Onderzoek naar dekolonisatie Nederlands-Indie duurt vier jaar
Nieuwsbericht | 24-02-2017 | 00:00
Drie Nederlandse onderzoeksinstituten gaan vervolgonderzoek doen naar de context van het geweldsgebruik in de naoorlogse dekolonisatie in Nederlands-Indie. Het kabinet stelt 4,1 miljoen euro beschikbaar voor het brede, onafhankelijke onderzoek dat in september begint.
De ministers Koenders (Buitenlandse Zaken), Hennis (Defensie) en staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) schrijven dat in een brief aan de Tweede Kamer. Het onderzoek duurt vier jaar en wordt uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD), het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH).
Hun aanvraag voldoet aan het kader dat het kabinet begin december vorig jaar had geschetst. Daarbij ging het erom dat het onderzoek zich zowel op het militaire als op het politieke, bestuurlijke en justitiele optreden in Nederland en Indonesie van 1945 tot 1950 richt. De drie instituten hanteren een integrale benadering, met een scherp en open oog voor de samenhang tussen de gebeurtenissen in Nederland en Indonesie in de context van de naoorlogse nationale en internationale verhoudingen.
Het onderzoek bestaat uit meerdere deelonderzoeken, bijvoorbeeld over het geweld tijdens de chaotische periode van medio augustus 1945 tot begin 1946 (`Bersiap-periode'). Ook wordt er vergelijkend onderzoek gedaan naar dekolonisatieoorlogen. De onderzoekers zullen samenwerken met historici uit Indonesie en andere betrokken landen. Getuigen kunnen ook hun verhaal doen. In samenwerking met onder meer het Veteraneninstituut wordt er een internationaal toegankelijk platform opgezet voor getuigenissen van burgers en veteranen.
Minister Koenders is blij met de gedegen opzet van het onderzoek: `Ik ben ervan overtuigd dat het zal helpen om de bewogen periode uit ons verleden beter te duiden en lessen uit het verleden toe te kunnen passen in het huidige en toekomstige beleid.