Interne klachtrecht werkt goed in de praktijk
De wettelijke regeling van het interne klachtrecht voldoet goed. Bij de meeste bestuursorganen is ook in de praktijk sprake van een behoorlijke klachtbehandeling. Daar staat tegenover dat klachten veel vaker informeel kunnen worden afgedaan. Bovendien kan meer geleerd worden van de ervaringen die met klachtbehandeling zijn opgedaan.
Dit staat in het rapport ‘Toepassing en effecten van de Algemene wet bestuursrecht 2002-2006’ dat de ministers Hirsch Ballin van Justitie en Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de Tweede Kamer hebben gestuurd. Het gaat om het eindrapport van de derde periodieke evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht dat is uitgebracht door een onafhankelijke commissie onder voorzitterschap van mr. J.W. Ilsink, raadsheer in de Hoge Raad.
Eén van de aanbevelingen uit het rapport is dat meer onderzoek moet worden gedaan naar de ervaringen van burgers met Awb-procedures, vooral bij burgers met een lager dan gemiddeld opleidingsniveau. Zij komen in het bestaande onderzoek nog te weinig aan bod.
Ook blijkt dat de bestuursrechter zich bij de vaststelling van de feiten nogal lijdelijk opstelt. Volgens de commissie heeft de bestuursrechter voldoende mogelijkheden om zich actiever op te stellen, bijvoorbeeld door weer meer werk te maken van het vooronderzoek. Echter, het bestaande financieringsmodel voor de gerechten, dat vooral aanknoopt bij de productie van einduitspraken, ontmoedigt zo’n actieve opstelling enigszins en zou daarom moeten worden aangepast.
Bij procespartijen bestaat veel onduidelijkheid over stelplicht en bewijslast. Bestuursorganen en rechters moeten burgers daarover actiever voorlichten. Verder zou de wetgever op termijn een wettelijke regeling van het bestuursrechtelijk bewijsrecht in de Awb moeten opnemen.
De bestuursrechter moet vaker geschillen definitief beslechten. In dat kader steunt de commissie de voorgenomen invoering van de zogenaamde “bestuurlijke lus” (mogelijkheid van bestuursorganen om gebreken in een besluit nog tijdens de beroepsprocedure te herstellen). Ook zou tegen een nieuw besluit dat wordt genomen ter vervanging van een vernietigd besluit in bepaalde gevallen rechtstreeks beroep bij de hogerberoepsrechter moeten openstaan.
De Awb voldoet op de meeste punten aan de eisen van het Europese recht, maar moet wel worden aangepast aan de Europese regels over staatssteun.