Vervanging vuurmonden M114 en M109
Op 7 november 1997 bent u geïnformeerd over het voornemen de getrokken vuurmonden M114 en zelfvoortbewegende (gemechaniseerde), gepantserde vuurmonden M109 te vervangen (Kamerstuk 25 600 X, nr. 12). Naar aanleiding van deze brief en de antwoorden op Kamervragen van 12 januari 1998 (Kamerstuk 25 600 X, nr. 35) is tijdens het Algemeen Overleg van 5 februari 1998 (Verslag 25 436 / 25 600 X, nr. 4) om aanvullende informatie over deze behoeftestelling verzocht. Wegens de ontwikkelingen in de aanloop naar de Defensienota heeft het enige tijd geduurd voordat deze brief kon worden opgesteld. Ik zal in deze brief vooral nader ingaan op enige kwantitatieve aspecten van de behoeftestelling. Voorts ga ik, conform uw verzoek tijdens het Algemeen Overleg, nader in op de ontwikkelingen in de Verenigde Staten.
Korte terugblik
De artillerie-eenheden van de Koninklijke landmacht hebben tot taak doelen te bestrijden die buiten het bereik liggen van de bij gevechtseenheden ingedeelde wapensystemen, zoals tanks en antitankwapens. Om gelijktijdig verschillende doelen te kunnen bestrijden moet de artillerie beschikken over een combinatie van wapensystemen. Thans beschikt de artillerie van de Koninklijke landmacht over vier verschillende wapensystemen: het raketsysteem MLRS, de gemechaniseerde, gepantserde vuurmond M109 en de getrokken, niet-gepantserde vuurmond M114; daarnaast zijn enkele jaren geleden, als gevolg van problemen met de modificatie van de M114, als tijdelijke oplossing getrokken vuurmonden FH70 van Duitsland gekocht.
Vuurmonden zijn bij uitstek geschikt voor de ondersteuning van de gevechtseenheden van de brigades door de grote flexibiliteit in munitiekeuze, de korte herlaadtijd en de mogelijkheid ook op relatief korte afstanden te vuren. Het raketsysteem MLRS is bij uitstek geschikt voor het op grotere afstand (met de nodige precisie) bestrijden van relatief grote oppervlaktedoelen zoals artillerie-stellinggebieden, opslagplaatsen en commandoposten. Over de noodzakelijke verbetering van dit laatste systeem bent u vorig jaar geïnformeerd (Kamerstuk 25 600 X, nr. 36, d.d. 27 januari 1998). De raketsystemen MLRS en de vuurmonden kunnen elkaar ondersteunen, maar zij dekken in beginsel elk een eigen deel van de vuursteunbehoefte af. De systemen vullen elkaar aan en zijn daarom onmisbaar voor het uitvoeren van gevechtsacties in het kader van vrede-afdwingende operaties en de bondgenootschappelijke verdediging. Zo hebben artillerie-eenheden een belangrijke rol gespeeld in de Golfoorlog en in voormalig Joegoslavië en worden thans ook Nederlandse vuurmonden in Macedonië ontplooid.
De behoefte beperkt zich thans tot de vervanging van de M109 bij de parate eenheden door een kleiner aantal vuurmonden met een langere dracht, een betere bescherming en een kleiner personeelsbeslag. De vrijkomende M109-vuurmonden zullen niet allemaal worden afgestoten, maar voor een groot deel worden gebruikt voor de vervanging van de technisch geheel verouderde M114-vuurmonden bij de reserve-eenheden van de Koninklijke landmacht. De dan nog resterende vuurmonden zullen wel worden afgestoten.
De behoefte
Tien jaar geleden beschikte de Koninklijke landmacht nog over ruim vierhonderd vuurmonden (van de types M107, M109, M110 en M114), ondergebracht in twintig afdelingen veldartillerie. Inmiddels is na de Defensienota van 1991 en de Prioriteitennota van 1993 de omvang teruggebracht tot zeven afdelingen met in totaal 183 vuurmonden (120 M109's, 48 M114's en 15 FH70's). Met de actualisering van de Prioriteitennota in 1997 is besloten het aantal afdelingen verder te reduceren tot zes. Met het oog op de Hoofdlijnennotitie/Defensienota is de behoefte aan vuurmonden wederom bezien. Naast afdelingen veldartillerie op divisieniveau, wordt de indeling van één afdeling veldartillerie per gemechaniseerde brigade (ook internationaal) als absoluut minimum gezien; daarom is besloten de behoefte niet verder neerwaarts bij te stellen. Als een afdeling wordt voorzien van nieuwe, effectievere vuurmonden, is het mogelijk het aantal vuurmonden te beperken. Vuurmonden met een langere dracht zijn in staat een groter gebied te bestrijken, waardoor er in beginsel (ten opzichte van de M109) minder nodig zijn. Het exacte aantal nieuwe vuurmonden hangt daarbij af van het productalternatief dat uiteindelijk wordt gekozen. Overigens nopen de ontwikkelingen in de wereld op het gebied van dreiging tot een langere dracht. Een van de hoofdtaken van de artillerie is immers het bestrijden van vijandelijke artillerie. Met een langere dracht behouden Nederlandse artillerie-eenheden de noodzakelijke vrijheid van handelen en wordt voorkomen dat zij zelf als eerste worden uitgeschakeld.
Hoewel het einde van de levensduur van de M109 in zicht komt, is het in technische zin mogelijk een deel van deze vuurmonden langer in stand te houden door ze in te delen bij de reserve-eenheden. De totale behoefte aan vuurmonden komt daarmee op ongeveer 140: ongeveer 60 nieuwe vuurmonden bij de drie parate afdelingen veldartillerie (op brigadeniveau) en ongeveer 80 M109's bij de drie reserve-afdelingen (op divisieniveau). Van de huidige 120 M109's worden daarom de 80 beste aangehouden. Wanneer zij doorschuiven naar het reservebestand zijn alle thans bij de Koninklijke landmacht aanwezige M114's en FH70's vervangen.
Zoals gesteld, worden de ongeveer 60 nieuwe vuurmonden (inclusief algemene reserve) ingedeeld bij de grotendeels parate afdelingen, met andere woorden afdelingen met een beperkte reservecomponent. Het is vanuit operationeel oogpunt van groot belang dat binnen een bataljon/afdeling geen verschillend materieel met verschillende karakteristieken bestaat. De onderlinge uitwisselbaarheid van personeel en materieel zou hierdoor worden beperkt, waardoor de flexibiliteit van de eenheid aanzienlijk afneemt. Een tweede bezwaar is dat de logistieke component van de eenheid groter moet worden, wat minder efficiënt is. Daarom zal ook de beperkte reservecomponent binnen de afdelingen worden voorzien van nieuwe vuurmonden. Aangezien het materieel in de reservecomponent van een afdeling in de eerste plaats gebruikt wordt voor opleidingsdoeleinden, is hier sprake van een doelmatige oplossing; opleidingseenheden beschikken immers niet over eigen organiek materieel. In de tweede plaats wordt dit materieel gebruikt ter ondersteuning van (grote) onderhoudsprogramma's. Ook kan materieel uit de reservecomponent in voorkomend geval worden benut voor de voorbereiding op vredesondersteunende operaties.
Ontwikkelingen in de Verenigde Staten
In het Algemeen Overleg van februari vorig jaar werd expliciet verzocht om een nadere vergelijking met de ontwikkelingen in de Verenigde Staten. Daar is enkele jaren geleden eveneens onderkend dat de M109 in de toekomst niet meer voldoet. In afwachting van de ontwikkeling en, te zijner tijd, de invoering van de moderne vuurmond Crusader', hebben de Amerikanen als tussenoplossing de M109 ingrijpend gemodificeerd tot de M109/A6 (Paladin). Onder meer is de schietbuis vervangen. Omdat de Nederlandse krijgsmacht in vergelijking met de Verenigde Staten over oudere M109's beschikt, heeft zij zich tot nu toe, mede gezien de ontwikkelingen in andere landen, waaronder Duitsland, beperkt tot het uitvoeren van basisonderhoud aan de M109. Om definitief duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden van een gevechtswaardeverbeteringsprogramma wordt thans - in overleg met TNO - gestudeerd op de haalbaarheid van een dergelijk programma voor de M109. De uitkomsten van deze studie zullen worden betrokken bij de afweging van de productalternatieven in de (voor)studiefase.
Financiële aspecten
In de plannen van de Koninklijke landmacht is voor de vervanging van de vuurmonden een bedrag gereserveerd van ’ 725 miljoen, inbegrepen een initieel pakket langedrachtmunitie, reservedelen en opleidingsmiddelen. In de Prioriteitennota was nog geen bedrag opgenomen voor de vervanging van de M109, aangezien deze investering toen buiten de planningsperiode viel. Instroming van de ongeveer 60 vuurmonden is voorzien omstreeks 2004.
Voortzetting
Thans is de behoeftestelling aan de orde. In de hierop volgende (voor)studiefase zal een marktverkenning worden uitgevoerd. Ik ben voornemens, desgewenst na overleg met u, het project voort te zetten met de (voor)studiefase.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,
H.A.L. van Hoof