Project militaire satellietcommunicatie
Antwoorden op kamervragen over het project militaire satellietcommunicatie Met mijn brief van 28 februari 2002 (Kamerstuk 25886, nr.5) heb ik u geïnformeerd over de resultaten van de verwervingsvoorbereidingsfase van het eerste deel van het project Militaire satellietcommunicatie (Milsatcom). Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen die naar aanleiding van de brief van 28 februari zijn gesteld door de Vaste commissie voor Defensie.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,
H.A.L. van Hoof
Bijlage
Kamervragen Milsatcom 26 maart 2002
Vraag 1. Zal de Milsatcom (militaire satellietcommunicatie)-capaciteit bij gezamenlijke (NAVO of Europese) operaties ook gedeeld worden? Zal Nederland bij zulke operaties ook gebruik maken van de capaciteit van andere landen? Zo ja, is met het huidige voorgestelde systeem een effectieve koppeling en uitwisseling van gegevens mogelijk? Antwoord. Ja. Ja, naar verwachting zullen deelnemende landen tijdens Navo- en/of Eu-operaties wederzijds satellietcapaciteit delen. Voor zover beschikbaar zal ook gebruik worden gemaakt van Navo-satellieten. Diverse Europese partners hebben eigen nationale militaire communicatiesatellieten. Voor het gebruik van deze satellieten sluit Nederland bilaterale MoU´s met deze landen af. Ja, omdat de systemen voor satellietcommunicatie voldoen aan internationaal overeengekomen militaire en civiele standaarden is een effectieve koppeling en uitwisseling van gegevens mogelijk.
Vraag 2. Wat is de relatie tussen het lange termijndeel van het Milsatcom-project en Galileo, het Global Navigation Satellite System? Antwoord. Er is geen relatie: het project Milsatcom voorziet in de behoefte aan satellietcommunicatie voor militair gebruik en het project Galileo richt zich op de behoefte aan satellietnavigatiesystemen.
Vraag 3. Is de in 1995 vastgestelde behoefte aan Milsatcom in eigen beheer sinds 1995, met het oog op mogelijkheden voor samenwerking binnen de Europese Unie of de NAVO, ooit herzien? Antwoord. Ja. De nationale behoefte aan Milsatcom capaciteit is en wordt geregeld herijkt. De resultaten zijn telkens meegenomen in de diverse DMP-documenten. Dit geldt voor zowel het grondgebonden deel als de behoefte aan satellietcapaciteit, waarvan de toename in de C2-brief beschreven is. Daarbij is steeds gekeken naar de mogelijkheid tot internationale samenwerking en gemeenschappelijk gebruik van satellietcapaciteit bij NAVO-operaties.
Vraag 4. Zijn de tactische terminals, evenals het ankerstation zonder modificatie, geschikt voor het gebruik van de hogere frequentieband extreme high frequency (EHF)? Antwoord. Neen. Voor gebruik van het Advanced EHF systeem zijn specifieke terminals benodigd. Dit geldt zowel voor de tactische terminals als het ankerstation.
Vraag 5. Hoe verloopt de bouw van het ankerstation te Lauwersmeer? Hebben er vertragingen van technische aard plaatsgevonden? Antwoord. De bouw verloopt voorspoedig. Oplevering zal volgens planning in juni 2002 geschieden.
Vraag 6. Is het mogelijk het aantal aan te schaffen mobiele grondsegmenten te verlagen, zonder daarmee de inzetbaarheid in gevaar te brengen, aangezien in de brief gemeld wordt dat krijgsmachtdelen de mobiele grondsegmenten van elkaar kunnen gebruiken? Antwoord. Neen. Bij het bepalen van de behoefte is de mogelijkheid tot onderling gebruik van elkaars mobiele grondsegmenten al verwerkt. Het thans beoogde aantal terminals geeft de ondergrens van de behoefte aan terminals weer.
Vraag 7. In welke informatiebehoefte wordt door middel van civiele satcom voorzien? Hoe ver zijn inmiddels de onderhandelingen over raamovereenkomsten met marktpartijen over de inhuur van aanvullende civiele satcom vóór 2004? Zullen deze naar verwachting tijdig afgerond zijn om voor Defensie tegen de geplande kosten in de benodigde capaciteit te voorzien? Antwoord. Op dit moment voorziet civiele satcom in de informatiebehoefte van de KL en de KLu. De huidige systemen voor satellietcommunicatie van de KL en KLu maken alleen gebruik van civiele satellieten. Vanaf de invoering van het Milsatcom systeem wordt geleidelijk overgeschakeld naar gebruik van militaire SHF (X-band). Het gebruik van civiele capaciteit blijft voorzien. Dit gebruik geldt met name voor operaties laag in het geweldsspectrum en voor interoperabiliteit met niet-NAVO eenheden. Er is in de verwervingsvoorbereidingsfase een marktverkenning naar civiele satellietcapaciteit uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat nu voldoende civiele satellietcapaciteit voorhanden is. Naar verwachting kunnen tijdig en binnen budget contracten worden afgesloten om te voorzien in de benodigde capaciteit.
Vraag 8. Wat is voor Nederland de noodzaak van de beschikking over eigen satellietcapaciteit als tot 2007 medegebruik van milsatcom van Europese bondgenoten volstaat? Antwoord. Door het beschikken over eigen capaciteit op satellieten van Europese bondgenoten heeft Nederland naast een gegarandeerde beschikbaarheid ook zelf de controle over de inzet van deze capaciteit. De mogelijkheden van militaire satcom kunnen zo ten volle worden benut. Met de initiële regelingen voor medegebruik van Europese militaire satellieten is deze beschikbaarheid niet gegarandeerd, omdat bij grote vraag en beperkt beschikbare capaciteit het gastland aan eigen gebruik voorrang zal geven.
Vraag 9. Kan de regering, door met verschillende dollarkoersen de thans bekende gegevens door te rekenen, aangeven met welke kostenstijgingen of dalingen rekening kan worden gehouden voor het lange termijndeel? Antwoord Het lange termijndeel van het project bevat een dollarcomponent van totaal US dollar 85 miljoen. Defensie hanteert een door het Ministerie van Financiën opgedragen plankoers.
Vraag 10. Er wordt nu afgezien van modificatie van enkele super high frequency (SHF) tactische terminals naar advanced extreme high frequency (AEHF)-terminals. Is het mogelijk om later deze systemen alsnog te modificeren? Zo ja, zullen de te maken kosten dan gelijk of hoger zijn dan modificatie op dit moment? Antwoord. Ja. Dit wordt echter niet overwogen. Ook de overige AEHF gebruikers zullen geen SHF tactische terminals modificeren voor het gebruik van AEHF. Indien Nederland als enig land besluit 7 SHF tactische terminals te modificeren naar AEHF betekent dit een onacceptabel technisch en financieel risico.
Vraag 11. Wat is het feitelijke operationele gevolg van het wijzigen van de verhouding tussen SHF- en AEHF-terminals? Heeft het niet modificeren van de SHF-terminals op de langere termijn geen gevolgen voor de operationele inzetbaarheid? Antwoord. Het totaal aantal tactische terminals blijft gelijk, zodat aan de capaciteitsbehoefte voor datatransport wordt voldaan. Het wijzigen van de verhouding betekent echter dat voor een aantal verbindingen geen AEHF- maar een SHF verbinding beschikbaar is. De AEHF terminals zijn beter geschikt om onder condities van opzettelijke storing verbindingen te blijven verzorgen. Omdat SHF bij een aantal bondgenoten en potentiële partners nog jaren in gebruik zal blijven, wordt het wijzigen van de verhouding SHF/EHF terminals acceptabel geacht.
Vraag 12. Wat moet verstaan worden onder flexibiliteit bij het aanpassen van in bedrijf zijnde netwerken? Antwoord. Onder flexibiliteit bij het aanpassen van in bedrijf zijnde netwerken wordt verstaan de mate waarin het in het netwerk management systeem mogelijk is een reeds ingestelde configuratie te wijzigen, bijvoorbeeld door het in het netwerk opnemen van een extra terminal, zonder daarbij de bestaande verbindingen te verstoren.
Vraag 13. In hoeverre wordt nog bezien of Nederland voor de behoefte aan EHF aansluiting kan vinden bij Europese landen? Antwoord. In de behoefte aan processed EHF verbindingen kan nog steeds alleen worden voorzien door deelname aan het Amerikaanse Advanced EHF programma. Er zijn nog geen veranderingen opgetreden in de situatie met betrekking tot Europese EHF-projecten, zoals beschreven in de antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van de C2-brief (Kamerstuk Def 0000106).
Vraag 14. Verwacht de regering dat na de wijziging inzake de aanvullingen van het grondsegment nog meer wijzigingen zullen volgen? Antwoord. Neen.
Vraag 15. Waarom zijn de exploitatiekosten zo sterk gestegen ten opzichte van de raming in november 1999 (in 1999 betrof het 5 miljoen euro per jaar, in 2002 8 miljoen euro per jaar, te weten bijna een verdubbeling)? Antwoord. De exploitatiekosten worden voornamelijk bepaald door de gebruikskosten van satellietcapaciteit. Deze kosten zijn afhankelijk van de hoeveelheid te verzenden informatie in megabytes per seconde (Mbps). De hoeveelheid te verzenden informatie is sinds 1999 gestegen. In de C2 kamerbrief van 9 maart 2001 is aangegeven dat na herijking de behoefte aan SHF satellietcapaciteit is gestegen van 13,1 Mbps naar 17 Mbps. Daarnaast wordt door Defensie zonder kosten gebruik gemaakt van de restcapaciteit van de militaire NAVO satellieten. Sinds 1999 is echter steeds minder restcapaciteit beschikbaar, waardoor meer -betaald- gebruik gemaakt wordt van de Britse militaire Skynet-4 satelliet.
Vraag 16. In hoeveel jaar zal naar verwachting het voordeel van de lagere initiële aanschafkosten van het Harris-systeem tenietgedaan worden door de lagere exploitatiekosten van het ND-systeem? Zijn hierbij alle exploitatiekosten in beschouwing genomen en niet alleen de kosten van de verhoogde satellietcapaciteit?
Vraag 17. Kan de regering duidelijker aangeven hoe groot het verschil in aanschafprijs tussen de beide systemen daadwerkelijk is en hoe hoog in de loop der jaren de exploitatiekosten van beide systemen zullen zijn? Antwoord. Bij elk te gebruiken scenario zijn de gebruikskosten van satellietcapaciteit bij het systeem van Harris hoger dan bij het systeem van ND. De termijn waarin het voordeel van de lagere initiële aanschafkosten van Harris wordt tenietgedaan door de lagere exploitatiekosten van het ND-systeem is afhankelijk van diverse factoren zoals bijvoorbeeld het operatiegebied, de te gebruiken satelliet, de te gebruiken frequentieband, de duur van de huurperiode van de satelliet en de onderlinge verdeling van de datatransporten tussen tactische terminals en ankerstation. Aan TNO is verzocht om de kosten te ramen bij inzet voor een vredesoperatie op de Balkan en voor een vredesoperatie buiten Europa. Als voorbeelden zijn Macedonië en Ethiopië/Eritrea in beschouwing genomen. TNO is uitgegaan van gebruik van satellietcapaciteit in een representatieve mix van drie SHF-frequentiegebieden: de C-band, de Ku-band en de X-band. Bij het scenario voor Macedonië vallen de kosten voor huur van satellietcapaciteit bij het systeem van Harris in de C-, Ku-, en X-band respectievelijk 46%, 20% en 29% hoger uit dan bij het systeem van ND. Voor het scenario van uitzending naar Ethiopië en Eritrea is dit 46% verschil bij de C-band en 35% verschil bij de X-band. Gebruik van de Ku-band is voor deze regio niet mogelijk, omdat daar geen satelliet is die in dit frequentiegebied dekking geeft. De termijn waarbij het verschil in aanschafprijs teniet gedaan wordt ligt naar verwachting tussen de twee en vier jaar. Omdat de exploitatiekosten van het grondgebonden deel slechts een gering deel vormen van de totale exploitatiekosten is een verschil tussen de exploitatiekosten van het grondgebonden deel tussen Harris en ND niet discriminerend voor de keuze. Voor verdere toelichting verwijs ik naar de commercieel-vertrouwelijke brief over de verwervingsvoorbereiding van dit project van 28 februari 2002, nummer M 2002000224.
Vraag 18. Is alleen voor het technische en operationele beheer van het korte termijndeel een behoefte van twintig functies voorzien of is dit de totale behoefte aan personeel? Zo nee, hoe hoog is naar verwachting de personele behoefte voor het technische en operationele beheer van het lange termijndeel? Antwoord. Dit is de totale hoeveelheid benodigd personeel voor het technisch en operationeel beheer Milsatcom.
Vraag 19. Zal het beheer van Milsatcom onder Defensie Telematica Organisatie (DTO) komen te vallen? Zo ja, welke gevolgen zal de verzelfstandiging van DTO hebben voor het beheer van Milsatcom? Antwoord. Ja. Bij verzelfstandiging van DTO zal het beheer van Milsatcom bij Defensie blijven.
Vraag 20. Over welke bedragen van compensatieorders is met ND overeenstemming bereikt? Wat is de aard van deze compensatieorders? Antwoord. EZ heeft overeenstemming met ND bereikt over een bedrag van ca. ¬ 66 miljoen aan compensatieorders. Dit betreft deels directe en deels indirecte orders. Circa 35 % van de contractwaarde wordt in directe orders gecompenseerd. De directe compensatieorders betreffen onder andere training, technische documentatie, en de uitvoering van de systeemintegratie van delen van het ankerstation en van de tactische terminals.
Vraag 21. Hoeveel procent compensatie heeft het ministerie van Economische Zaken bedongen? Antwoord. Circa 200%.
Vraag 22. Is er ook sprake van een dollarrisico in de exploitatie (hoofdzakelijk gebruik satelliet-capaciteit) en kan de regering, als dat het geval is, enkele rekenvoorbeelden met verschillende koersen geven? Antwoord. De exploitatiekosten van een satcom-systeem worden voornamelijk bepaald door de kosten van de gebruikte satellietcapaciteit. Voor het korte termijndeel van het project wordt gebruik gemaakt van Europese satellieten. De betalingen voor het gebruik worden dan ook in Europese valuta verrekend. In het lange termijndeel van het project zal gebruik gemaakt worden van Europese en Amerikaanse satellieten. Voor het gebruik van de Amerikaanse satellieten in het lange termijndeel is een bedrag van jaarlijks US dollar 1 miljoen voorzien.
Vraag 23. Is de regering bereid om in het vervolg bij materieelprojecten al in een vroeg stadium rekening te houden met mogelijke dollarkoersontwikkelingen en de plannen met verschillende koersen door te rekenen, zodat vanaf het begin duidelijk is waarmee eventueel rekening moet worden gehouden? Antwoord. De regering gebruikt hiervoor het instrument van de plankoers.
Vraag 24. In een brief d.d. november 1999 (Kamerstuk 25 886, nr. 3) geeft de regering aan de geraamde voltooiing voorbereidingsfase korte termijndeel te voorzien voor het najaar van 2000. In de voorliggende brief spreekt zij van ingebruikneming van het korte termijndeel per 2003. Wat is de oorzaak van het verschil in deze brieven van ruim twee jaar? Antwoord. Het gehele proces van zowel het formuleren van de uitnodiging tot prijsopgave, het beoordelen van de offertes als het verdere besluitvormingsproces nam meer tijd in beslag dan voorzien. De verwervingsvoorbereidingsfase is daarom circa een jaar later afgerond dan in 1999 gepland. Na de verwervingvoorbereiding vindt contractondertekening en realisatie plaats. Het resterende verschil wordt veroorzaakt door de opleveringstermijn na de ondertekening van het contract.
Vraag 25. Hoe hoog zijn de totale begrote kosten voor de verwerving van het korte termijndeel? Vallen de kosten van deze aanschaf binnen het begrote bedrag? Antwoord. De totale begrote kosten voor de verwerving van het korte termijn-deel bedragen ¬ 50 miljoen. De aanschafkosten vallen binnen het begrote bedrag.
Vraag 26. Wanneer kunnen naar verwachting de verplichtingen voor het korte termijndeel van het project Milsatcom worden aangegaan? Antwoord. Zo spoedig mogelijk na parlementaire instemming.