Antwoorden op vragen naar aanleiding van de B/C brief van het project F-16 luchtverkenningssysteem

In de bijlage bied ik u de antwoorden aan op de vragen van de vaste commissie voor Defensie naar aanleiding van de B/C-brief over het project F-16 luchtverkenningssysteem (26571, nr. 3). Deze vragen werden ingezonden op 27 september jongstleden.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

BIJLAGE

1.De regering geeft aan dat de NAVO in 2003 de behoefte heeft geformuleerd aan luchtverkenningssystemen voor tactische (jacht)vliegtuigen en dat deze behoefte in 2005 gerealiseerd dient te zijn. Kan de regering aangeven welke andere landen zich aangesproken voelen door deze ‘call to arms’?

3.Is bij de regering bekend welke redenen ten grondslag liggen aan het gegeven dat de andere deelnemers in het ‘F16 Multi National Fighter Program’ (MNFP) hebben aangegeven geen concrete plannen te hebben voor de verwerving van een digitaal luchtverkenningssysteem met datalink dat kan worden bevestigd onder de luchtinlaat?

De Spaanse en Italiaanse luchtmachten, alsmede - binnen het MNFP - de Deense en Belgische luchtmachten en de 'Air National Guard' van de Verenigde Staten, onderzoeken de mogelijkheden om de huidige luchtverkenningssystemen te moderniseren, of zijn inmiddels begonnen met de modernisering. De huidige systemen van de genoemde deelnemers in het MNFP worden, evenals het door de Koninklijke luchtmacht gebruikte 'Medium Altitude Reconaissance System' (MARS), met een gondel onder de romp van de F-16 bevestigd.

In de voorliggende B/C-brief is uiteengezet dat het gebruik van het ophangpunt onder de romp voor het meenemen van een verkenningssysteem, zwaarwegende nadelen heeft. Het gebruik van het ophangpunt onder de luchtinlaat van de F-16 verdient de voorkeur. De MARS-systemen hebben inmiddels hun economische en technische levensduur bereikt. Nu het besluit voorlag een nieuw luchtverkenningssysteem aan te schaffen, is er dan ook voor gekozen apparatuur aan te schaffen die onder de luchtinlaat kan worden bevestigd.

De overige deelnemers in het MNFP beschikken niet over een luchtverkenningssysteem voor de F-16. Het is de regering niet bekend welke overwegingen in het verleden hieraan ten grondslag hebben gelegen.

2.Is het aantal thans aan te schaffen luchtverkenningssystemen voor de Nederlandse F-16's (zes stuks) niet buitengewoon mager wanneer men het vergelijkt met eerdere behoeftestellingen voor de vervanging van het Orpheussysteem, etc.? Hoe moet dit geringe aantal worden gerelateerd aan het toegenomen belang van ‘network centric warfare' en de toenemende betrokkenheid van Nederland bij crisisbeheersingsoperaties waarbij verkenning een buitengewoon belangrijke taak is? Welke prioriteit wordt aan deze taak gegeven? Is in de afgelopen maanden overwogen meer RecceLite-verkenningssystemen aan te schaffen?

Vanwege de gewenste combinatie van taken in één missie zou de grootste flexibiliteit worden bereikt indien elk in te zetten vliegtuig kan worden voorzien van een luchtverkenningssysteem. De opvolger van de F-16 zal naar verwachting beschikken over een geïntegreerde luchtverkenningscapaciteit, waarmee de ideale situatie wordt bereikt dat elk vliegtuig kan worden ingezet voor luchtverkenning. Vooruitlopend hierop zou een investering voor de verwerving van meer verkenningsgondels voor de F-16’s te weinig rendement hebben. Daarom is er voor gekozen alleen de huidige aan de Navo aangeboden verkenningscapaciteit te vervangen. Hiermee wordt op korte termijn een kwalitatief hoogwaardige bijdrage geleverd aan de vermindering van het tekort binnen de Navo aan moderne luchtverkenningssystemen voor gevechtsvliegtuigen.