Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZRSGR:2017:30

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2017:30

Datum uitspraak: 14-02-2017

Datum publicatie: 14-02-2017

Zaaknummer(s): 2016-165

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Verpleegkundige

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht van klager tegen verpleegkundige die tijdens een huisbezoek voor een overdracht met de kraamzorg bepaalde uitlatingen over klager heeft gedaan tegen klagers partner. Beter ware dat verpleegkundige niet buiten aanwezigheid van klager haar eigen indruk over hem had uitgesproken, maar gezien de context en de achtergrond van het huisbezoek geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verpleegkunde aan de orde. Klacht afgewezen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Datum uitspraak: 14 februari 2017

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, verpleegkundige,

werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: mr. W.J. Boer, werkzaam te Rotterdam.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 10 mei 2016

- het verweerschrift met bijlagen

- de repliek

- de dupliek.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 20 december 2016. Verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, is verschenen en heeft haar standpunt mondeling toegelicht. Klager is niet verschenen.

2. De feiten

2.1 Klager is in 2016 vader geworden van een zoon, D. Dit was het eerste

kind van klager en zijn partner E (hierna: E).

2.2 Door de verloskundige is een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis. Verweerster is

werkzaam bij F in de functie van jeugdverpleegkundige.

2.3 Op 3 mei 2016 heeft een collega van verweerster van de kraamverzorgster het

verzoek gekregen om spoedig een huisbezoek te brengen voor een warme overdracht met de kraamzorg. Daarop heeft de collega verweerster per e-mail verzocht om bij het gezin van klager op huisbezoek te gaan. Voor verdere informatie verwees de collega naar het dossier. In het dossier stond genoteerd:

"Kraamverzorgster gebeld. er zijn in gezin veel zorgen over gedrag en opvoedcapaciteiten van vader verloskundige heeft melding gedaan bij VT. ouders zijn op de hoogte Kraamzorg gaat dit morgen doen. Huisarts is op de hoogte. vader kan gegeven instructies niet opvolgen. handelingen zoals verschonen van luier (40 minuten waardoor D huilt en afkoelt), flesvoeding klaarmaken (veel te heet) lukken niet vader lijkt niet betrouwbaar in zijn verhalen. Hij kan zich verbaal zeer agressief uiten, kan zich grof uitten. het lijkt dat vader zich niet bewust is van tekorten in eigen vaardigheden vader hangt erg aan structuur, eigen opvattingen. M. doet verzorging nu alleen daar zij partner niet vertrouwd in verzorging van D. M. schaamt zich voor gedrag partner. m. zegt netwerk te hebben, maar er is nog geen bezoek geweest. mogelijk omdat ouders voor de rust geen bezoek willen. vader is werkeloos, Kraam vraagt om overdracht morgen, daar donderdag structureel vrije dag is vanaf 9.00 uur tot 15.00 uur daar zij dan weg is in gezin."

2.4 Op woensdag 4 mei 2016 heeft verweerster klager thuis bezocht. Doel van dit bezoek

was de overdracht van de Kraamzorg naar de F. Bij het gesprek waren de partner van klager en de kraamverzorgster (G) ook aanwezig.

2.5 Nadat klager verweerster de woning had binnengelaten en haar jas had aangenomen,

heeft verweerster plaatsgenomen aan de eettafel in de woonkamer. Klager is naar de keuken gegaan om thee te zetten.

2.6 Buiten aanwezigheid van klager heeft verweerster kort uitgelegd waarom zij op

huisbezoek kwam en wat het doel van het gesprek was. Verweerster heeft aan E gevraagd of klager bekend is met een diagnose. E heeft daarop geantwoord dat er nooit een diagnose door een arts is gesteld, maar dat zij en haar omgeving Asperger als zelfdiagnose hadden gesteld. Verweerster heeft daarop aangegeven dat, gelet op haar waarneming, zij ook vond dat klager opvallend gedrag liet zien dat passend is bij mensen met de diagnose ASS (autisme spectrum stoornis). E antwoordde desgevraagd dat dit niet bespreekbaar was met klager, omdat vader dan boos zou worden.

2.7 Nadat klager weer in de woonkamer was, heeft verweerster nogmaals uitgelegd

waarom zij op huisbezoek kwam en wat het doel van het bezoek was. Daarna is gesproken over de zorgen en mogelijke hulp en ondersteuning die aan het gezin zou kunnen worden geboden.

2.8 Van het huisbezoek heeft verweerster het volgende verslag gemaakt:

> ingrijpende gebeurtenis (0-19)

Observatie Datum Waarde Afw. V heeft langer de tijd nodig om dingen omtrent D te leren. Hij geeft aan behoefte te hebben aan eenduidigheid en dat het duidelijk op papier staat. Ook als v het uitgelegd heeft gekregen voert hij de opdracht niet altijd op de juiste Ingrijpende gebeurtenissen 04/05/2016 manier uit. V herkent niet alle gevaren. (voorbeeld van de kraamzorg: zij ging v leren een kruik te maken. Gaf aan het te vullen en de kop erop te draaien. V pakte een kopje uit de kast vulde de kruik en wilde de kruik sluiten met het Nee gepakte kopje. Kraamzorg gaf aan dat hij het verkeerde dopje had. Uiteindelijk de juiste dop erop maar de kruik lekte. V zag het gevaar niet en wilde de kruik in bed bij D leggen.) M maakt zich zorgen en durft D niet alleen met v te laten.

> algemene gezondheid en ziekten (0-19)

Observatie Datum Waarde Afw. Anamnese 04/05/2016 Ouders zijn niet getrouwd, v heeft geen gezag. Ouders weten nog niet of zij het gezag voor v willen aanvragen. Er zijn zorgen omtrent de zorg die v verleent aan D, m geeft aan v niet alleen te durven laten met D. M maakt zich zorgen. De Ja zorgen worden gedeeld met de kraamverzorgster en met de verloskundige. De verloskundige heeft een melding gedaan bij VT, de kraamzorg gaat dit nog doen. Anamnese nagevraagd 04/05/2016 Ja Nee Consult huisarts/ specialist/ derden 04/05/2016 Ouders hebben as dinsdag 10-5 een afspraak bij de huisarts ivm de zorgen van m. Nee (...) > algemene indruk 0-19 (0-19)

Observatie Datum Waarde Afw. Algemene indruk verkregen 04/05/2016 Ja Nee Er zijn zorgen omtrent het gedrag van V. V heeft geen diagnose maar het vermoeden bestaat dat hij ASS heeft. Dit is niet bespreekbaar te maken met V, dit ook niet gedaan tijdens het hb. M geeft aan dat zij en de omgeving dit wel merken. Ook ik merk tijdens het hb direct dat V ws ASS heeft. V heeft behoefte aan korte uitleg, directe vragen, structuur. Tijdens het gesprek komt het aan bod dat V het op prijs stelt dat iets duidelijk ergens staat. V geeft aan nog niet alles Anders 04/05/2016 te weten omtrent D maar wel al veel heeft geleerd. De kraamzorg stopt morgen en dan is het gezin alleen. De zorg uitgesproken om v alleen met D te laten. V zag dit in omdat hij nog niet alles kan weten en dan ook niet weet hoe te Nee reageren. Het voorstel gedaan om begeleiding te starten thuis. V gaf aan dit erg fijn te vinden, dan te beginnen met 3x per week een uur en dit langzaamaan af te bouwen. Ook m geeft aan dit prettig te vinden, maar wel afpassend op wat zij prettig zouden vinden. Aangegeven dat ik inbreng ga doe bij de toegang en dat er begeleiding gestart gaat worden. (...) CONCLUSIE CONSULT (0-19)

Observatie Datum Waarde Afw. Complexe situatie. M is adequaat om de zorg te verlenen voor D. Echter wordt er getwijfeld aan V zijn kunnen. Zie meerdere voorbeelden in het dossier. M blijft nu bij V en D, laat hen niet met elkaar alleen. Uitgebreid gesprek gehad met conclusie 04/05/2016 het gezin samen met de kraamverzorgster. Gezin staat open voor begeleiding, casus wordt door mij volgende week ingebracht bij de toegang. Kraamzorg stopt morgen. Totdat er begeleiding gaat starten gaat m regelen dat haar moeder met Ja regelmaat kan komen ondersteunen.[...]

(...)

3. De klacht

Klager verwijt verweerster de volgende punten:

1) verweerster heeft haar beroepsgeheim geschonden door tegen de partner van klager, E, te zeggen dat klager typisch gedrag zou vertonen en dat hij een stoornis in het autisme-spectrum zou hebben terwijl voor die opmerking geen toestemming van klager was verkregen,

2) verweerster had de door haar gewenste informatie op andere, minder ingrijpende wijze, kunnen verkrijgen,

3) jegens de partner van klager heeft verweerster onzorgvuldig c.q. in strijd met haar beroepscode gehandeld door haar in haar kraambed te confronteren met informatie over de veronderstelde psychische gesteldheid van klager.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Op grond van artikel 54 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg is het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag bevoegd tot het behandelen van de onderhavige zaak.

5.2 Alle klachtonderdelen betreffen het gesprek dat verweerster met E heeft gevoerd kort na binnenkomst in de woning, op het moment dat klager zich in de keuken bevond.

Verweerster heeft erkend dat zij tegen E heeft gezegd dat ook zij vond dat klager opvallend gedrag liet zien dat passend is bij mensen met de diagnose ASS (autisme spectrum stoornis). Ook staat vast dat verweerster deze informatie niet meer heeft besproken nadat klager weer aan het gesprek heeft deelgenomen.

Verweerster heeft aangevoerd dat zij vooraf de informatie had zoals weergegeven in rov. 2.3. Omdat zij de situatie snel wilde inschatten, met name gelet op de melding dat klager verbaal agressief kon zijn, heeft zij het gesprek ingeleid zoals weergegeven in rov. 2.6.

5.3 Gelet op de summiere informatie waarover verweerster voorafgaande aan het gesprek beschikte, acht het College het stellen van de vraag aan E of klager bekend was met een diagnose om zo snel een voorlopige inschatting van de veiligheid te kunnen maken, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het zou echter beter zijn geweest als verweerster met het aansnijden van dit onderwerp had gewacht totdat klager weer aanwezig was en zij niet buiten aanwezigheid van klager haar eigen indruk over klager had uitgesproken. Dat dit laatste toch is gebeurd, acht het College in de context van het gesprek en de achtergrond van het huisbezoek evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Hierbij weegt mee dat E (overigens ook de kraamverzorgster) erop aandrong dit onderwerp niet meteen met klager ter bespreken, omdat hij anders boos zou worden. Verweerster bevond zich toen in een lastig parket. Het is te billijken dat zij het onderwerp vervolgens niet meer heeft aangesneden in aanwezigheid van de vader, met name omdat verweerster redelijkerwijs niet kon overzien wat de consequenties zouden kunnen zijn. De overige verwijten liggen in het verlengde van het voorgaande en zijn eveneens ongegrond.

5.3 De conclusie is dat verweerster met betrekking tot de klacht(onderdelen) geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. dr. R.P.

Wijne, lid-jurist, I.M. Bonte, K.C. Timm-van Ruitenburg MANP, W.M.E. Bil MANP, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2017.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.