Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZREIN:2017:28

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:28

Datum uitspraak: 13-02-2017

Datum publicatie: 13-02-2017

Zaaknummer(s): 1608b

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, uroloog in opleiding, dat hij te vaak en te langdurig heeft geprobeerd bij klager een katheter in te brengen en dat hij niet adequaat heeft gereageerd in een spoedsituatie waarbij klager een bloeddrukdaling kreeg.Het college is van oordeel dat uit de statusvoering niet blijkt dat verweerder te vaak geprobeerd heeft een katheter te plaatsen en dat hij op juiste gronden vervolgstappen richting functie-afdeling en operatiekamer heeft ingezet om alsnog de katheter geplaatst te krijgen. Ook heeft verweerder adequaat gereageerd op de vagale reactie van klager die hij kreeg.Klachten ongegrond.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak: 13 februari 2017

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 januari 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

uroloog in opleiding

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. V.C.A.A.V. Daniels te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvullingen daarop

- het verweerschrift en de aanvulling daarop

- de brief d.d. 14 juni 2016 met bijlagen, ontvangen van de gemachtigde van verweerder

- de brief d.d. 11 juli 2016 met bijlagen, ontvangen van de gemachtigde van verweerder

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 19 december 2016 behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager werd op 5 mei 2015 voor het eerst gezien op de polikliniek bij een collega van verweerder in verband met een verhoogde PSA-waarde. Op 16 juni 2015 werd de diagnose prostaatkanker gesteld. Er zijn met klager diverse behandelopties besproken door collega's. Uiteindelijk is klager eind september 2015 op de wachtlijst geplaatst voor een TURP.

De TURP is op 14 oktober 2015 uitgevoerd door een collega van verweerder als eerste operateur en verweerder als eerste assistent-operateur. Verweerder zag klager voor de eerste maal op de dag van de ingreep. De operatie is uitgevoerd en zoals gebruikelijk is na de operatie bij klager een katheter geplaatst, door de (eerste) operateur. Klager is vervolgens om 13.58 uur aangekomen op de recovery-afdeling.

In het anesthesieverslag is, voor zover van belang, opgenomen:

"(...)

14.09

- ringer lactaat Blaasspoeling 3000ml

14.11

- ringer lactaat 1000 ml

(...)

15.11

-ringer lactaat Blaasspoeling 3000 ml

15.56

- Casus beeindigen (Einde)

- Anesthesie einde (AE)"

Om 15.56 uur is klager naar de verpleegafdeling gebracht.

In het verpleegkundige verslag is opgenomen:

"Avonddienst [D]. 16 u

retour Recovery

TURP + OTIS

Mictie: UBC + spoel, urine helder

(...) bijzonderheden:

Continu spoel op geleide kleur urine.

Dhr voelt zich nog wat slaperig, wilde geen eigen pyama aan

18.00 Jeanine:

Heeft gegeten, urine rose (...)

20.30 uur dhr heeft pijn, vol blaas gevoel, spoelsysteem gewisseld, vol opengezet maar UBC loopt niet. Urine is rose. Met de hand gespoeld, krijg er makkelijk water in maar komt absoluut niks uit. (verweerder) gebeld, die is gekomen, heeft ook proberen te spoelen en UBC opgeschoven door ballonnetje leeg te laten lopen. Verschillende Tiemann catheters proberen in te brengen maar lukte niet, dhr werd vagaal en hypotensief. Trendelenburg gezet, trok snel bij. Hb en stollingsstatus werd geprikt. Infuus st 84 gegeven.

22.30u (verweerder) en (collega) hebben dhr meegenomen naar de functie afdeling van de urologie om daar mbv een voerdraad een catheter in te brengen,

23.15u spoelsysteem naar functie afdeling gebracht, urologen krijgen er absoluut geen UBC in, wel voerdraad (...)

nachtd [E]

23.45u terug op afd. verschikkende keren gepoogd cath in te brengen op functiekamer en niet gelukt. (...) wordt aangemeld voor ok. (...) met pat naar wc gelopen om te proberen te plassen, niet gelukt. Mocht om 0.30u naar ok. (...)"

Uit het verpleegkundige verslag blijkt dat verweerder naar de afdeling is gekomen om de situatie in te schatten. Klager had last van blaaskrampen en de katheter was niet goed meer te spoelen. Bij het gebruik van de bladderscan werd een lege blaas gezien. Verweerder heeft daarop een echo-apparaat naar de afdeling urologie laten komen, omdat hij de uitslag van de bladderscan niet vertrouwde. Daarmee werd geconstateerd dat de blaas niet leeg was en de katheter niet meer op de goede plek zat. Verweerder besloot om de katheter opnieuw te positioneren door het ballonnetje leeg te laten lopen en de katheter op te duwen. Om 21.48 werd op de afdeling nog een hemoglobine-gehalte bepaald. Het hemoglobine-gehalte was 7.9 mmol/L.

Omdat plaatsing van de katheter ook met een voerdraad niet lukte (op de functieafdeling) is uiteindelijk onder algehele narcose een CAD geplaatst door verweerder en de uroloog-achterwacht. Uit het operatieverslag kan - voor zover van belang - het volgende worden opgemaakt:

"(...) Cad hokt wederom, nu blijkt dat uretercatheter geluxeerd is. (...) besluiten we een eenmalige hernaturie cad ch 20 af te knippen en via de scoop in de blaas te schuiven en deze te fixeren op de glans. Helder/rose urine loopt af. Derhalve werd niet besloten om ook nog een SPC te plaatsen (...)"

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij te vaak en te langdurig gepoogd heeft een katheter in te brengen na het ontstaan van een bloeding. Verweerder heeft een discussie gevoerd over een echo-apparaat en heeft te lang gepoogd een katheter in te brengen zonder technische hulpmiddelen en zonder verdoving. Bovendien is verweerder doorgegaan met het inbrengen van een katheter toen de bloeddruk al was gezakt naar 50/30 en heeft hij het bloedgehalte niet nagemeten voor de 2^e operatie. Volgens klager voelde hij zich helemaal wegzakken en hoorde hij de verpleegkundige roepen dat hij moest blijven praten, terwijl hij hoorde roepen dat ze hem kwijtraakten. Volgens klager was er sprake van grote spoed. Hij heeft veel pijn gehad en er is lang sprake geweest van een ontsteking.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Na de operatie was verweerder 's avonds de dienstdoende arts. Toen hij rond 19.50 uur werd gebeld door de verpleegkundige is hij naar de afdeling gekomen en heeft hij de situatie bekeken. Gelet op de klachten van klager had verweerder het vermoeden dat de katheter niet meer goed zat en dat sprake was van een (gedeeltelijk) volle blaas. De bladderscan gaf echter een ander beeld, die van een lege blaas, reden waarom verweerder een echo-apparaat naar de afdeling heeft laten komen. De blaas bleek niet leeg te zijn en de katheter was niet goed meer gepositioneerd. Verweerder heeft eerst geprobeerd om de katheter opnieuw te positioneren maar dat is niet gelukt. Vervolgens heeft verweerder besloten een nieuwe katheter te plaatsen via de plasbuis. Bij het verwijderen van de eerste katheter was sprake van een kortdurende straal bloed, wat volgens verweerder niet verontrustend was. Verweerder heeft een aantal keren geprobeerd om een nieuwe katheter te plaatsen om te voorkomen dat er bloed in de blaas zou lopen en daar zou stollen. Klager maakte toen een bloeddrukdaling door als gevolg van een vasovagale reactie. Verweerder heeft toen geen pogingen meer op de afdeling ondernomen om de katheter te plaatsen. De bloeddruk herstelde zich spontaan binnen enkele minuten.

Omdat plaatsen van een katheter op de afdeling niet lukte heeft verweerder met zijn achterwacht overleg gevoerd. Er is eerst besloten om de katheter met behulp van een voerdraad te plaatsen, welke behandeling is uitgevoerd op de functiekamer van de urologie omdat de OK bezet was. Ook de pogingen tot plaatsing middels een voerdraad waren niet succesvol zodat uiteindelijk is besloten om alsnog onder narcose een katheter te plaatsen. De laatste beslissing werd mede ingegeven door het feit dat klager aangaf nu wel veel ongemak te ervaren. Voordat klager naar de operatiekamer werd gebracht heeft hij nog gepoogd om te plassen, maar dat is evenmin gelukt.

Nadat uiteindelijk onder narcose een nieuwe katheter is geplaatst bleek er nauwelijks bloed in de blaas te zitten. De urine liep vlot af in een licht-rose kleur, aldus verweerder.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt vast dat klager en verweerder omtrent de gebeurtenissen rond 14 en 15 oktober 2015 een geheel andere visie hebben zodat bij de beoordeling de gegevens uit het patientendossier als leidend moeten worden beschouwd. In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat. Daarbij is in casu van belang dat de lezing van klager niet wordt gestaafd door het medisch dossier. Het college stelt daaromtrent vast dat uit het patientendossier blijkt dat klager tegen 20.00 uur 's avonds is bezocht door verweerder. Verweerder heeft toen eerst een controle uitgevoerd en uiteindelijk geconstateerd dat de katheter niet meer op de juiste plek zat. Dat daarbij een echo-apparaat moest worden gehaald kan, anders dan klager heeft betoogd, geen handelen in strijd met de zorgvuldigheid opleveren, maar duidt naar het oordeel van het college op een zorgvuldige werkwijze.

Vast staat dat verweerder eerst op de afdeling drie pogingen heeft ondernomen om een nieuwe katheter te plaatsen. Bij de laatste poging was sprake van een bloeddrukdaling. Uit de als bijlage 3 overgelegde gegevens omtrent de bloeddrukwaardes kan worden opgemaakt dat inderdaad tegen 20.35 uur sprake was van een daling. Nadien heeft zich geen bloeddrukdaling meer voorgedaan volgens de gegevens. Het college is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden niet kan worden opgemaakt dat verweerder niet lege artis zou hebben gehandeld. Anders dan klager heeft betoogd is ook niet gebleken van onnodig lang lijden of van een levensgevaarlijke situatie. Dat een vasovagale reactie is gevolgd is verklaarbaar gezien het feit dat bij een volle blaas wordt gepoogd om een katheter te plaatsen.

Het college stelt vast dat na de vasovagale reactie geen poging meer is ondernomen om op de afdeling een katheter te plaatsen. Naar het oordeel van het college is deze beslissing juist geweest. Ook de beslissing die is genomen samen met de achterwacht collega, om middels visuele hulpmiddelen op de functieafdeling te pogen een nieuwe katheter te plaatsen acht het college begrijpelijk nu dit in ieder geval minder belastend zou zijn voor klager dan het nogmaals onder narcose brengen in korte tijd. Dat deze begrijpelijke poging op de functieafdeling helaas niet het gewenste resultaat had en uiteindelijk een gang naar de operatiekamer noodzakelijk maakte, is niet verwijtbaar. Blijkens het operatieverslag was na plaatsing van de katheter sprake van helder/rose urine, hetgeen het vermoeden van een ernstige bloeding tegenspreekt. Gelet op al het vorenstaande is het college van oordeel dat verweerder geen verwijt kan worden gemaakt en acht zij de klacht van klager ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. C.D.M. Lamers als voorzitter, mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-

van Meerwijk als lid-jurist, dr. G.J.M. Akkersdijk, C.I.M. Aalders en dr. W.F.R.M. Koch als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2017 in aanwezigheid van de secretaris.