistant. Ik vind het overigens jammer dat daar nog steeds geen goede Nederlandse vertalingen voor zijn gevonden. Ik hoop dat het CBOG ook op dat punt nog met een goed voorstel komt.
Maar wat ik wil zeggen is dat ik van het CBOG verwacht dat het ook op het punt van de taakherschikking in de gezondheidszorg voorstellen durft te doen. Want waar het natuurlijk uiteindelijk op neerkomt is dat het aanbod van de beroepen en opleidingen in de Nederlandse gezondheidszorg aansluit bij de vraag. Dat is nu nog niet altijd het geval. De arts van straks – en ook de verpleegkundige van morgen – moet goed en snel worden opgeleid. En voor dié beroepen waar de maatschappij op zit te wachten.
We leven gemiddeld langer, maar niet altijd gezonder. Sommige ziekten zijn niet langer dodelijk, maar chronisch. De ontwikkelingen op medisch-technologisch gebied schrijden voort, maar niet elke ziekte of aandoening is behandelbaar. Het zijn allemaal zaken waar de zorgsector op moet inspelen. En waar je dus ook rekening mee moet houden in de opleidingen- en beroepenstructuur.
Daar ligt een belangrijke taak voor het CBOG. Ik verwacht dan ook van dit college dat het toeziet op een optimale personele bezetting in de gezondheidszorg, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. En dat het daarover voorstellen doet aan het ministerie die kunnen rekenen op draagvlak onder de diverse beroepsgroepen en de werkgevers, veelal de zorginstellingen.
Het CBOG wacht dus een even lastige als mooie taak. Want de toekomst van de zorg valt of staat toch voor een belangrijk deel met de mensen die in die sector werken en de manier waarop zij hun vak uitoefenen. Ik ga er van uit – en ik heb daar ook alle vertrouwen in – dat het CBOG zich snel een gezaghebbende positie in de zorgsector zal weten te verwerven. Zodat ook in de toekomst niet alleen voldoende, maar ook de juiste mensen aan de operatietafel of aan het bed zullen staan.
Dank u wel.