Opening van de Nationale Onderwijsweek
Speech staatssecretaris van Economische Zaken, mw. ir. C.E.G. van Gennip MBA, t.g.v. de opening van de Nationale Onderwijsweek met het thema ondernemerschap, 2 oktober 2006, Den Haag.
Dames en heren, docenten,
Zijn globalisering, snelle technologische ontwikkeling en vergrijzing bedreigingen? Ik zie deze ontwikkelingen als kansen. Daarmee wil ik niet zeggen dat het allemaal vanzelf goed komt. Integendeel, als we willen profiteren, dan moeten we werken aan ons vestigings- en investeringsklimaat. Zoals dit kabinet consequent heeft gedaan.
Spil is ons menselijk kapitaal. Als we voorop willen lopen, dan moeten we dat kapitaal koesteren. Dat betekent: investeren en mogelijkheden bieden. Eén jaar extra investeren in menselijk kapitaal levert 7% welvaartswinst op.
Waarom nu actie?, zult u zeggen. Productie en werkgelegenheid stijgen. Na moeilijke jaren zit de Nederlandse economie weer in de lift. En dus hebben we iedereen die kan en wil werken hard nodig.
• Als we nu niks doen dan loopt er straks een verloren generatie werkloos op straat.
• Als we nu niks doen dan hebben we straks geen vakmensen meer.
• Als we nu niks doen dan hebben we straks geen ondernemers die de banen voor de toekomst moeten scheppen.
Het begint bij u, docenten. We hebben u nodig om het beste uit mensen te halen. We moeten zorgen voor maatwerk en praktijkgericht beroepsonderwijs. Alleen dan zal onze samenleving, ons onderwijs, er in kunnen slagen om voldoende talent te ontwikkelen. We hebben onderwijs nodig dat talent stimuleert, onderwijs dat vakmanschap koestert, onderwijs dat ondernemers opleidt. Investeren in onderwijs, is investeren in een toekomst met perspectief.
[Ontwikkeling talent]
We stimuleren onze talenten te weinig. Leerlingen met kwaliteiten moeten in het onderwijs de ruimte te krijgen. Op de basisschool, in het voorgezet onderwijs, in het HBO en aan universiteiten. We moeten af van de zesjes cultuur, af van het idee dat excelleren hetzelfde is als uitsloverij. Laat kinderen, scholieren en studenten het beste uit zichzelf halen.
We hebben vooral talentvolle bèta’s en technici nodig. Onderzoekers die baanbrekend nanotechnologisch onderzoek doen, vakmensen die productieprocessen beheren. Maar ook buiten de technische sectoren is er een wereld te winnen. Gezondheidszorg, toerisme, entertainment en logistiek, men is zich vaak onvoldoende bewust van de toegevoegde waarde van bètatechniek. Techniek kan juist hier winst opleveren, in de vorm van slimmere werkprocessen en betere dienstverlening.
We scoren ook laag, té laag, als het gaat om het aantal leerlingen met een startkwalificatie. Dat is nu 73 procent. Veel minder dan de 85 procent waar we naar streven. Veel minder dan in landen als Frankrijk en Zweden, die wel rond die 85 procent zitten. In het schooljaar 2004/2005 haakten 57.000 leerlingen voortijdig af. 57.000. Dat zijn er gemiddeld 150 per dag, 150 jongeren zonder startkwalificatie.
En het VMBO? De cijfers zijn schokkend: 15 procent van de leerlingen van westerse afkomst verlaat de school zonder diploma. Voor allochtone leerlingen ligt het percentage zelfs op ruim 25 . Dat zijn er zes tot zeven per klas. Dat is vooral vervelend voor die jongeren zelf. U weet net zo goed als ik dat ontplooiing van talent nauw samenhangt met een gelukkig leven. Maar het is ook een aderlating voor de samenleving als geheel. We hebben de talenten van het VMBO hard nodig. Zeker in de nabije toekomst als steeds minder jonge mensen het werk zullen moeten doen voor steeds meer senioren.
[Vakmanschap]
Is vakmanschap achterhaald, iets van vervlogen tijden? Integendeel. Ook in onze hoogtechnologische dienstensamenleving bestaat nog altijd grote behoefte aan mensen die een vak beheersen. Uit recent onderzoek blijkt echter dat veel ondernemers uit het MKB ontevreden zijn over de aansluiting met het onderwijs. Tachtig procent vindt dat schoolverlaters bijscholing nodig hebben, slechts 40 procent is tevreden over het niveau.
Het moet dus beter met de samenwerking tussen ondernemers en het beroepsonderwijs. Slechts 50 procent van de ondernemers in het MKB heeft contact met een MBO. En bijna 50 procent zegt zijn MBO-leerlingen niet goed te kunnen begeleiden. Onderwijsinstellingen zijn te veel naar binnen gekeerd, MKB-bedrijven ontbreekt het nog al eens aan tijd en geld om een duurzame samenwerkingsrelatie aan te gaan.
Dat is jammer. Want samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen maakt onderwijs attractiever voor leerlingen. De praktijk stimuleert hen het beste uit zichzelf te halen en geeft vakmanschap een impuls. Maar niet alleen leerlingen, ook onderwijsinstellingen en bedrijven plukken er de vruchten van. Stageplaatsen bieden bedrijven de mogelijkheid om het curriculum te beïnvloeden, om een basis te leggen voor een toekomstige werkrelatie. Onderwijsinstellingen op hun beurt blijven door contact met het bedrijfsleven op de hoogte van de beroepspraktijk.
EZ heeft zich daarom sterk gemaakt voor extra financiële ondersteuning van bedrijven. Ik ben dan ook trots op het actieprogramma Beroepsonderwijs in Bedrijf. Een gezamenlijk initiatief van EZ, SZW en OCW om beroepsonderwijs en bedrijfsleven dichterbij elkaar te brengen. Het budget: euro 229,5 mln uit het FES, meevallers uit de aardgasopbrengsten. Onderdeel hiervan is een fonds van euro 65 mln. waarmee bedrijven worden gestimuleerd stageplaatsen aan te bieden en intensiever met scholen samen te werken. Het programma richt zich vooral op een beter en ruimer aanbod van stage- en leerwerkplekken, op het scheppen van randvoorwaarden en prikkels voor het bedrijfsleven om leren op de werkplek mogelijk te maken.
[Ondernemen]
Ondernemerschap is de afgelopen jaren één van de prioriteiten van dit kabinet geweest. En niet zonder resultaat. In 2005 kwamen er naar schatting 40.000 nieuwe ondernemers bij. De sterkste groei in de afgelopen tien jaar. Het aantal starters groeit zelfs sneller dan de bevolking, sneller dan de economie als geheel. Tien jaar geleden telde Nederland rond de 600.000 ondernemingen, nu zijn het er bijna 750.000.
Vooruitgang dus, maar niet genoeg. Lef en initiatief worden in onze cultuur nog altijd te weinig gewaardeerd en beloond. De cultuur van het maaiveld zie je terug in de cijfers. Slechts een op de tien studenten ziet zelfstandig ondernemerschap als een serieuze optie. Een op de tien, we lopen ver achter bij een land als de VS. Nog een cijfer: in 2004 verwachtte slechts 6,5 procent van de Nederlanders een eigen bedrijf te starten. Voor de OESO-landen ligt dat percentage op bijna 11, voor de EU-landen op een kleine tien.
We moeten ons ondernemende talent beter benutten. We moeten ondernemers in spé wakker schudden en een handje helpen. Daarom heb ik vorig jaar samen met mijn collega van OCW het Partnership Leren Ondernemen in het leven geroepen. Het partnership bundelt inspirerende initiatieven, brengt partijen samen en biedt ondersteuning om gezamenlijk activiteiten uit te voeren. Van basisschool tot universiteit, van begin tot eind. Jong geleerd is oud gedaan.
Er zijn inmiddels veelbelovende projecten tot stand gekomen. Zoals het programma Kids in Bizz, waarin kinderen de rol van ondernemer spelen. Er zijn hier vandaag vijf basisscholen aanwezig die het al hebben gedaan. Ben benieuwd wat ze ervan vonden. [Vraag aan de zaal]
Het partnership krijgt een extra impuls van euro 20 mln, gefinancierd uit het FES. Acht miljoen is bestemd voor de ontwikkeling van eigentijdse leeromgevingen, van lesmateriaal en -methodes voor ondernemerschap, voor professionalisering van leraren, versterking van de wisselwerking tussen scholieren, ondernemers en docenten en erkenning van ondernemerschap in het onderwijs. De resterende euro 12 mln gaat naar een aantal Centers of Entrepreneurship, ondergebracht bij universiteiten en hogescholen. Deze CoE’s zullen multidisciplinair ondernemerschapsonderwijs organiseren en aanbieden. In samenwerking met bedrijven, onderwijs- en publieke instellingen.
[Slot]
Het thema van deze nationale Onderwijsweek is ‘De Ondernemende School’. Ik citeer [ van de website]: “Een ondernemende school is een actieve, bedrijvige school. Een school die zelf het heft in handen neemt, op alle mogelijke gebieden. Een ondernemende school vraagt ook om ondernemende leerlingen, leraren, schoolleiders en ouders.” U begrijpt, dat klinkt mij als muziek in de oren. Het mag best wat ondernemender, in het onderwijs en daarbuiten.
Talent, ondernemerschap en vakmanschap zijn noodzakelijk als antwoord op globalisering, vergrijzing en snelle technologische ontwikkeling. Dat vraagt om een cultuuromslag. We zullen vakmensen en ondernemers meer moeten waarderen, zoals we ondernemende scholen, docenten en leerlingen meer moeten waarderen. De jeugd is de toekomst, het is aan ons om ze daarop voor te bereiden. Dat zal ongetwijfeld lukken, menselijk kapitaal genoeg.
Dank u voor uw aandacht.