In hoger beroep vrijspraak gevraagd voor AT'er wegens schuld aan fat..
23 februari 2017 - Ressortsparket
"Het gaat in deze zaak in hoger beroep om de strafrechtelijke beoordeling van een verkeersongeval dat zeer dramatische gevolgen heeft gehad. Een meisje, op dat moment pas 18 jaar, is bij dat verkeersongeval om het leven gekomen. Dat is een gebeurtenis waardoor het leven van haar nabestaanden
nooit meer hetzelfde zal zijn."
Zo begon de advocaat-generaal (OM) in Den Bosch haar requisitoir in hoger beroep waarbij ze vrijspraak vroeg van een verdachte wegens schuld aan een verkeersongeval 15 maart 2013 waarbij het 18-jarige meisje omkwam. Verdachte was lid van een Aanhoudings- en Ondersteuningsteam (AOT).
De politieman bestuurde een van meerdere auto's van een arrestatieteam die op weg waren naar een melding. Het verkeersongeval vond plaats op de busbanen van de Noord Brabantlaan in Eindhoven. Het meisje stak met haar bromfiets vanaf de Welschapsedijk die busbanen over en werd daarbij
aangereden door verdachte die de laatste auto in de rij van AT-auto's bestuurde. Uit het onderzoek is gebleken dat het meisje bij het oversteken groen licht had. Vast staat ook dat verdachte met de auto over de busbanen reed en dus niet over de rij- of autobanen, dat `zijn' stoplicht op rood
stond, dat hij fors harder reed dan was toegestaan en dat hij met luide licht- en geluidssignalen reed.
In eerste instantie besloot het OM de verdachte niet te vervolgen omdat de officier van justitie vond dat geen sprake was van schuld in strafrechtelijke zin, namelijk overtreding van de Wegenverkeerswet. Daar waren de nabestaanden van het meisje het niet mee eens. Zij spanden een zogenaamde
art. 12 Sv-procedure aan. Het gerechtshof Den Bosch oordeelde in juni 2014 dat het opportuun was om de zaak aan de strafrechter voor te leggen en droeg het OM op alsnog de verdachte te vervolgen.
De rechtbank vond dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden en veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Zowel het OM als de verdachte stelde hoger beroep in.
Ook in hoger beroep stond centraal of verdachte in strafrechtelijke zin schuld, zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet, heeft aan het ongeval. Net als de officier van justitie vindt de advocaat-generaal dat daarvan geen sprake is. "Verdachte had toestemming om als AT'er op weg te gaan naar een
melding. Hij bestuurde om die reden een voorrangsvoertuig met opvallende licht- en geluidssignalen. Dit ontslaat iemand niet van de plicht om zeer oplettend te zijn, maar is een relevante factor. Zeker in combinatie met het gegeven dat de voertuigen van het AT achter elkaar reden. Verdachte
bestuurde de auto achteraan in de rij en hij mocht er in de visie van het OM op vertrouwen dat andere verkeersdeelnemers inmiddels alert waren op zijn komst en zijn weggedrag, en hem om die reden voorrang zouden verlenen. Ook relevant is dat de kruising werd `geblokt' door een politieauto.
Verdachte mocht er niet zonder meer op vertrouwen dat er dus geen verkeer de kruising op zou kunnen komen, maar hij mocht in redelijkheid wel menen dat de aanwezigheid daar van de politieauto met loeiende sirenes en het blauwe zwaailicht andere verkeersdeelnemers eens te meer alert maakte en
hen ervan zou weerhouden om op dat moment de busbanen over te steken. Verdachte heeft evengoed bij het naderen van het kruispunt gevaarpunten gescand en conform zijn opleiding en ervaringen voortdurend de verkeerssituatie beoordeeld en willen beoordelen." De advocaat-generaal stond ook stil
bij het zeer ernstige gevolg van het ongeval. "Het is ronduit afschuwelijk wat er op de bewuste dag gebeurd is. Er zijn echt geen woorden te bedenken om te beschrijven hoe groot het verdriet van de nabestaanden moet zijn. Dat realiseert het OM zich terdege. De gebeurtenissen leveren echter
niet het strafrechtelijk vereiste van `aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid' of `een aanzienlijk tekortschieten in zijn verkeersgedrag' op."
Uitspraak (naar verwachting) over twee weken.
Deel dit op
*