F-16 luchtverkenningssysteem

Voor de uitvoering van militaire operaties zijn inlichtingen essentieel. Vanuit de lucht kunnen inlichtingen worden verzameld door middel van diverse platforms met uiteenlopende sensoren, zoals satellieten, radarvliegtuigen, tactische (jacht)vliegtuigen en onbemande vliegtuigen. Deze middelen hebben elk hun sterke punten en beperkingen en vullen elkaar aan.

Inleiding

Reeds vele jaren is binnen de Navo en vooral binnen Europa sprake van een tekort aan luchtverkenningsmiddelen. De Navo heeft in 2003 een behoefte geformuleerd aan luchtverkenningssystemen voor tactische (jacht)vliegtuigen met hoge kwaliteit. Deze systemen moeten beschikken over dag- en nachtsensoren en moeten zijn voorzien van datalinks en voldoende mobiele grondstations. Deze capaciteit moet volgens de Navo eind 2005 aanwezig zijn. Met het oog op de behoefte van de Navo om reeds eind 2005 te kunnen beschikken over moderne luchtverkenningsmiddelen is de aanvullende (voor)studie-fase (B/C-fase), inclusief een herijking van de behoefte die enige tijd geleden heeft plaatsgevonden, thans voltooid. Met deze brief informeer ik u over de resultaten.

Achtergrond

Nederland wil een bijdrage leveren aan de verkleining van de tekorten aan luchtverkenningscapaciteit binnen de Navo. Daartoe draagt Nederland bij aan de Navo-ontwikkeling van luchtverkenning met radarvliegtuigen (Alliance Ground Surveillance (AGS)). Tevens werkt Nederland met Frankrijk samen op het gebied van onbemande vliegtuigen. De samenwerking omvat de gezamenlijke ontwikkeling en mogelijke verwerving van een ‘Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle’ (MALE UAV). Daarnaast worden met Frankrijk de mogelijkheden bezien voor de vorming van een binationale UAV-capaciteit. Met mijn brief van 4 november 2003 (Kamerstuk 29 200X, nr.50) is de Kamer hierover geïnformeerd.

Sinds lange tijd levert Nederland een bijdrage aan de tactische luchtverkenningscapaciteit van de Navo door de inzet van het F-16 jachtvliegtuig. Met jachtvliegtuigen kan, in vergelijking tot andere middelen, op snelle en flexibele wijze kwalitatief hoogwaardige beeldinformatie worden verzameld. Het gaat daarbij vooral om het verkennen van potentiële doelen teneinde de eigen middelen doeltreffend te kunnen inzetten, en om het resultaat van de inzet vast te stellen.

Vele jaren is de F-16 luchtverkenningstaak uitgevoerd met het Orpheus-systeem. Dit systeem is inmiddels uitgefaseerd. Het systeem was niet alleen technisch en economisch verouderd, maar voldeed ook niet meer aan de hedendaagse operationele eisen. Met een modern verkenningssysteem moet, afhankelijk van de dreiging, zowel op lage als op middelbare vlieghoogte kunnen worden gevlogen. Het Orpheus-systeem was alleen maar effectief op lage hoogte. Voorts is er in toenemende mate, vooral voor de bestrijding van mobiele doelen, behoefte om de gegevens zo snel mogelijk, reeds tijdens de vlucht met een zogenoemde ‘(near) real-time’ informatievoorziening bij de opdrachtgever aan te leveren. Hiervoor is een digitaal verkenningssysteem nodig waarmee de gegevens via een datalink naar een grondstation kunnen worden gestuurd. Het Orpheus-systeem maakte echter gebruik van conventionele natte film, waardoor een ‘(near) real-time’ informatievoorziening met dit systeem niet mogelijk was. Reeds in 1994 is de Kamer geïnformeerd over de vervangingsbehoefte van het Orpheus-systeem (Kamerstuk 23400 X, nr. 58). Er was toen behoefte aan achttien digitale luchtverkenningssystemen die elk in een gondel onder het vliegtuig konden worden bevestigd, alsmede aan zes systemen als logistieke reserve ter compensatie van vredesverliezen. Voorts werd een behoefte geformuleerd aan vier grondstations. Vanwege de beperkte financiële ruimte, een budget van HFl 193 miljoen (euro 88 miljoen), zou vooralsnog worden volstaan met de invulling van de primaire operationele behoefte met achttien gondels en drie grondstations.

Met de brief van 9 mei 1996 (Kamerstuk 24 400 X, nr. 96) is de Kamer geïnformeerd over de resultaten van de gecombineerde voorstudie/studie (B/C) fase voor het project luchtverkenningsapparatuur voor de F-16. Voor de verschillende deelsystemen (daglicht- en infraroodsensoren, data-opslagapparatuur, een datalink en een ‘reconnaissance management system’) bleken meerdere alternatieven beschikbaar te zijn. Een aantal van deze alternatieven was echter nog niet uitontwikkeld, waardoor nog geen definitieve ‘shortlist’ kon worden vastgesteld. Daarom werd een aanvullende B/C-fase aangekondigd, waarbij voor deze alternatieven een aanvullende beproevingsfase zou worden uitgevoerd. Tevens zouden de mogelijkheden voor internationale samenwerking op het gebied van verwerving en het gebruik van een luchtverkenningssysteem worden onderzocht.

Met de brief van 31 mei 1999 (Kamerstuk 26 571, nr. 1) is de Kamer geïnformeerd over de aanvullende B/C-fase. Mede in verband met de aankondiging van de behoeftestelling in het materieeloverzicht 1999 voor ‘Unmanned Reconnaissance Aerial Vehicles’ werd met deze brief de kwantitatieve behoefte aan luchtverkenningssystemen teruggebracht van 24 tot 18, en de behoefte aan grondstations teruggebracht van vier tot drie. Voorts was in samenwerking met de Amerikaanse, Deense en Duitse luchtmachten een aantal deelsystemen onder operationele omstandigheden beproefd. Er werd aangetoond dat van elk deelsysteem minstens één product bestond dat op dat moment aan de eisen voldeed. Ook werd vastgesteld dat er op korte termijn nog geen sensoren beschikbaar waren die zowel aan de eisen voor lage als die voor middelbare hoogte konden voldoen. Daarom zouden zes gondels worden uitgerust voor gebruik op lage hoogte en twaalf gondels voor gebruik op middelbare hoogte. Er was op dat moment HFl 203,8 miljoen (euro 92,5 miljoen) uitgetrokken voor de aanschaf van deze apparatuur.

Tevens werd in deze brief gemeld dat bij de operaties boven het voormalige Joegoslavië was gebleken dat de inzet van de Nederlandse F-16’s voor verkenningstaken vanwege de daar geldende specifieke dreiging alleen mogelijk was vanaf middelbare hoogte. Omdat het bestaande Orpheus-systeem hiervoor niet geschikt was, zijn in 1997 als interim-oplossing vier gondels van de fabrikant Per Udson aangeschaft en uitgerust met tweede hands daglichtcamera’s van de firma Recon Optical. Het betrof het zogenoemde ‘Medium Altitude Reconnaissance System’ (MARS). Vanaf de introductie van deze systemen is het Nederlandse aanbod van luchtverkenningscapaciteit aan de Navo teruggebracht naar vier vliegtuigen. De MARS-systemen hebben inmiddels hun economische en technische levensduur bereikt.

Het project is vervolgens voortgezet met een verwervingsvoorbereidingsfase, waarbij aan acht bedrijven een offerte zou worden gevraagd voor het hoofdaannemerschap voor de levering van achttien gondels en drie grondstations. Gedurende deze fase bleek dat de kosten van het beoogde ‘near real-time’ luchtverkenningssysteem met bijbehorende datalink het projectbudget ruimschoots zouden overschrijden. Voorts bleek uit de ervaringen van de operatie ‘Allied Force’ dat de behoefte aan tactische luchtverkenning moest worden bijgesteld. Een herijking van de behoefte met een daarop volgende hernieuwde B/C-fase was hierdoor noodzakelijk. Met de brief van 14 december 2000 (Kamerstuk 26571, nr.2) is de Kamer over dit voornemen geïnformeerd.

Met de Prinsjesdagbrief van 16 september 2003 (Kamerstuk 29200X, nr. 4) is aangekondigd dat de F-16 vloot zal worden verkleind van 137 naar 108 toestellen. De Nederlandse bijdrage aan de Navo is hierdoor neerwaarts bijgesteld van 108 naar 90 toestellen. Door het zoveel mogelijk combineren van taken tijdens de operationele inzet zal een gedeelte van de verloren capaciteit worden opgevangen. Deze laatste ontwikkeling heeft een belangrijke invloed gehad op de herijking van de behoefte aan luchtverkenningssystemen voor de F-16.

De kwalitatieve behoefte

Luchtverkenning met het jachtvliegtuig is essentieel omdat met jachtvliegtuigen, in vergelijking met andere middelen, onder gevaarlijke omstandigheden op snelle en flexibele wijze kwalitatief hoogwaardige beeldinformatie kan worden verzameld. Het gaat daarbij vooral om het verkennen van potentiële doelen om de eigen middelen doeltreffend te kunnen inzetten en om het resultaat daarvan vast te stellen. Tevens kan bij crisisbeheersingsoperaties de naleving van bestanden door middel van luchtverkenningen worden geverifieerd.

Een belangrijke taakinvulling bij recente operaties bestaat uit het vliegen van zogenoemde ‘Combat Air Patrol’ (CAP)-missies. Hierbij vliegt een aantal F-16’s in een zogenoemde ‘Area of Responsibility’ (AOR). Deze vliegtuigen moeten vervolgens op aanvraag kunnen worden ingezet voor luchtverdediging, de bestrijding van gronddoelen, maar ook voor het verrichten van verkenningstaken. De vlieger kan dan na een luchtverkenning het doel zelf uitschakelen, waarmee de tijd tussen het signaleren en het uitschakelen van een doel, de zogenoemde ‘sensor to shooter loop’, significant korter wordt. Vooral voor het uitschakelen van tijdkritische doelen is een korte ‘sensor to shooter loop’ noodzakelijk. Bij het ontbreken van een verkenningssysteem in de F-16 uitrusting moeten andere vliegtuigen, die wel beschikken over een verkenningssysteem, opdracht krijgen om naar het doel in de AOR te vliegen. Hierdoor gaat kostbare tijd verloren, waarbij de posities van en de omstandigheden bij tijdkritische doelen kunnen veranderen. Daarnaast worden de genoemde vliegtuigen, zowel de F-16’s als de verkenningsvliegtuigen, veel doelmatiger gebruikt indien de F-16’s zelf in staat zijn de luchtverkenning voor hun rekening te nemen.

De F-16 is uitgerust met ophangpunten (stations) onder de vleugels, onder de romp en aan de luchtinlaat. In de configuratie voor luchtverdediging en het uitvoeren van grondaanvallen is het centrale ophangpunt onder de romp in gebruik voor het meevoeren van de noodzakelijke elektronische zelfbeschermingsmiddelen. De ophangpunten onder de vleugels worden dan gebruikt voor bewapening en brandstoftanks. Hierdoor zijn alleen de ophangpunten aan de luchtinlaat nog vrij. Deze ophangpunten zijn bestemd voor het meevoeren van sensoren in een gondel. Indien een nieuw luchtverkenningssysteem aan de ophangpunten van de luchtinlaat kan worden gehangen, kan een F-16 dus worden uitgerust met middelen voor zowel de luchtverdediging, het uitvoeren van grondaanvallen als voor luchtverkenning. Indien het verkenningssysteem niet aan de luchtinlaat kan worden meegevoerd, zou het systeem, evenals het Orpheus- en MARS-systeem, aan het centrale ophangpunt onder de romp moeten worden gehangen. De elektronische zelfbeschermingsmiddelen zouden dan aan een bewapeningsstation onder één van de vleugels moeten worden meegevoerd, waardoor het toestel minder lucht-grond wapens kan meevoeren. Daarmee zou afbreuk worden gedaan aan de gewenste effectiviteit en doelmatigheid van de CAP-missie. Bovendien zou in dat geval sprake zijn van een asymmetrische configuratie, waarbij de verhoogde luchtweerstand de vliegeigenschappen nadelig beïnvloedt. Hierdoor wordt de actieradius beperkt en wordt het vliegtuig asymmetrisch belast, hetgeen versnelde scheurvorming in het vliegtuig veroorzaakt. Het luchtverkenningssysteem moet dan ook in een daarvoor geschikte gondel aan de ophangpunten van de luchtinlaat kunnen worden gehangen.

Zoals reeds vermeld, moet het luchtverkenningssysteem, afhankelijk van de dreiging, zowel op lage als middelbare hoogte inzetbaar zijn. Het systeem moet voorts zowel overdag als ’s nachts kunnen worden gebruikt. Hiervoor moet het systeem worden uitgerust met zowel elektro-optische als met infrarood-sensoren.

Tijdens inzet is de werklast van de piloot hoog. Om een verdere verhoging van de werklast te beperken, moet het luchtverkenningssysteem eenvoudig te bedienen zijn. Het systeem moet daarom voorafgaand aan de missie kunnen worden geprogrammeerd, zodat tijdens de uitvoering van de vlucht zo weinig mogelijk inbreng van de vlieger nodig is. Het systeem moet daartoe beschikken over een volledig automatische bediening. Daarnaast moet het systeem over een handmatige bediening beschikken om gelegenheidsdoelen eenvoudig te kunnen verkennen.

De met de sensoren te verkrijgen beeldinformatie moet voldoende kwaliteit hebben voor doelherkenning, -identificatie en –analyse. Hiervoor dienen de beeldopnamen gelijktijdig met de elektro-optische en infrarood-sensoren te worden gemaakt en op een ‘solid state’ recorder te worden opgeslagen. De beeldinformatie moet voorts zijn voorzien van onder meer positiegegevens, hoogte en oriëntatie. Om tijdkritische doelen direct te kunnen identificeren, moet de vlieger de beeldinformatie kunnen bekijken in de cockpit. Voorts moeten de gegevens ‘(near) real-time’ aan de opdrachtgever bekend kunnen worden gesteld om de ‘sensor to shooter loop’ zo kort mogelijk te houden. Hiervoor is een digitaal verkenningssysteem nodig, waarmee de gegevens via een datalink naar een grondstation kunnen worden gestuurd. Om vervolgens de opdrachtgever zo snel mogelijk te kunnen informeren over de resultaten van de uitgevoerde verkenning, moeten in het grondstation de beeldverwerking en rapportage zoveel mogelijk worden geautomatiseerd. Voorts moet de uitwisselbaarheid van beeldinformatie met Navo-bondgenoten worden gegarandeerd. De beeldinformatie moet daarom voldoen aan hiervoor geldende Navo-standaarden.

De beeldinformatie heeft vanwege de kwaliteitseisen een grote dataomvang die de capaciteit van de reeds beschikbare link-16 datalink overtreft. Daarom is voor het luchtverdedigingssysteem een aparte datalink nodig. Omdat het luchtverkenningssysteem op alle F-16’s moet kunnen worden geïnstalleerd, moet de datalink-component in de gondel met sensoren worden ondergebracht. Vanwege de beperkte ruimte in de gondel is het niet mogelijk een antenne voor satellietcommunicatie te installeren. Hierdoor is bij het gebruik van jachtvliegtuigen alleen een ‘Line of Sight’ (LOS) datalink mogelijk, wat het bereik van de verbinding tot ongeveer 250 km beperkt. Een LOS-verbinding met een bereik van 200 km wordt operationeel voldoende geacht, waarbij zonodig grotere afstanden kunnen worden overbrugd door het inzetten van een tweede grondstation of door het vliegtuig binnen het bereik van een grondstation te dirigeren voor het uitwisselen van de gegevens.

De beschikbaarheid van geschikte frequentiebanden moet voor de datalink zijn gegarandeerd. Bij operationele inzet van een verkenningssysteem zal het gebruik van een frequentieband in coalitieverband worden afgestemd. Voor training in Europa en Noord-Amerika moet bij de keuze van de frequentieband rekening worden gehouden met de internationale verdeling van frequenties en benodigde bandbreedte. De toewijzing van een frequentieband is mede afhankelijk van de benodigde bandbreedte. De standaard bandbreedtes zijn 10,7, 137 en 274 Mb/s. De minimaal benodigde bandbreedte voor het ‘real-time’ versturen van digitale beelden bedraagt 10,7 Mb/s.

De kwantitatieve behoefte

Vanwege de gewenste combinatie van taken in één missie zou de grootste flexibiliteit worden bereikt indien elk in te zetten vliegtuig wordt voorzien van een luchtverkenningssysteem. Hiervoor ontbreekt thans echter de financiële ruimte. Daarom wordt alleen de huidige, aan de Navo aangeboden verkenningscapaciteit vervangen. Met de introductie van de MARS-systemen en de uitfasering van de Orpheus-systemen bestaat deze capaciteit uit vier vliegtuigen. Met deze vliegtuigen moeten gelijktijdig twee F-16 eenheden vanaf twee gescheiden locaties kunnen worden voorzien van een verkenningscapaciteit. Omdat per locatie de inzet van twee luchtverkenningssystemen moet worden gegarandeerd, wordt per locatie een reservesysteem voorzien. De totale behoefte aan luchtverkenningssystemen bedraagt daarmee zes stuks. Alle zes systemen moeten worden uitgerust met een datalink.

Overigens zal in het tweede decennium een aanvang worden gemaakt met de vervanging van de F-16. De opvolger zal naar verwachting beschikken over een geïntegreerde luchtverkenningscapaciteit, waarmee de ideale situatie wordt bereikt dat elk vliegtuig voor zowel de luchtverdediging, het uitvoeren van grondaanvallen als voor luchtverkenning kan worden ingezet.

Per F-16 eenheid is voorts één grondstation met een datalink nodig, dat geplaatst kan worden bij de opdrachtgever van de verkenningsmissies. In vele gevallen zal dat een internationaal commandocentrum zijn, van waaruit de luchtoperaties worden gecoördineerd (een zogenoemd ‘Combined Air Operations Center’). Omdat de bandbreedte van de datalink beperkt is, wordt dit station alleen gebruikt voor de analyse van fotomateriaal van de tijdkritische doelen. Vervolgens kunnen de resultaten onmiddellijk worden gerapporteerd aan de opdrachtgever.

Het fotomateriaal van de doelen die minder of niet tijdkritisch zijn, wordt geanalyseerd met behulp van een draagbaar grondstation zonder datalink dat bij de F-16 eenheid in gebruik is. Voorts wordt dit grondstation gebruikt voor missieplanning en het uitwisselen van gegevens met het luchtverkenningssysteem van het vliegtuig.

Omdat twee F-16 eenheden gelijktijdig moeten kunnen worden uitgezonden voor twee afzonderlijke operaties, zijn er dus twee grondstations met datalink en twee draagbare grondstations zonder datalink nodig.

Productalternatieven

Op basis van de kwalitatieve eisen moet het luchtverkenningssysteem bestaan uit een gondel met elektro-optische en infrarood-sensoren, een ‘solid state’ recorder voor de opslag van digitale beelden, een besturingssysteem, een datalink en een grondstation. Hierbij moet aan de belangrijke operationele eis worden voldaan dat de gondel moet kunnen worden bevestigd aan de ophangpunten van de F-16 luchtinlaat. Uit de (voor)studie is gebleken dat er twee luchtverkenningssystemen op de markt zijn die aan deze belangrijke operationele eis voldoen. Het betreffen de verkenningssystemen Pantera van Lockheed Martin en RecceLite van Zeis Optronik/Rafael.

Het Pantera-luchtverkenningssysteem. De aanbieder van dit systeem is Lockheed Martin Missiles and Fire Control (LMMFC-O). Het systeem wordt afgeleid van de Sniper ‘targeting pod’ (doelaanstralingsapparatuur) die onder meer door Noorwegen is aangekocht. Het systeem is als luchtverkenningssysteem echter nog niet in gebruik en moet nog worden ontwikkeld. De sensoren zijn inmiddels getest; deze voldoen aan de eisen. De beelden kunnen in de cockpit worden gepresenteerd en opgenomen op een ‘solid state’ recorder. Het beeldformaat is echter een eigen formaat van LMMFC-O dat niet voldoet aan de van toepassing zijnde Navo-standaarden. Voorts wordt niet voldaan aan de bedieningeisen. Het systeem is niet voorbereid voor de integratie van een datalink. LMMFC-O biedt ook geen geschikte datalink aan. Het grondstation bestaat uit een laptop met een interface voor het uitlezen van de ‘solid state’ recorder. De capaciteiten van het aangeboden grondstation zijn echter onvoldoende om het proces van ontvangst en verwerking van beeldmateriaal en rapportage te ondersteunen.

Het RecceLite-verkenningssysteem. Het RecceLite-systeem is reeds in productie en kan al in 2005 worden geleverd. De Spaanse luchtmacht gebruikt het systeem inmiddels op de F-18, echter zonder datalink en met een ander grondstation. De Spaanse luchtmacht heeft inmiddels offertes aangevraagd voor een datalink. De Braziliaanse luchtmacht heeft interesse getoond voor RecceLite-systemen inclusief datalinks en grondstations. De fabrikant ontwikkelt thans een datalink op basis van commercieel verkrijgbare modules. Het ontwerp van de gondel is gebaseerd op de Litening ‘targeting pod’, waarbij deze ‘pod’ is aangepast voor luchtverkenning.

De gondel van het systeem is voorzien van moderne elektro-optische en infrarood-sensoren, die beide op lage en middelbare hoogten beeldmateriaal opleveren die aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen. De opnamen worden gelijktijdig met beide typen sensoren gemaakt. De beelden kunnen in de cockpit worden getoond en opgeslagen op een ‘solid state’ recorder. De doelen kunnen voor de missie worden geprogrammeerd en via de ‘solid state’ recorder of via de datalink worden geladen. De sensoren worden tijdens de vlucht automatisch op de doelen gericht, waarna de opnamen automatisch, zonder tussenkomst van de vlieger worden gemaakt. Hierdoor ontstaat geen extra werklast voor de vlieger. Voor gelegenheidsdoelen kan de vlieger het systeem handmatig bedienen en hierbij gebruik maken van geprogrammeerde scanpatronen. Het RecceLite-systeem en het grondstation zijn voorbereid op de integratie van een datalink die zal beschikken over de vereiste bandbreedte. Het bereik van de datalink is 200 km. Het proces van beeldverwerking wordt gedeeltelijk geautomatiseerd, waardoor beelden van prioriteitsdoelen snel kunnen worden teruggevonden en gecombineerd met gearchiveerde gegevens en kaarten. Voorts ondersteunt het systeem de rapportage van de analyse. De werklast voor de analyse en het opstellen van de rapportage wordt hierdoor verminderd, hetgeen leidt tot een verkorting van de rapportagedoorlooptijd. Het RecceLite-systeem voldoet aan alle van toepassing zijnde Navo-standaarden.

Conclusies. De ontwikkeling van het Pantera systeem is nog niet voltooid. Maar ook na voltooiing van de ontwikkeling zal het systeem niet voldoen aan alle kwalitatieve eisen. Het RecceLite systeem voldoet aan alle kwalitatieve eisen. Het RecceLite systeem is dus het enige systeem dat geschikt is om het huidige MARS-systeem te vervangen.

Financiële aspecten

Investeringskosten. Het F-16 luchtverkenningssysteem zal commercieel worden verworven bij de firma Zeiss Optronic/Rafael. De investeringskosten bestaan uit aanschafkosten voor zes verkenningssystemen, twee mobiele grondstations met datalink, twee draagbare grondstations, de benodigde grondapparatuur, kosten voor opleidingen en documentatie en de kosten voor certificering en integratie in de F-16. Voorts zal een initieel pakket reservedelen worden aangeschaft. De fabrikant heeft voor de totale investeringskosten een ‘Rough Order of Magnitude (ROM)’ prijs gegeven van € 35 miljoen, inclusief BTW en transportkosten. De definitieve prijs zal tijdens de contractbesprekingen worden uitonderhandeld.

In de begroting van 2004 is een projectbudget opgenomen van € 30 miljoen, waardoor sprake is van een tekort van € 5 miljoen. Het verschil kan worden afgedekt vanuit het project ‘Verbetering lucht-grond (L/G) bewapening F-16’. Het eerste deel van dit project is gemandateerd aan de Koninklijke luchtmacht. Het betreft de verwerving van laser- en ‘Global Positioning System’ (GPS) geleide wapens, alsmede verbeterde munitie voor het boordkanon. Inmiddels is gebleken dat de kosten voor deze wapens lager uitvallen dan oorspronkelijk was geschat, waardoor overheveling van € 5 miljoen naar het project ‘F-16 luchtverkenningssysteem’ zonder operationele gevolgen mogelijk is.

Exploitatiekosten. In 2003 is n.a.v. het uitfaseren van de Orpheus-systemen het personeelsbestand van het huidige ‘Recce Information Centre’ teruggebracht naar 15 functies. De exploitatie van het RecceLite-systeem kan met de huidige 15 functies worden uitgevoerd. Er is geen uitbreiding van het aantal functies nodig. Wel zijn binnen het aantal van 15 functies meer beeldanalisten nodig en minder onderhoudspersoneel. Dit zal naar verwachting echter niet leiden tot hogere personeelsexploitatiekosten.

De materiële exploitatiekosten bestaan grotendeels uit kosten voor onderhoud bij de industrie. Daarnaast worden kosten gemaakt voor eventuele softwarewijzigingen van het verkenningssysteem en het grondstation, bedrijfsmatige vervanging van computerapparatuur, documentatie en opleidingen. De jaarlijkse kosten worden geraamd op € 250.000. De exploitatiekosten kosten nemen daarmee niet toe ten opzichte van het huidige MARS-systeem.

Overige aspecten

Inschakeling van de Nederlandse industrie. Het RecceLite-systeem is reeds in productie. Zelfstandige productie door de Nederlandse industrie van deelsystemen is daarom geen reële optie. Wel zal compensatie worden geëist. Het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) beschikt over de kennis en capaciteit om als onderaannemer werkzaamheden uit te voeren voor de certificatie en integratie van het luchtverkenningssysteem voor de F-16. In het vervolg van het project zal worden getracht om voor het NLR een substantiële rol als onderaannemer te bedingen.

Internationale samenwerking. In eerste instantie is bezien of voor de verwerving internationaal kan worden samengewerkt in het ‘F-16 Multi-National Fighter Program’ (MNFP), waarin wordt deelgenomen door de Verenigde Staten, België, Denemarken, Noorwegen, Portugal en Nederland. Behalve Nederland hebben deze landen echter geen concrete plannen voor de verwerving van een digitaal luchtverkenningssysteem met datalink dat kan worden bevestigd aan de luchtinlaat van de F-16. Internationale samenwerking binnen het MNFP voor de verwerving van zo’n systeem is dus niet mogelijk. De Italiaanse luchtmacht bereidt thans de verwerving voor van een digitaal luchtverkenningssysteem. Het RecceLite luchtverkenningssysteem inclusief datalink is hierbij één van de mogelijke kandidaten. De Spaanse luchtmacht beschikt reeds over het RecceLite systeem en heeft inmiddels offertes aangevraagd voor een datalink. Gedurende de verwervingsfase zal worden onderzocht of samenwerking mogelijk is met Spanje en Italië voor de ontwikkeling en verwerving van de datalink en met Italië voor de mogelijke gezamenlijke verwerving van het RecceLite verkenningssysteem. Indien meer landen het RecceLite systeem aanschaffen, zal ook worden onderzocht of samenwerking mogelijk is op het gebied van het gebruik en de instandhouding van het systeem.

Arbo en milieu. Het huidige MARS-systeem maakt gebruik van conventionele natte films, die moeten worden ontwikkeld en na gebruik afgevoerd. Dit is een belasting voor het milieu. Het nieuwe luchtverkenningssysteem slaat beeldmateriaal digitaal op, waardoor er geen afvoer meer plaatsvindt van ontwikkelvloeistoffen en films. De milieubelasting neemt daardoor sterk af.

De gondel van het RecceLite-luchtverkenningssysteem is identiek aan de gondel van de reeds bij de Koninklijke luchtmacht in gebruik zijnde doelaanstralingsapparatuur. De fysieke belasting bij het verplaatsen, monteren en demonteren van de RecceLite-gondel is dus reeds geïnventariseerd. Ook zijn hiervoor reeds maatregelen getroffen om aan de wettelijk eisen te voldoen. De introductie van het RecceLite-systeem veroorzaakt in vergelijking met het MARS-systeem geen toename van de fysieke belasting.

Tot slot

Ik ben voornemens om, desgewenst in overleg met u, de Koninklijke luchtmacht te mandateren voor de verwerving bij de firma Zeiss Optronic/Rafael van zes RecceLite luchtverkenningssystemen inclusief datalink componenten, twee mobiele grondstations inclusief datalink, twee draagbare grondstations, de benodigde grondapparatuur, reservedelen, opleidingen en documentatie.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE