Een gekleurd beeld van wonen
Niet-westerse allochtonen vormen met grofweg tien procent een substantieel aandeel van de Nederlandse bevolking. In stedelijke gebieden ligt dit aandeel nog aanzienlijk hoger. Zo is in de drie grote steden ongeveer een derde van de inwoners van niet-westerse komaf. Daarnaast is hun onderwijs-, arbeids- en inkomenspositie gemiddeld lager en wijkt de leeftijdsopbouw en huishoudensamenstelling af. Dit heeft bij elkaar de aanleiding gevormd voor een studie waarin de woonsituatie en woonwensen van deze bevolkingscategorie in kaart wordt gebracht. Of wellicht beter: opnieuw in kaart wordt gebracht. Want na een hausse van publicaties over dit onderwerp in de jaren tachtig en de eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw, is het relatief stil geworden.
Het WoningBehoefte Onderzoek 2002 biedt voor een dergelijk onderzoek een zeer geschikte bron. In deze WBO-themastudie wordt voor verschillende etnische groepen niet alleen hun feitelijke – objectieve – woonsituatie in kaart gebracht, maar ook de – subjectieve – woontevredenheid. Bovendien worden deze dimensies in verband gebracht met een thema dat zich de laatste tijd in het brandpunt van de belangstelling bevindt en waarover recentelijk wèl veel studies zijn verschenen; de ruimtelijke concentratie van niet-westerse allochtonen.