Slotconferentie Jeugd Terecht

Toespraak door minister Hirsch Ballin van Justitie tijdens de slotconferentie Jeugd Terecht, op 1 februari 2007 te Utrecht.

Dames en heren,

‘Jeugd terecht’ is een motto dat op meerdere manieren kan worden uitgelegd, die alle toepasselijk zijn. Het duidt op het terechtwijzen van de jeugd. En ook dat onze jeugd goed terecht moet komen. Maar vooral dat het terecht is dat we ons inspannen voor onze jeugd. Want hoe vaak het al gezegd is, en het is wellicht een open deur: de jeugd is onze toekomst.

In 2002, toen het eerste van de drie kabinetten Balkenende aantrad, was er grote ergernis onder de bevolking over de criminaliteit binnen onze samenleving. Daarom hebben deze kabinetten veel energie gestoken in het verbeteren van de sociale veiligheid.

Naast de aanpak van de veelplegers, was de aanpak van de jeugdcriminaliteit met het programma Jeugd terecht een belangrijk speerpunt. De aanpak van de veiligheid heeft zijn vruchten afgeworpen. Het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt is in de periode 2002-2005 gedaald van 31% naar 24%, vermogens- en geweldscriminaliteit zijn met 10% gedaald en deze dalende trend lijkt zich door te zetten.

In 2004 werden door de politie ruim 49.000 processen-verbaal opgemaakt tegen jongeren. In 2002 waren dit er nog 42.000. Betekent het feit dat meer jeugdige criminelen worden geregistreerd nu dat de jeugdcriminaliteit ook daadwerkelijk is gestegen? Nee.

De afgelopen jaren hebben we laten onderzoeken hoe de jeugdcriminaliteit zich ontwikkelt. De hogere registratiecijfers lijken eerder een weerspiegeling te zijn van de opsporingsinspanningen van de politie. De hoge prioriteit voor de aanpak van de jeugdcriminaliteit kan hebben gezorgd voor hogere cijfers met betrekking tot het aantal jeugdige verdachten. Je zou dus kunnen zeggen: we krijgen de jeugdige criminelen beter in beeld. Een proces-verbaal is namelijk het begin van de betrokkenheid van politie en justitie.

Om meer te weten te komen over de daadwerkelijke jeugdcriminaliteit is het van belang meerdere onderzoeksbronnen naast elkaar te zetten. Uit zelfrapportage van het Ministerie van Justitie blijkt in de afgelopen jaren geen reële toename van het aantal jongeren dat een delict heeft gepleegd. De omvang van de jeugdcriminaliteit is stabiel.

Een ander element is de recidive. Hoe zit het daarmee? U hoort het vaak om u heen: recidive is hardnekkig en de cijfers zijn zorgwekkend hoog. Dat klopt. Ook bij jongeren. De recidive van jongeren die een strafzaak hebben gehad is na 2 jaar 35%. Bij ex-JJI pupillen is die zelf hoger. Na 2 jaar is 58% opnieuw met justitie is aanraking gekomen.

Zijn hier in de afgelopen tijd resultaten geboekt? Gaat de recidive omlaag? Dat is een moeilijke vraag. Het afgelopen jaar hebben wij verschillende studies naar recidive afgerond. Deze richtten zich echter op de periode waarin het beleid van Jeugd terecht nog in ontwikkeling was. De effecten zijn dus nog niet zichtbaar in de recidivemetingen. We moeten, net als de jeugd zelf, nog even geduld hebben voor we antwoorden krijgen op al onze vragen.

Als concrete belangrijke resultaten van Jeugd terecht kan ik in ieder geval noemen:

  • dat (met uitzondering jongeren die naar Halt gaan) alle jongeren die een strafbaar feit hebben gepleegd worden besproken in het Justitieel Casusoverleg,
  • dat alle relevante informatie van de verschillende justitiepartners wordt gebruikt om tot een passende afdoening te komen,
  • dat sneller wordt opgetreden (doorlooptijden zijn verbeterd)
  • dat consequent wordt opgetreden en
  • dat effectiviteit van het justitiële optreden in het belang van het kind en de samenleving de norm is.

Aan de hand van het programma Jeugd terecht, hebben we, heeft u, in de afgelopen 4 jaar actie ondernomen, maar liefst 58 acties om precies te zijn. Ik wil er een aantal uitlichten:


a. Om snel en samenhangend te kunnen reageren zijn de Justitiële Casusoverleggen (JCO’s) landelijk ingevoerd. OM, politie en Raad voor de Kinderbescherming zitten nu fysiek bij elkaar en kunnen snel afspraken maken over de meest passende aanpak van de betreffende jongere. Bij het vaststellen van de juiste afdoening spelen de delictgeschiedenis en achterliggende problematiek een belangrijke rol.

b. Om effectief te kunnen straffen zijn er maatregelen genomen om een volledig palet van effectieve en op maat gesneden gedragsinterventies te kunnen bieden. Er is een Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie ingesteld. Door Halt, Raad voor de Kinderbescherming, JJI en jeugdreclassering wordt hard gewerkt aan het beschrijven van gedragsinterventies volgens de kwaliteitscriteria van de Erkenningscommissie. Ondertussen blijven we werken aan nieuwe gedragsinterventies.

c. Daarnaast heeft het Ministerie van Justitie in samenwerking met het Parket Generaal en OCW een blauwdruk opgesteld voor de integrale aanpak van schoolverzuim. Alle betrokken partijen (van ouders tot en met rechter) zijn bij elkaar gebracht. In het najaar van 2006 hebben 19 arrondissementale werkconferenties plaats gevonden om de samenwerking tussen alle partijen te verbeteren. Deze werkconferenties waren een groot succes.

d. Dan wil ik nog noemen de aanpak van jeugdige veelplegers. Er is gewerkt aan meer en beter toezicht op – en het opsporen van hardnekkige veelplegers. De mogelijkheden om deze groepen jongeren aan te pakken, zijn verruimd.

Er is natuurlijk nog veel meer gebeurd in het kader van Jeugd terecht. Wat ik noemde is maar een kleine selectie. En nu is het vooral zaak ervoor te zorgen dat deze resultaten blijvend zijn. Daarbij kunnen we profiteren van de kennis die we in de afgelopen jaren hebben opgedaan. We weten meer over de jeugdcriminaliteit, meer over de recidive onder jongeren en meer over de factoren die de recidive beïnvloeden.

Zo kunnen we op basis van onderzoek van onder andere het WODC een aantal zaken vaststellen:

  • De recidive is hoog en hardnekkig en niet gemakkelijk om te buigen;
  • Op basis van een relatief beperkt aantal risicofactoren is de recidive al goed te voorspellen;
  • Om effectief te kunnen zijn moeten gedragsinterventies beter gericht zijn op het veranderen van de risicofactoren die samenhangen met het criminele gedrag (een belangrijk criterium van de erkenningscommissie);
  • Nazorg aansluitend aan het justitiële traject is van groot belang, omdat kort na het verlaten van de jeugdinrichting de recidivekans het hoogste is.

Kortom, er is in de afgelopen jaren veel gedaan, veel geleerd en veel bereikt. Jeugd terecht is, voor een groot deel dankzij uw bijdrage, een groot succes geweest. Maar, dames en heren, we weten het allemaal: ons doel is nog lang niet bereikt. We zijn wel op de goede weg. Nu is het zaak dat de plannen die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld, verder tot uitvoering worden gebracht in uw organisaties.

En de urgentie is hoog. Nog altijd is er veel jeugdcriminaliteit in Nederland en de recidive is hardnekkig. Naar verwachting zal ook bij het volgende kabinet jeugdcriminaliteit hoog op de agenda staan. En ik kan u vertellen dat daarbij vooral belangrijk zal zijn dat de methoden die we hanteren, de interventies die we plegen en de maatregelen die we treffen, effectief zijn. Dat ze echt werken. Ook moet er gebruikt gemaakt gaan worden van onderzoek, b.v. lopend onderzoek naar relevante factoren op jonge leeftijd.

Andere speerpunten zijn wat mij betreft:

  • dat we eerder en beter bepalen wat de problemen van een jongere zijn en welke aanpak hier het beste op aansluit; en
  • dat we een betere aansluiting tot stand brengen tussen de justitiële jeugdinrichtingen en de andere ketenorganisaties betrokken bij de nazorg.

Hoe het ook zij, hierbij zullen ik en mijn eventuele opvolgers en collega’s u hard nodig hebben. En Terecht.
Uw kennis en expertise gaan diep, uw betrokkenheid bij de aanpak van de jeugdcriminaliteit is groot. Uw samenwerking is vanzelfsprekend geworden, niet alleen in het justitiedomein maar ook daarbuiten, in het brede jeugdbeleid. Ik kan daarbij wijzen op de beweging die op gang gebracht is door de Operatie Jong, waar wij als departementen geïnvesteerd hebben in samenwerking en een betere aansluiting tussen preventie, curatie en repressie. En naar ik meen, niet zonder resultaat.

Uw betrokkenheid bij de aanpak van de jeugdcriminaliteit is groot, maar zeker ook die bij de jongere zelf. Daardoor zijn we beter in staat geweest de jeugd te bereiken op hun eigen terrein, en in hun eigen taal. Ik denk aan campagnes als: “wat voor eikel ben jij?” en “wat een kuddedier ben jij?”. Ook uit de woordkeuze van de publiekscampagnes blijkt dat Justitie zich in de afgelopen jaren sterk heeft ontwikkeld, al is dit geen taal die vroeger gebruikelijk was bij de directie voorlichting van het ministerie.
En laten we vooral niet vergeten dat ook voor jongeren zelf veiligheid heel belangrijk is. We zijn het aan elkaar en aan hen verplicht ons karwei af te maken.

Dat is niet altijd even makkelijk. Verdere uitvoering van de plannen betekent voor u dat soms oude zekerheden moeten worden ingeruild voor nieuwe werkwijzen waarbij de jongere centraal staat. Maar dat is ook de uitdaging: dat we ons als ouderen leren aan te passen aan de tijd en onze jongere generaties klaarstomen voor de toekomst.

Dames en heren,

Ik wil u tot slot dan ook van harte danken voor uw goede werk, ook degenen die hier vandaag niet aanwezig zijn, en roep u bij deze op u te blijven inspannen: voor onze jeugd en voor onze samenleving, voor onze toekomst.

Ik dank u.