De ideale politicus is niet bang voor de kloof

We houden van politiek, maar niet van politici. Dat is het beeld van deze tijd dat onder andere naar voren komt in enquêtes als 21 minuten.nl. Het zegt iets over de politiek, maar ook iets over de huidige burger. De kernvraag is: hoe winnen we het vertrouwen weer terug en hoe ziet de gedroomde politicus eruit? Ik wil de betekenis van een goede politicus niet onderschatten, maar zeker niet overschatten. Het vertrouwen winnen we niet uitsluitend terug met een uitgekookte profielschets.

Willen we dat de burger meer vertrouwen heeft in de politiek dan moeten we minstens voldoen aan vier voorwaarden. Ten eerste: los problemen op. Dat wil zeggen: verbetering van probleembuurten, geen wachtlijsten in de zorg, aanpak van jeugdwerkloosheid. In de tweede plaats: zorg voor een voorbeeldige dienstverlening van de overheid. Mensen niet doorverwijzen, maar optreden als één overheid met één loket, duidelijke formulieren, begrijpelijke taal. Derde voorwaarde: creëer zeggenschap. Mensen willen iets te zeggen hebben over hun omgeving en dus op mensen die daarover beslissingen nemen. Dat is in Nederland maar matig geregeld, zeker als je het vergelijkt met het buitenland. En hoe zit het dan met die machtshebbers zelf? Bepalen zij ook niet of burgers hun overheid betrouwbaar vinden? Zeker. Ik zie het als vierde voorwaarde. Vertrouwenwekkende politici zijn net zo van belang als de andere punten.

Maar op welke manier wekt de politicus vertrouwen? Door zich onder het volk te mengen? Op een snowboard, aan de biljarttafel, in het theehuis? Hebben we de pret-politicus nodig, of juist de prof-politicus die achter geblindeerde ramen grote beslissingen neemt namens ons? Twee misverstanden: allereerst is de keuze tussen ófwel de regent ófwel de volkspoliticus oneigenlijk. Het gaat altijd om een combinatie van eigenschappen. Hij is eerder regent én volkspoliticus. Ander misverstand is de ‘kloof-gedachte’. De vertrouwensvraag komt hierbij neer op het overbruggen van de afstand tussen politiek en burger. Dat is geen goede benadering want die afstand is nog nooit zo klein geweest als nu. Sterker: er is helemaal geen kloof in die zin. Eerder te weinig. Misschien werkt het eerder averechts als politici denken de afstand te verkleinen door zich zoveel mogelijk te laten tutoyeren.

De echte kloof is die tussen gewekte en gerealiseerde verwachtingen. Geleid door peilingen en berichtgeving in de media hebben met name de populistische politici de neiging in te spelen op wat de meerderheid wil. Ze spelen zo in op gevoelens van onzekerheid. Als ze die verwachtingen vervolgens niet kunnen waarmaken slaat dit terug op de hele politiek. Zo creëert de politiek zelf haar eigen ontevreden burgers.

De gedroomde politicus is een politicus in wie mensen vertrouwen hebben ook al neemt hij beslissingen die niet gedekt worden door ‘Maurice de Hond’. Het is iemand die luistert, beslissingen neemt en daarover de confrontatie aangaat. Hij is helder over wat men wel en niet van hem kan verwachten. Dat zijn kenmerken van een 21ste-eeuws leiderschap. Kijk eens naar Blair die gedurfde en omstreden beslissingen neemt, maar niet terugdeinst voor confrontatie met tegenstanders.

Het is eenzijdig als we alleen naar de politiek kijken. Ook de burger is speler. De Franse filosoof Gauchet heeft de tijdgeest raak getypeerd. ‘De burger beschouwde zich vroeger min of meer als deelnemer aan de regering, nu stelt hij zich op als particulier die zich bedient van de regering, als eisende partij.’ Ook problemen waar we zelf verantwoordelijk voor zijn, leggen we al gauw op het bordje van de politiek.

We leven in een tijd waarin de grote problemen ogenschijnlijk afwezig zijn. Economisch gaat het de meeste mensen ronduit goed. De grote problemen zijn er echter wel, maar wat meer op afstand en minder direct voelbaar. Denk aan de dreigende uitsluiting van groepen in onze samenleving, de globalisering en de effecten daarvan, de vergrijzing. Het zijn vraagstukken die veelomvattende antwoorden vragen, maar veel mensen willen ze niet horen.

De vertrouwenscrisis lossen we dus niet uitsluitend op met een mooie profielschets van een politicus. Het is breder, en het gaat bovendien om een wisselwerking met de burgers. Er is reden voor optimisme. Kijk veertig jaar terug en constateer dat de burger zich heeft ontwikkeld. Hij informeert zich steeds onafhankelijker met een grotere rol voor internet. Daar groeit nu een generatie mee op die deze ontwikkeling zal doorzetten. Wij, de huidige generatie politici, zijn er nog onvoldoende in geslaagd hiermee gelijke tred te houden. De burger heeft zich verbeterd, nu de politicus nog.

Dit artikel is een bewerking van een toespraak die Atzo Nicolaï, minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijkszaken, 8 februari heeft gehouden op het Festival der Bestuurskunde.