Tuchtrecht | Schending beroepsgeheim | ECLI:NL:TGZRSGR:2017:12
ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2017:12
Datum uitspraak: 17-01-2017
Datum publicatie: 17-01-2017
Zaaknummer(s): 2016-086
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beroepsgroep: Arts
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht tegen huisarts waarmee klager en echtgenote een kennismakingsgesprek hebben gehad en waarmee klager vervolgens een afspraak heeft gemaakt waarbij voorafgaand aan het consult het inschrijfformulier zou worden ingevuld. Niet toelaten klager tot spreekkamer en consult niet door laten gaan omdat klager zich niet had uitgeschreven bij zijn oorspronkelijke huisarts was onzorgvuldig omdat klager hieromtrent bij het maken van de afspraak niet was geinformeerd door de assistente van de huisarts. Schending medisch beroepsgeheim met als gevolg onder druk zetten vertrouwensband tussen klager en oorspronkelijke huisarts door zonder overleg met klager telefonisch contact op te nemen met oorspronkelijke huisarts van klager. Huisarts toont inzicht in zijn verwijtbaar handelen en heeft verbetermaatregelen toegepast binnen praktijk om in de toekomst vergelijkbare situaties te voorkomen. Waarschuwing.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Datum uitspraak:17 januari 2017
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, huisarts,
werkzaam te B,
verweerder,
gemachtigde: mr. L. van Gaalen-van Beuzekom, werkzaam te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 26 april 2016
- het verweerschrift met bijlage.
1.2 Ondanks herhaalde verzoeken van de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag bij brieven van 10 juni 2016 en 4 augustus 2016 om te reageren op het verweer van verweerder, heeft klager niet meer gereageerd.
1.3 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
1.4 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 22 november 2016. Klager is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder is wel verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Van Gaalen-van Beuzekom, en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht. Mr. Van Gaalen-van Beuzekom heeft pleitaantekeningen overgelegd.
2. De feiten
2.1 Op 13 april 2016 heeft klager, samen met zijn echtgenote op zoek naar een nieuwe huisarts binnen B, ter kennismaking de praktijk van verweerder bezocht. Na afloop van dit kennismakingsgesprek heeft klager aan verweerder te kennen gegeven nog niet zeker te weten of hij patient wilde worden in de praktijk van verweerder. Klager is naar huis gegaan om zich daarover te beraden.
2.2 Op 18 april 2016 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de praktijk van verweerder, in verband met het maken van een afspraak voor een consult vanwege een klacht aan de arm. Klager werd door de assistente gevraagd 15 minuten voor aanvang van het consult te komen, voor het invullen van een inschrijfformulier. De afspraak werd ingepland voor 20 april 2016. De assistente heeft daarbij niet aan klager vermeld dat hij zich eerst moest laten uitschrijven bij zijn oorspronkelijke huisarts in B.
2.3 Op 20 april 2016 is klager, zoals was afgesproken, 15 minuten eerder dan het geplande consult verschenen in de praktijk van verweerder en heeft hij het inschrijfformulier ingevuld.
Vervolgens heeft verweerder klager in de wachtkamer meegedeeld dat hij had gezien dat klager zich nog niet had laten uitschrijven bij zijn oorspronkelijke huisarts. Hij heeft klager verzocht dit alsnog te doen en uitgelegd dat klager, zolang hij nog bij de oorspronkelijke huisarts stond ingeschreven, zich met klachten tot die huisarts diende te wenden. Klager heeft hierop de praktijk verlaten. Het geplande consult bij verweerder heeft niet plaatsgevonden.
2.4 Nadat verweerder op 20 april 2016 meermalen tevergeefs had getracht klager telefonisch te bereiken, heeft verweerder - zonder medeweten van klager - telefonisch contact opgenomen met de oorspronkelijke huisarts van klager om aan te geven dat hij klager niet als nieuwe patient had ingeschreven en de oorspronkelijke huisarts op het hart te drukken om klager in haar praktijk te houden.
2.5 Klager heeft op 25 april 2016 in verband met zijn medische klachten alsnog een afspraak gemaakt bij zijn oorspronkelijke huisarts. Klager kreeg tijdens deze afspraak van zijn huisarts te horen dat hij op zoek was naar een nieuwe huisarts. Klager had deze informatie zelf niet aan haar gegeven.
3. De klacht
Klager verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat hij
- het medisch beroepsgeheim heeft geschonden;
- de medische belangen van klager heeft geschaad.
Klager kan door de handelwijze van verweerder niet meer met goed fatsoen terug naar zijn oorspronkelijke huisarts.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder ziet in dat zijn handelen beter had gekund. Ook ziet hij inmiddels in dat het opnemen van contact met de oorspronkelijke huisarts van klager onder het medisch beroepsgeheim valt. Verweerder meent wel dat het te ver voert om te spreken van een daadwerkelijk tuchtrechtelijk verwijt.
Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Verweerder heeft, zowel in zijn verweerschrift als ter zitting, erkend dat hij - zoals hem door klager wordt verweten - door zijn handelwijze de belangen van klager heeft geschaad en zijn beroepsgeheim heeft geschonden.
5.2 Verweerder heeft naar eigen zeggen meermalen gepoogd om klager (telefonisch) te bereiken om hem te melden dat hij zich eerst moest laten uitschrijven bij zijn (oorspronkelijke) huisarts. Het College is van oordeel dat verweerder het daarbij had moeten laten en geen contact op had moeten nemen met die huisarts. Zoals door verweerder zelf reeds is toegegeven, had hij nimmer zonder voorafgaand overleg met klager hierover (telefonisch) contact mogen opnemen met diens (oorspronkelijke) huisarts. Door dit te doen heeft verweerder het medisch beroepsgeheim geschonden en heeft hij de vertrouwensband tussen klager en zijn huisarts onder druk heeft gezet. De klachtonderdelen zijn in zoverre gegrond.
Daar komt bij dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld door klager niet binnen te laten in de spreekkamer en het consult niet door te laten gaan. Verweerder had in dit geval niet mogen vasthouden aan de kennelijk binnen de B huisartsenpraktijken gangbare procedure, dat klager zich eerst had moeten uitschrijven bij zijn (oorspronkelijke) huisarts. Klager had immers niet via de assistente het gebruikelijke advies gekregen om zich eerst bij de praktijk van zijn huisarts uit te schrijven en had al via de assistente te horen gekregen dat hij bij verweerder op consult kon komen. Verweerder heeft ter zitting erkend dat er procedureel binnen de praktijk waarschijnlijk iets mis is gegaan, daar klager inderdaad niet goed was ingelicht door zijn assistente.
5.3 De conclusie is dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van klager behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
5.4 Ter zitting is gebleken dat verweerder lering heeft getrokken uit de onderhavige zaak. Verweerder heeft inzicht getoond in zijn verwijtbaar handelen en heeft zich open en toetsbaar opgesteld. Hij heeft verklaard geen contact meer te leggen met een andere zorgverlener zonder dit eerst te bespreken met de betreffende patient, ook als het niet gaat om een medisch gerelateerd handelen. Het College heeft van verweerder ook begrepen dat er thans verbetermaatregelen zijn toegepast binnen zijn praktijk, om te voorkomen dat een eventuele nieuwe patient niet goed wordt ingelicht door zijn assistente.
5.5 Gelet op al hetgeen hierboven is overwogen acht het College de hierna te noemen maatregel passend.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
verklaart de klacht gegrond;
legt op de maatregel van waarschuwing.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E. Honee, voorzitter, mr. dr. R.P. Wijne, lid-jurist, dr. G.J. Dogterom, dr. mr. P.H.M.T. Olde Kalter en M. Keus, leden-artsen, bijgestaan door mr. S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2017.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij niet-ontvankelijk is
verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de
volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde
belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.