Eerste kennismaking met staatssecretaris Huizinga
Verslaggever: ‘Mevrouw Huizinga, u bent staatssecretaris bij Verkeer en Waterstaat. Wat trekt u in die functie, waar haalt u de inspiratie vandaan om juist díe baan te willen?’
Staatssecretaris Huizinga: ‘Ik ga voor een heel groot deel over water. Eigenlijk alles wat met water te maken heeft bij Verkeer en Waterstaat zit in mijn portefeuille. Het is een enorm actueel onderwerp. Het gaat over onze veiligheid, maar ook de veiligheid in de toekomst voor onze kinderen, en ik vind het heel mooi om me daarvoor in te zetten en te zorgen dat Nederland veilig blijft.’
Verslaggever: ‘Heeft u persoonlijk iets met het onderwerp?’
Staatssecretaris Huizinga: ‘Ik woon nu in Friesland en aan elke Fries die bij het water woont en die van zeilen houdt, als je die vraagt: ‘Heb je iets met water?’ Dan is het antwoord een volmondig ja. Voor mij geldt dat ook.’
Verslaggever: ‘Als we over vier jaar kijken en we vragen aan de mensen: ‘Wat vond u nou van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat?’ Wat is in uw ogen dan het meest wenselijke antwoord dat mensen kunnen geven?’
Staatssecretaris Huizinga: ‘Het meest wenselijke antwoord dat ik het liefst zou horen is dat ik een staatssecretaris ben geweest die zich heeft ingezet voor het water, die Nederland veiliger heeft gemaakt, maar ook een staatssecretaris die ervoor heeft gezorgd dat er meer met het openbaar vervoer gebeurt, dat mensen van een veilig openbaar vervoer gebruik kunnen maken, ook in de regio.’
Verslaggever: ‘U kreeg dat mooie telefoontje, de vraag: ‘Bent u beschikbaar?’ Wat ging er toen door u heen?’
Staatssecretaris Huizinga: ‘Toen dacht ik: ‘Het is nu dus echt serieus. Eerder had ik wel eens gehoord dat als er een staatssecretarisschap uitrolt, dan is dat voor jou, maar toen ik gebeld werd dacht ik: ‘Nu moet ik echt serieus over die vraag gaan denken.’ Het is tegelijkertijd wel een hele andere baan die je moet nemen, maar ik heb een dagje erover nagedacht, ook besproken met mijn gezin, en toen volmondig en van harte ja gezegd.’
Verslaggever: ‘En toen u dat besluit had genomen, wie heeft u daar allemaal deelgenoot van gemaakt?’
Staatssecretaris Huizinga: ‘Mijn man en kinderen die waren erbij. Die waren de eersten en die zijn ook het meest belangrijk.’
Verslaggever: ‘Waren zij net zo gelukkig en enthousiast als u?’
Staatssecretaris Huizinga: ‘Mijn jongste dochter zei wel: ‘Mama, kom je dan nog wel een keertje thuis?’ Maar aan de andere kant, als kamerlid heb ik het ook druk. Ik heb wel dat ik de weekenden toch probeer zoveel mogelijk thuis te zijn bij de kinderen en mijn man en ze weten dat dit zo is. En ze weten ook dat ze altijd bij me terechtkunnen en dat blijft zo.’
Verslaggever: ‘Ik wens u veel succes.’
Staatssecretaris Huizinga: ‘Dank u wel.’